parketnummer: 03/850092-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 mei 2011
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 april 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun respectieve standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte na het gebruik van alcohol met een bromfiets een ongeluk heeft veroorzaakt, door een voor hem naar links voerende bocht zo krap te nemen, dat hij op de weghelft bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, tengevolge waarvan de bestuurster van een snorfiets, [naam slachtoffer], werd gedood dan wel dat verdachte een bromfiets heeft bestuurd terwijl het alcoholgehalte in zijn bloed groter bleek te zijn dan de toegestane hoeveelheid en hij met een bromfiets door op voormelde wijze door de bocht te rijden gevaar op de weg heeft veroorzaakt en/of het verkeer op die weg heeft gehinderd.
De rechtbank leest in de oorspronkelijke tenlastelegging dat verdachte een aanrijding heeft veroorzaakt met een bromfietsster. Dit betreft een kennelijke verschrijving, nu vast staat dat [naam slachtoffer] op een snorfiets reed. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het primaire feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, in dier voege dat verdachte zich roekeloos heeft gedragen in het verkeer. Verdachte heeft immers, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, de bocht in het fietspad afgesneden, waardoor hij op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde kant van het fietspad is terechtgekomen. Hierdoor heeft er een aanrijding plaatsgevonden, tengevolge waarvan [naam slachtoffer] twee dagen later is komen te overlijden. De officier van justitie wijst op de verkeersongevallenanalyse, waarin wordt geconcludeerd dat [naam slachtoffer] de aanrijding op geen enkele wijze had kunnen voorkomen. De officier wijst er verder op dat er geen getuigen waren van het ongeval. De getuigenverklaringen, inhoudende dat verdachte vlak voor het ongeval geen opvallend verkeersgedrag vertoonde, hebben immers geen betrekking op het tenlastegelegde en zijn daarom van weinig betekenis.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, in dier voege dat verdachte zich niet roekeloos maar wel aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen in het verkeer. De raadsman wijst erop dat getuigen, onder wie getuige Van Boxmeer, hebben gezien dat verdachte zich vlak voor het ongeval niet opvallend in het verkeer heeft gedragen. Om deze reden kan niet worden gesproken van roekeloos gedrag van verdachte.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 7 mei 2010 kreeg de politie omstreeks 05:18 uur een melding over een ongeval op de Cabergerweg te Maastricht. Ter plaatse trof de politie twee slachtoffers aan, die werden verzorgd door ambulancepersoneel. Ter hoogte van lichtmast 6 lag op het tweerichtingsfiets-/bromfietspad een hevig bloedende persoon, naar later bleek het slachtoffer [naam slachtoffer]. Aan de zuidoostelijke zijde van het slachtoffer [naam slachtoffer] lag een snorfiets van het merk TGB met kenteken 14-DNB-5. Ongeveer 15 meter van het slachtoffer [naam slachtoffer] lag nog een persoon, naar later bleek verdachte, met een bebloed aangezicht op een aan de oostzijde van het fiets-/bromfietspad gesitueerd grasveld. Op ongeveer 10 meter van verdachte lag een bromfiets van het merk Yamaha op het fiets-/bromfietspad met het kenteken DS-142-G. Beide slachtoffers werden overgebracht naar het ziekenhuis.
Het slachtoffer [naam slachtoffer] is op 9 mei 2010 aan haar verwondingen overleden. Uit het verslag van de schouwarts volgt dat het slachtoffer [naam slachtoffer] tengevolge van een hoogenergetisch ongeval een neurotrauma had opgelopen. Hierbij waren de hersenen verplaatst binnen de schedel en was de hersenstam ingeklemd. Als gevolg hiervan is het slachtoffer [naam slachtoffer] overleden. Verdachte heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen ten gevolge van het ongeval, namelijk verschillende breuken in jukbeenderen en oogkassen, enkele afgebroken tanden en afgescheurde pezen van linkerpink en -wijsvinger.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of dit verkeersongeval te wijten is aan de gedragingen van verdachte en zo ja, hoe deze gedragingen dan gekwalificeerd moeten worden.
Het ongeval tussen het slachtoffer [naam slachtoffer] en verdachte heeft plaatsgevonden in de bocht van de voor het openbaar rij- en ander verkeer openstaande weg, het fiets-/bromfietspad oostelijk van de Cabergerweg. De Cabergerweg ligt binnen de bebouwde kom van Maastricht. Genoemd fiets-/bromfietspad loopt vanaf de Statensingel tot aan het Kastanjeplein. Komende vanaf de richting van het centrum verloopt het fiets-/bromfietspad nabij de plaats van de aanrijding in een bocht naar rechts en vervolgens een bocht naar links. Het uitzicht ter plaatse was deels belemmerd door het verloop van het fiets-/bromfietspad en de in de berm geplante bomen en struiken.
Uit de verkeersongevalsanalyse volgt dat het slachtoffer [naam slachtoffer] rechts op de voor haar bestemde rijstrook reed en kwam uit de richting van het Kastanjeplein. Verdachte kwam uit de richting van de Statensingel en heeft niet zoveel mogelijk rechtsgehouden op het moment dat hij de bocht naar links maakte. Verdachte heeft hierdoor in deze bocht op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde gedeelte van het fiets/bromfietspad gereden en is frontaal in botsing gekomen met het hem tegemoetkomende slachtoffer [naam slachtoffer]. Beide voertuigen zijn met de voorzijde links en de sturen tegen elkaar gebotst. Het slachtoffer [naam slachtoffer] en de door haar bestuurde snorfiets zijn door het ongeval naar rechts gekanteld, en vervolgens in aanraking gekomen met de op het trottoir staande lichtmast. Het slachtoffer [naam slachtoffer] is met haar hoofd op de lichtmast geslagen en naast de lichtmast op het trottoir terecht gekomen. Uit de analyse volgt dat verdachte een aanrijding met het slachtoffer [naam slachtoffer] had kunnen voorkomen, door zoveel mogelijk rechts te rijden en niet de bocht af te snijden, dan wel niet op het voor het tegemoetkomende gedeelte van het fiets/bromfietspad te rijden.
Op 7 mei 2010 om 08.15 uur is er bloed van verdachte afgenomen ten behoeve van een bloedonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut. Uit dit bloedonderzoek blijkt dat het bloedmonster 1,17 milligram ethanol per milliliter bloed bevatte. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat verdachte heeft gereden, terwijl het alcoholgehalte van zijn bloed hoger was dan 0,2 milligram per milliliter bloed.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij voor het ongeval twee flesjes pilsbier en 3 of 4 glazen pilsbier heeft gedronken. Vanaf Hotel de la Bourse aan de Markt te Maastricht is verdachte richting zijn woning gereden. Verdachte heeft verklaard dat hij zich het hele ongeval niet kan herinneren en derhalve ook niet kan herinneren of hij zoveel mogelijk rechts heeft gereden. Verdachte heeft er spijt van dat mevrouw [naam slachtoffer] bij het ongeval om het leven is gekomen en beseft dat dit een ernstige zaak is. Hij heeft voor zichzelf besloten nooit meer te zullen rijden na het drinken van alcohol.
Voornoemde feiten en omstandigheden leiden tot navolgend oordeel van de rechtbank.
Op grond van de verkeersongevalanalyse en de verklaring van verdachte beschouwt de rechtbank als vaststaand dat verdachte een bocht heeft afgesneden op het fiets-/bromfietspad waarop hij zich bevond, waardoor hij op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen, terwijl zijn uitzicht op de verkeerssituatie na de bocht belemmerd werd. Bovendien bestuurde verdachte zijn bromfiets na het nuttigen van meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol.
De rechtbank acht een en ander zodanig verwijtbaar, dat aan de vereiste mate van schuld voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is voldaan. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich roekeloos heeft gedragen. Met roekeloosheid wordt gedoeld op de zwaarste vorm van culpa, grenzend aan voorwaardelijk opzet. Het gaat om gevallen waarin sprake is van zeer onvoorzichtig gedrag, waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen.
In het onderhavige geval kan verdachte worden verweten dat hij als bestuurder van een bromfiets, na het gebruik van alcohol, met zijn bromfiets op de voor tegemoetkomende verkeer bestemde strook van het fietspad tegen een snorfiets is gebotst. De omstandigheid dat verdachte de bocht heeft afgesneden, lijkt van doorslaggevender betekenis te zijn geweest voor het ontstaan van het ongeval dan andere omstandigheden, waaronder het alcoholgebruik. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat er onvoldoende omstandigheden zijn die de conclusie rechtvaardigen dat er sprake is geweest van roekeloos rijgedrag. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat verdachte harder reed dan ter plaatse was toegestaan. Integendeel, uit de verklaring van getuige Van Boxmeer blijkt juist dat verdachte zich vlak voor het ongeval niet opvallend gedroeg in het verkeer. De rechtbank zal verdachte dan ook (partieel) vrijspreken van roekeloos gedrag in het verkeer.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 07 mei 2010 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmede rijdende over de weg, de Cabergerweg en rijdende op het bij die Cabergerweg behorende en naast die weg gelegen verplichte bromfietspad, komende uit de richting van de Statensingel en gaande in de richting van de
Kastanjelaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- na gebruik van alcoholhoudende drank - een in die weg gelegen en voor hem, verdachte, naar links voerende bocht op zodanige wijze in te rijden, en ter hoogte van voornoemde bocht op zodanige wijze te rijden en te sturen dat hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig op de weghelft voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende snorfietsster reeds zo dicht genaderd was dat een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die snorfietsster, waardoor een ander, [naam slachtoffer], zijnde die snorfietsster, werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van verdachtes bloed 1,17 milligram alcohol per milliliter bloed te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de strafeis rekening gehouden met de ernst van het feit en het feit dat verdachte alcohol had gebruikt. De officier van justitie is van mening, anders dan het advies uit het reclasseringsrapport, dat er te weinig aanleiding bestaat om in afwijking van de richtlijnen van het LOVS geen gevangenisstraf op te leggen. Ten slotte houdt de officier van justitie in het voordeel van verdachte rekening met diens blanco strafblad en jeugdige leeftijd.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, onder verwijzing naar het advies van de reclassering. Voorts wijst de raadsman op het blanco strafblad van verdachte, diens jonge leeftijd en de ernstige gevolgen die het ongeval voor verdachte heeft gehad. Niet alleen is verdachte nu onder psychologische behandeling, maar hij is tevens zelf zwaar gewond geraakt door het ongeval en heeft ten gevolge van dit psychische en lichamelijke letsel een schoolachterstand opgelopen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij het slachtoffer [naam slachtoffer] is overleden. Daarbij verkeerde verdachte onder invloed van alcohol. [naam slachtoffer] is van haar hoogste rechtsgoed – het leven – beroofd en haar nabestaanden is onmetelijk en onherstelbaar leed toegedaan. Ter terechtzitting is met het voorlezen van de schriftelijke slachtofferverklaring van [naam slachtoffer], de zus van het slachtoffer, verwoord wat het verlies van haar zus voor haar en haar naasten betekent.
Bij het bepalen van de strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS, die voor zaken als deze - een aanmerkelijke verkeersfout met een dodelijk slachtoffer en een alcoholgehalte van minder dan 570 microgram,- uitgaan van een gevangenisstraf van zes maanden en een rijontzegging van twee jaren.
Echter, gelet op het feit dat verdachte een jonge man is met een blanco strafblad, die blijkens de reclasseringsrapportage en de brief van de behandelend psycholoog inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen en gebukt gaat onder de gevolgen van het door hem veroorzaakte ongeval, waarbij hijzelf ook letsel heeft opgelopen, acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet passend. De rechtbank zal dan ook volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de maximale werkstraf van 240 uren opleggen en tevens een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren, met aftrek van de duur van de tijd dat het rijbewijs van verdachte reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 8.200,00 ter zake van het ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering van [naam slachtoffer] volledig kan worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente over het schadebedrag en de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van [naam slachtoffer] toewijsbaar is.
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] door het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij volledig toewijzen. De rechtbank zal ter zake van deze vordering ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7 Het beslag
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbenden gelasten van:
- een bromfiets, merk/type Yamaha met kenteken DS142G;
- een snorfiets, merk/type TGB Br 1 2005 met kenteken 14DNB5.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, en 36f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs ingevolge artikel 179 lid 6 van de Wegenverkeerswet voor het tenuitvoerlegging vatbaar worden van deze uitspraak ingevorderd en ingehouden is geweest, geheel in mindering zal worden gebracht op de duur van voormelde ontzegging van de rijbevoegdheid;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
20300244938/001 1 1.00 STK Bromfiets Kl:Zwart
YAMAHA Sa 14 2005 DS142G
NIET VERNIETIGEN/VERVREEMDEN
20300244938/002 2 1.00 STK Snorfiets Kl:blauw
TGB BR 1 2005 14DNB5
NIET VERNIETIGEN/VERVREEMDEN
aan de rechthebbenden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer], [adres slachtoffer], van een bedrag van € 8.200,00 (tweeëntachtighonderd euro);
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [naam slachtoffer] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 76 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. M.E. Kramer en
mr. C.W.M. Nobis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 mei 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 07 mei 2010 in de gemeente Maastricht
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bromfiets),
daarmede rijdende over de weg, de Cabergerweg en rijdende op het bij die
Cabergerweg behorende en naast die weg gelegen verplichte bromfietspad,
komende uit de richting van de Statensingel en gaande in de richting van de
Kastanjelaan,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na gebruik van alcoholhoudende drank -
een in die weg gelegen en voor hem, verdachte, naar links voerende bocht op
zodanige wijze te naderen dan in-, door- en/of uit te rijden, en/althans ter
hoogte van voornoemde bocht op zodanige wijze te rijden en/althans te sturen
en/althans te remmen dat hij, verdachte, met het door hem bestuurde
motorrijtuig op de weghelft voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer
terecht is gekomen op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende
bromfietsster reeds zo dicht genaderd was dat een aanrijding of botsing is
ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die
bromfietsster,
waardoor een ander [naam slachtoffer], zijnde die bromfietsster, werd gedood,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het
alcoholgehalte van verdachtes bloed 1,17 milligram, in ieder geval hoger dan
0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed te zijn;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
a.
hij op of omstreeks 07 mei 2010,
in de gemeente Maastricht,
als bestuurder van een voertuig (bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van
verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1.17 milligram, in elk geval
hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
b.
hij op of omstreeks 07 mei 2010,
in de gemeente Maastricht,
als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets),
daarmee rijdende op de weg, de Cabergerweg en rijdende op het bij die
Cabergerweg behorende en naast die weg gelegen verplichte bromfietspad,
komende uit de richting van de Statensingel en gaande in de richting van de
Kastanjelaan,
- na gebruik van alcoholhoudende drank -
een in die weg gelegen en voor hem, verdachte, naar links voerende bocht op
zodanige wijze te naderen dan in-, door- en/of uit te rijden, en/althans ter
hoogte van voornoemde bocht op zodanige wijze te rijden en/althans te sturen
en/althans te remmen dat hij, verdachte, met het door hem bestuurde
motorrijtuig op de weghelft voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer
terecht is gekomen op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende
bromfietsster reeds zo dicht genaderd was dat een aanrijding of botsing is
ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die
bromfietsster,
door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/850092-10
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 4 mei 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adres verdachte].
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.