parketnummer: 03/700507-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 juli 2011
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. W.R. Smeets, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 2 maart 2011 en 24 juni 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
primair: samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden om zodoende die [slachtoffer 1] te kunnen beroven;
subsidiair:
A: samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden, dan wel samen met anderen [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld en/of
B: die [slachtoffer 1] heeft beroofd.
Feit 2
primair: samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] te doden om zodoende die [slachtoffer 2] te kunnen beroven;
subsidiair:
A: samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] te doden, dan wel samen met anderen [slachtoffer 2] zwaar heeft mishandeld en/of
B: die [slachtoffer 2] heeft beroofd.
Feit 3
Samen met anderen [slachtoffer 2] van zijn vrijheid heeft beroofd door die [slachtoffer 2] te dwingen om in de kofferruimte van zijn eigen personenauto plaats te nemen, vervolgens die kofferruimte dicht te maken en daarna met die personenauto te gaan rijden.
Feit 4
primair: samen met anderen een personenauto in brand heeft gestoken waardoor de zich daarin bevindende goederen in gevaar werden gebracht;
subsidiair: samen met anderen een personenauto en een laptop van [slachtoffer 2] heeft vernield.
Feit 5
primair: samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 3] zwaar te mishandelen;
subsidiair: samen met anderen [slachtoffer 3] heeft mishandeld.
Feit 6
primair: samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden om zodoende die [slachtoffer 1] te kunnen beroven;
subsidiair:
A: samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden, dan wel samen met anderen [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld en/of
B: die [slachtoffer 1] heeft beroofd.
3 De voorvragen
De raadsman is van mening dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard voor zover deze ziet op de feiten 1 primair, 2 primair en 6 primair.
Deze feiten betreffen telkens een poging tot een gekwalificeerde doodslag als bedoeld in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht. Uit dit artikel volgt dat in de tenlastelegging tot uitdrukking dient te worden gebracht dat de (poging tot) doodslag wordt gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van een ander strafbaar feit en bovendien dat de (poging tot) doodslag wordt gepleegd met het oogmerk op (een vorm van) begunstiging c.q. facilitering van het oorsprongsfeit. In de onderhavige tenlastelegging is dit telkens als volgt uitgedrukt:
“Welk medeplegen van poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken (…)”.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat aldus tenlastegelegd de delictsomschrijving een cirkelredenering bevat; het als tweede vermelde “dat feit” verwijst namelijk naar het eerder vermelde “enig strafbaar feit” en dus niet naar de poging tot doodslag. Als gevolg hiervan brengt de tenlastelegging niet tot uitdrukking dat de poging tot doodslag ten dienste stond aan de diefstal met geweld en/of de afpersing. De tenlastelegging is dan ook volgens de raadsman onleesbaar, onbegrijpelijk dan wel innerlijk tegenstrijdig.
Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat in de delictsomschrijving betreffende de genoemde feiten 1 primair, 2 primair en 6 primair onvoldoende tot uitdrukking is gebracht welke afzonderlijke gedragingen de (poging tot) doodslag zouden opleveren en welke afzonderlijke gedragingen de diefstal met geweld c.q. afpersing. Nu er geen duidelijk onderscheid wordt gemaakt welke feiten hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de afzonderlijke feiten, is de dagvaarding onbegrijpelijk dan wel onleesbaar of innerlijk tegenstrijdig en dient deze ten aanzien van de bovenvermelde feiten nietig te worden verklaard.
Daarnaast zijn in de delictsomschrijving van de feiten 1 primair en 2 primair ten aanzien van de diefstal met geweld en/of afpersing, naast de feitelijke gedragingen die de poging tot doodslag opleveren, feitelijke gedragingen tenlastegelegd die niet als (bedreiging met) geweld kunnen worden beschouwd. Het betreft met betrekking tot feit 1 primair:
“en/of (daarbij) (dwingend en boos) heeft/hebben geroepen dat hij zijn jas en kleren uit moest trekken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking”.
Met betrekking tot feit 2 primair betreft het:
“die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen in de kofferruimte van een personenauto plaats te nemen en/of vervolgens de kofferruimte van die personenauto dicht te maken;
(vervolgens) met de personenauto waarbij die [slachtoffer 2] zich in de kofferruimte bevond is/zijn gaan rijden;
(vervolgens) die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen uit de kofferruimte te komen/stappen;
(vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: “Ga maar helemaal het pad af, niet omkijken anders schieten we je neer”.”
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door de raadsman gestelde onleesbaarheid, onbegrijpelijkheid dan wel innerlijke tegenstrijdigheid van de dagvaarding het volgende.
Daar waar het de feiten 1 primair, 2 primair en 6 primair betreft is de tekst van de tenlastelegging nagenoeg woordelijk in overeenstemming met de tekst van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht. Het ware wellicht voor de leesbaarheid van de tenlastelegging beter geweest wanneer nog tussen “ van enig strafbaar feit” en “gepleegd” de woorden “en werd” zouden zijn geplaatst, maar die kleine syntactische kanttekening kan niet afdoen aan het oordeel dat, in het licht van het dossier, voldoende duidelijk is wat de aard en strekking van het verwijt is. De rechtbank heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat ter terechtzitting de verdachte er nimmer blijk van heeft gegeven niet te begrijpen wat hem werd tenlastegelegd.
Ten aanzien van de verfeitelijking van de poging tot doodslag en de diefstal met geweld en/of afpersing zoals onder de feiten 1 primair, 2 primair en 6 primair tenlastegelegd overweegt de rechtbank dat niets eraan in de weg staat om beide bestanddelen door middel van dezelfde gedragingen te verfeitelijken. Ook hierbij geldt dat de tenlastelegging bezien moet worden in samenhang met het dossier, hetgeen de tekst van de tenlastelegging voldoende duidelijk en begrijpelijk maakt, en dat verdachte ter terechtzitting er nimmer blijk van heeft gegeven niet te begrijpen wat hem werd tenlastegelegd.
Ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde dwingend en boos roepen dat het slachtoffer zijn kleren uit moest trekken, is de rechtbank van oordeel dat dit, bezien in het licht van alle omstandigheden - met name het geweld dat hieraan reeds vooraf was gegaan - , kan worden beschouwd als een bedreiging met geweld. Ditzelfde geldt ten aanzien van het onder feit 2 primair tenlastegelegde dwingen van het slachtoffer om in de kofferruimte van de personenauto plaats te nemen.
Op grond van het bovenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman. Zij is derhalve van oordeel dat de dagvaarding geldig is.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In een periode van ongeveer een maand, van de nacht van 19 op 20 juli 2010 tot en met 18 augustus 2010, zijn in Sittard drie homoseksuele mannen het slachtoffer geworden van bruut geweld. Een van de mannen, [slachtoffer 1], zelfs twee keer. In elk van de vier gevallen werd het slachtoffer door de daders naar een afgelegen plek in Sittard-Geleen gelokt door met het slachtoffer via de internetsite bullchat.nl, een chatsite gericht op homo- en biseksuele personen, een afspraak te maken.
Eenmaal aangekomen op de afgesproken plek, werd het slachtoffer vervolgens zonder pardon door de daders in elkaar geslagen. Het gebruik van buitensporig geweld werd daarbij niet geschuwd.
In drie van de vier gevallen werden spullen van de slachtoffers gestolen. In een van die drie gevallen werd het slachtoffer zelfs, nadat deze door de daders in elkaar geslagen was, gedwongen om zwaargewond in de kofferbak van zijn eigen auto plaats te nemen waarna de kofferbak werd dichtgemaakt en de daders met het slachtoffer naar Duitsland reden. Aangekomen in Duitsland, ongeveer een kwartier later, moest het slachtoffer uit de kofferbak van zijn auto kruipen en werd hij gedwongen om een veldweg af te lopen waarbij tegen het slachtoffer werd gezegd dat hij niet mocht omkijken, want dan zou hij worden neergeschoten. De auto is twee dagen later in Duitsland in brand gestoken omdat de daders mogelijke sporen van hun daden wilden vernietigen.
Bij de beoordeling van het bewijs dat voor deze zeer ernstige feiten in het dossier voorhanden is, houdt de rechtbank een chronologische volgorde aan.
Feit 6 (de nacht van 19 op 20 juli 2010)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde, de poging tot doodslag met het oogmerk om [slachtoffer 1] te beroven dan wel af te persen, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de raadsman
Naar de mening van de raadsman is enkel ingeval de rechtbank het schoppen of trappen tegen het hoofd van [slachtoffer 1] door verdachte bewezen acht, sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1]. Er is echter volgens de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat [slachtoffer 1] is geschopt. Indien wel het slaan of stompen bewezen kan worden verklaard, dient ermee rekening te worden gehouden dat niet ten laste is gelegd dat tegen het hoofd is geslagen. Er is derhalve onvoldoende bewijs dat verdachte het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank
In de nacht van 12 op 13 augustus 2010 is in het Stadspark te Sittard [slachtoffer 1] het slachtoffer geworden van ernstig geweld. Naar aanleiding hiervan heeft de moeder van het slachtoffer, [ moeder slachtoffer 1], bij de politie verklaard dat haar zoon reeds eerder werd mishandeld.
Op 11 oktober 2010 heeft [slachtoffer 1] alsnog aangifte gedaan van de eerdere mishandeling waarvan hij slachtoffer is geworden. In zijn aangifte verklaart hij niet meer te weten wanneer, waar en wat er is gebeurd, hij is een heel stuk van zijn geheugen kwijt. Volgens hem, bevestigd door zijn moeder [ moeder slachtoffer 1], heeft hij bij die mishandeling een dik rechteroog en een flinke buil op het achterhoofd opgelopen. Zijn moeder heeft in haar verklaring aangegeven dat deze mishandeling heeft plaatsgevonden in de nacht van 19 op 20 juli 2010 in de buurt van het zwembad te Sittard.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de avond van 19 juli 2010 met een groep jongens bij [medeverdachte 2] thuis was en toen met [slachtoffer 1] een seksafspraak heeft gemaakt. Hij had met [slachtoffer 1] afgesproken dat ze elkaar zouden ontmoeten in de [S.] in Sittard. Samen met medeverdachte [medeverdachte 1] is hij op de scooter daar naartoe gereden. De andere jongens waren op de fiets. De afspraak was dat verdachte de eerste klap zou uitdelen. De rest zou zich verbergen en dan opeens tevoorschijn komen. Nadat hij de eerste klap had uitgedeeld renden de anderen gewoon langs, behalve [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij het slachtoffer twee of drie keer heeft geslagen in zijn gezicht. Volgens hem heeft ook [medeverdachte 1] het slachtoffer twee of drie keer geslagen en heeft [medeverdachte 1] tegen zijn hoofd getrapt. Later heeft verdachte die man nog met de platte hand in de zij of rug geslagen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] het horloge van [slachtoffer 1] heeft afgepakt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte op het idee kwam om homo’s te mishandelen en dat verdachte in deze zaak het slachtoffer heeft opgewacht. De man kwam uit de richting van het zwembad te Sittard en verdachte en de man zijn een plaats gaan uitzoeken. Nadat verdachte en de man het donker ingelopen waren, zag hij dat verdachte zich omdraaide en de man direct een klap gaf. Door de klap lag het slachtoffer op de grond. Hij is er naar toe gerend, heeft het slachtoffer tegen de rug geschopt en is weggerend. Het horloge van de man is meegenomen.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij met verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 4]en [medeverdachte 5] bij [medeverdachte 2] thuis was. Verdachte zat op zijn laptop en kwam op het idee om een homo in elkaar te slaan. Op de fiets zijn ze allemaal naar de afgesproken plek gegaan en aldaar hebben zij zich verstopt. Afgesproken was dat verdachte de eerste klap zou uitdelen. Dan zou iedereen naar voren rennen en was aan jezelf de keuze of je nog iets zou doen. Verdachte heeft de jongen een klap gegeven en de jongen ging naar de grond. [medeverdachte 1] heeft de jongen in zijn gezicht en maag gestampt. Zelf heeft hij de jongen, die nog steeds op de grond lag, in zijn buik geschopt.
Het tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweld
Op basis van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte deze avond het plan heeft geopperd om een homo in elkaar te gaan slaan. Verdachte heeft [slachtoffer 1] neergeslagen en toen [slachtoffer 1] op de grond lag, zijn de anderen in de richting van verdachte en het slachtoffer gerend. Daarbij hebben verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] geweldshandelingen gepleegd tegen het slachtoffer.
Op grond van de aangifte, de verklaring van de getuige [ moeder slachtoffer 1], de verklaring van verdachte en de verklaring van [medeverdachte 3] stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] tegen het gezicht heeft geslagen. Eveneens stelt de rechtbank op grond van deze bewijsmiddelen vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft geschopt.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1], hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat er afspraken zijn gemaakt over hoe het geweld gepleegd zou gaan worden en het door beiden uitvoeren van geweldshandelingen, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] als medeplegers dienen te worden aangemerkt.
Voorts overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] het bloot opzet hebben gehad op de dood van [slachtoffer 1]. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft echter, door [slachtoffer 1] te schoppen tegen het hoofd, een zeer kwetsbaar deel van het lichaam, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. In die zin heeft hij wel het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] gehad. Dat verdachte een beperkter opzet heeft gehad is niet gebleken. Het is weliswaar niet verdachte geweest die tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geschopt, maar hij heeft zich ook niet van dat schoppen gedistantieerd. Integendeel, nadat medeverdachte [medeverdachte 1] tegen het hoofd van [slachtoffer 1] had getrapt, is verdachte doorgegaan met plegen van geweld jegens [slachtoffer 1] door [slachtoffer 1] nog in de zij of rug te slaan.
Aldus moet het ervoor worden gehouden dat verdachte eenzelfde voorwaardelijk opzet had als zijn medeverdachte en kan hij, gegeven de bewuste en nauwe samenwerking, aangemerkt worden als medepleger van een poging tot doodslag. De rechtbank acht deze poging, tenlastegelegd onder feit 6 subsidiair onder A primair, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De diefstal (feit 6 subsidiair onder B)
Op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de rechtbank vastgesteld dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van het horloge van [slachtoffer 1] (feit 6 subsidiair onder B primair). Gelet op de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] dient verdachte ook ten aanzien van dit feit als medepleger te worden aangemerkt. De rechtbank acht feit 6 subsidiair onder B primair, het medeplegen van de diefstal van het horloge, derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak van het onder 6 primair tenlastegelegde
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de poging tot doodslag is gepleegd met het oog op de diefstal dan wel de afpersing van de goederen van [slachtoffer 1]. Naar het oordeel van de rechtbank was het primaire oogmerk van verdachte en zijn mededader het plegen van geweld tegen [slachtoffer 1] en hebben verdachte en zijn mededader gaandeweg besloten om ook goederen van het slachtoffer weg te nemen. Derhalve acht zij het onder 6 primair tenlastegelegde, de poging tot doodslag gepleegd met oogmerk om [slachtoffer 1] te beroven dan wel af te persen, niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 1 (Eerste incident op 13 augustus 2010)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde, de poging tot doodslag met het oogmerk om [slachtoffer 1] te beroven dan wel af te persen, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde, de poging tot doodslag met het oogmerk om goederen te stelen dan wel af te persen, niet bewezen kan worden verklaard. Het plan van verdachte en de medeverdachte was namelijk gericht op het mishandelen van [slachtoffer 1] en het stelen van de goederen was slechts een bijkomstigheid.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag, feit 1 subsidiair onder A, en de diefstal met geweld, feit 1 subsidiair onder B, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
Het oordeel van de rechtbank
Op 13 augustus 2010 heeft aangever [slachtoffer 1] via de chatsite bullchat.nl met een man een afspraak gemaakt om elkaar die nacht te ontmoeten bij het speeltuintje in het stadspark in Sittard. Omstreeks 02.00 uur is [slachtoffer 1] naar het stadspark vertrokken en toen hij bij de afgesproken plek aankwam, zag hij dat daar een man stond te wachten. De man was zeer grof gebekt en schold hem onder meer uit voor pisnicht. Meteen sloeg de man [slachtoffer 1]. De man riep vervolgens een tweede man erbij. Die tweede man was er heel vlug bij en begon ook meteen te slaan en te schoppen. [slachtoffer 1] smeekte hen om te stoppen met slaan en schoppen, maar zij gingen gewoon door. Ook hebben de mannen [slachtoffer 1] tegen de grond gegooid. Ook toen hij op de grond lag bleven zij doorgaan met slaan en schoppen. Zij schopten en sloegen tegen zijn hoofd en bovenlichaam. Zij sloegen met vuisten en de beide mannen droegen sneakers. [slachtoffer 1] voelde veel pijn bij zijn gezicht en bij zijn ribben.
Van het door [slachtoffer 1] opgelopen letsel bevinden zich foto’s in het dossier. Op die foto’s is op de rug en op het voorhoofd van [slachtoffer 1] een schoenafdruk zichtbaar.
Een forensisch geneeskundige heeft op 13 augustus 2011 bij [slachtoffer 1] de volgende letsels geconstateerd:
- een zwelling, roodheid en oppervlakkige huidverwondingen in het gelaat, waarbij er een soort patroon/profiel herkenbaar lijkt te zijn op met name het voorhoofd rechts en boven de neus;
- een forse zwelling en rood/paarse bloeduitstorting van het rechteroog tot op het jukbeen, met bloeding in het oogwit;
- kneuzing, roodheid, zwelling en bloeduitstorting van de rechteroorschelp;
- een zogenaamd “battle-sign” achter het linkeroor;
- slijmvlieswondjes en puntvormige bloedinkjes aan de binnenzijde van de onderlip;
- oppervlakkige huidverwondingen, waarbij opnieuw een “profiel” herkenbaar lijkt op de rechterschouder, de rug en op de linkerschouder, aan de achterzijde en de bovenzijde.
[slachtoffer 1] is bij de mishandeling tevens een aantal goederen kwijtgeraakt. Het betreft onder meer een horloge en een sigarettendoosje.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 augustus 2010 ’s avonds via bullchat.nl met [slachtoffer 1] een afspraak had gemaakt. Samen met medeverdachte [medeverdachte 1] is hij naar de afgesproken plek in het stadspark in Sittard gereden. Medeverdachte [medeverdachte 1] was lokaas en hij heeft [slachtoffer 1], toen hij naar hem toe kwam, de eerste klap gegeven. Daarna riep [medeverdachte 1] verdachte. Verdachte zag dat [slachtoffer 1] probeerde op te staan. Verdachte pakte [slachtoffer 1] bij zijn middel en duwde hem tegen de grond. Hij heeft ook nog drie keer tegen zijn onderlichaam getrapt. [medeverdachte 1] bleef maar doorgaan met trappen. Ze hebben de sigaretten van [slachtoffer 1] meegenomen en [medeverdachte 1] heeft zijn horloge afgepakt. Het idee om de spullen af te pakken ontstond pas op het moment van de mishandeling.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij en verdachte op 13 augustus 2010 bij verdachte thuis waren en allebei wilden “flikkertikken”. Om die reden hadden ze via een site met een jongen afgesproken en zijn ze naar het stadspark gegaan. [medeverdachte 1] was lokaas en zat bij de glijbaan. Verdachte was een eindje verderop gaan liggen. Ze hadden dit wel besproken. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij en verdachte [slachtoffer 1] meermalen hebben geslagen en geschopt. Ze hebben sigaretten en het horloge van [slachtoffer 1] meegenomen.
Het tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweld
Naar het oordeel van de rechtbank dienen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] als medeplegers te worden aangemerkt gelet op de bewuste en nauwe samenwerking die er tussen beiden heeft bestaan. Deze samenwerking blijkt uit de omstandigheid dat zij samen het plan hebben gemaakt om opnieuw een homoseksuele man in elkaar te gaan slaan met wie zij, evenals bij de mishandeling van [slachtoffer 1] in de nacht van 19 op 20 juli 2010, wederom via de chatsite bullchat.nl een afspraak hadden gemaakt.
Als medepleger zijn verdachte ook de gedragingen van zijn mededader aan te rekenen. Zeker als beiden een even ver strekkend opzet hebben gehad. Dat van dat laatste in dit geval geen sprake zou zijn, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden eerder een homoseksuele man belaagd en elk van hen wist daardoor waartoe de ander bereid en in staat was. Dit heeft geen van beiden weerhouden wederom een dergelijk plan op te zetten en uit te voeren.
Gegeven het medeplegen is niet van belang wie [slachtoffer 1] nu tegen het hoofd heeft geslagen of geschopt. Dat van schoppen sprake is geweest, oordeelt de rechtbank bewezen gelet op de aangifte, waarin [slachtoffer 1] onder meer heeft verklaard dat zijn belagers hem tegen zijn hoofd en bovenlichaam sloegen en schopten toen hij op de grond lag. Deze aangifte vindt namelijk steun in de foto’s van het letsel van [slachtoffer 1] waarop zichtbaar is dat hij een schoenafdruk op zijn voorhoofd heeft en vindt ook steun in de letselbeschrijving waarin wordt beschreven dat op het voorhoofd van [slachtoffer 1] een profiel zichtbaar lijkt.
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn mededader het bloot opzet hebben gehad op de dood van [slachtoffer 1]. Echter, door te schoppen tegen het hoofd, een zeer kwetsbaar deel van het lichaam, hebben medeverdachte [medeverdachte 1], en gelet op de overweging met betrekking tot het medeplegen,verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. Zodoende heeft verdachte wel het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] gehad. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ten opzichte van [slachtoffer 1] heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag (feit 1 subsidiair onder A primair).
De diefstal (feit 1 subsidiair onder B)
Op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van het horloge en het sigarettendoosje van [slachtoffer 1] (feit 1 subsidiair onder B primair).
Vrijspraak van het onder feit 6 primair tenlastegelegde
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gepleegde poging tot doodslag is gepleegd met het oog op de diefstal dan wel de afpersing van de goederen van [slachtoffer 1]. Naar het oordeel van de rechtbank was het primaire oogmerk van verdachte en zijn mededader het plegen van geweld tegen [slachtoffer 1] en hebben verdachte en zijn mededader gaandeweg besloten om ook goederen van het slachtoffer weg te nemen. Derhalve acht zij het onder 1 primair tenlastegelegde, de poging tot doodslag gepleegd met oogmerk om [slachtoffer 1] te beroven dan wel af te persen, niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij verdachte daarvan vrijspreken.
Feiten 2 en 3 (Tweede incident op 13 augustus 2010)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde, de poging tot doodslag met het oogmerk om [slachtoffer 2] te beroven dan wel af te persen, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde, de poging tot doodslag met het oogmerk om goederen te stelen dan wel af te persen, niet bewezen kan worden verklaard. Het plan van verdachte en de medeverdachte was namelijk gericht op het mishandelen van [slachtoffer 2] en het stelen van de goederen was slechts een bijkomstigheid.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag, feit 2 subsidiair onder A, en de diefstal met geweld, feit 2 subsidiair onder B, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 12 augustus 2010 via bullchat.nl een afspraak gemaakt met een jongen uit Sittard om elkaar op 13 augustus 2010 te ontmoeten in de wijk {L.} te Sittard. In de broekzak van [slachtoffer 2] bevond zich ten tijde van zijn aangifte een briefje met de tekst “[M./D.weg]”. [slachtoffer 2] is omstreeks 03.00 uur thuis vertrokken. Eenmaal aangekomen op de afgesproken plek is hij een zandpad ingereden. Daar zag hij toen een jongen links van de weg staan. [slachtoffer 2] is uitgestapt en een stukje met de jongen meegelopen. De jongen liep voor hem en [slachtoffer 2] had pas een paar stappen gezet toen hij opeens op de grond lag. Hij voelde dat hij geslagen werd terwijl hij op de grond lag. Hij voelde dat hij heel veel pijn had en ook nog in zijn buik werd geschopt. Hij weet dat dit door twee personen is gebeurd. Hij werd geslagen en geschopt. Een schop kan hij zich nog heel goed herinneren. Het ging om een schop tegen zijn hoofd toen hij op de grond lag. Op dat moment zag hij sterren. Hij heeft meerdere keren geroepen “Hou op” maar ze bleven maar doorgaan. Hij is op weten te staan en zag dat een jongen een lang smal voorwerp in een van zijn handen vast had. Daarna voelde hij een klap achter op zijn hoofd en viel op de grond. Deze klap deed echt pijn en hij zag sterren. Hij stond weer op en wilde naar zijn auto rennen. De jongens kwamen achter hem aan en hij werd tegen de grond geduwd. Iemand riep toen: “Klep open maken”. [slachtoffer 2] begreep het niet en deed niets. Vervolgens werd hij weer hard in zijn zij geschopt. Hij begreep hierdoor dat hij de klep van de auto moest openen, hetgeen ook door de twee jongens werd gezegd. [slachtoffer 2] moest opstaan en in de kofferruimte gaan liggen. De jongens schopten nog tegen zijn schenen omdat het niet snel genoeg ging. Ze deden de klep dicht. [slachtoffer 2] lag in de kofferruimte en merkte dat de auto ging rijden. [slachtoffer 2] schat dat het rijden ongeveer een kwartier heeft geduurd. Op een gegeven moment stopte de auto en werd de motor uitgezet. [slachtoffer 2] hoorde dat een van de mannen zei: “Je gaat straks lopen en je kijkt niet achterom, anders schieten we je neer”. Daarna zei een van beide mannen nog eens: “Niet kijken, gewoon doorlopen, anders schieten we je neer”.
Op 13 augustus omstreeks 04.48 uur komt er bij de Duitse politie een melding binnen betreffende een hulpeloze persoon. De melding is gedaan door iemand die zich op dat moment in het in Duitsland gelegen Gangelt bevond. Door de Duitse politie is [slachtoffer 2] vervolgens in zwaar gewonde toestand naar het ziekenhuis in Geilenkirchen gebracht.
In het ziekenhuis zijn van het lestel van [slachtoffer 2] foto’s gemaakt. Hierop is zichtbaar dat [slachtoffer 2] ernstige verwondingen heeft in zijn gelaat, aan zijn arm, zijn elleboog en aan zijn linkerhand en dat zijn bovenlichaam voor een zeer groot deel blauw verkleurd is. Blijkens de geneeskundige verklaring, die is opgemaakt naar aanleiding van een onderzoek in het ziekenhuis op 13 augustus 2010, is er onder meer sprake van een hersenschudding, een neusbreuk, een breuk van de rechterschouder, storingen in het bewustzijn en meerdere kneuzingen/bloeduitstortingen in het gelaat, aan het hoofd, in de nek, aan de schouder en op de borstkas.
Ook is [slachtoffer 2] door dit voorval meerdere spullen kwijtgeraakt, onder meer zijn auto, rijbewijs, kentekenpapieren, laptop, een portemonnee met creditcard en bankpasjes, 100 Euro contant geld, TomTom, fotocamera met toebehoren, bril, jas en een verrekijker.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte 1] na de afspraak met [slachtoffer 1] op 13 augustus 2010 naar huis zijn gereden. Bij hem thuis ontstond het idee om nog een keer te gaan “flikkertikken”. [medeverdachte 1] en verdachte maakten samen via Bullchat een nieuwe afspraak. Via Google zochten ze een plek uit waar ze konden afspreken. Dit werd de [K.berg] in Sittard. Nadat ze dit aan [slachtoffer 2] hadden doorgegeven, reden ze er op de scooter naartoe. De afspraak was dat verdachte de eerste klap zou geven. Nadat hij de eerste klap had uitgedeeld strompelde de man. Hij probeerde weg te rennen en op dat moment gaf [medeverdachte 1] hem een klap met een stok die hij ter plaatse had afgebroken. [medeverdachte 1] sloeg hem zo hard dat hij op de grond viel. Weer probeerde de man weg te rennen. Hij viel echter tegen zijn auto aan. [medeverdachte 1] zei tegen [slachtoffer 2] dat hij in de kofferbak moest gaan liggen. [slachtoffer 2] maakte de kofferbak open en ging er in liggen. Ze zijn vervolgens weggereden richting Duitsland. Enige tijd later hebben ze [slachtoffer 2] ergens bij een veld in Duitsland vrijgelaten. Ze zeiden toen allebei tegen hem: “Niet omkijken, anders schieten we.” Daarna zijn ze teruggereden naar Sittard. [medeverdachte 1] heeft uit de auto een camera, sigaretten, een TomTom, een gsm en een beurs meegenomen. Verdachte heeft meegeholpen met het dragen van de spullen. Hij heeft met [medeverdachte 6] contact gehad over de camera. Hij heeft hem de prijs gezegd, maar daarna is [medeverdachte 6] hem niet meer komen ophalen. De TomTom hebben ze meegenomen op vakantie en de sigaretten hebben verdachte en [medeverdachte 1] opgerookt. In de beurs zat een geldbedrag ter hoogte van € 42,-. Dit geld hebben [medeverdachte 1] en verdachte verdeeld. Hij kreeg € 22,- en [medeverdachte 1]
€ 20,- en een buskaart.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij met een stok heeft geslagen op het hoofd en de schouder van [slachtoffer 2]. Daarna pakte verdachte de stok om [slachtoffer 2] op de grond te houden.
Het tegen [slachtoffer 2] gepleegde geweld
De rechtbank overweegt dat zij de aangifte van [slachtoffer 2] geloofwaardig acht. Hierin heeft hij onder meer verklaard dat hij tegen het hoofd is geschopt terwijl hij op de grond lag. Deze schop was zo hard dat hij “sterren zag”. Ook is hij met een lang smal voorwerp op zijn hoofd geslagen tengevolge waarvan hij op de grond is gevallen en hij “sterren zag”. Aan de hand van de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat het lange smalle voorwerp een stok betreft en dat verdachte [slachtoffer 2] hiermee heeft geslagen. Uit de omstandigheid dat [slachtoffer 2] na deze klap meteen op de grond is gevallen en “sterren zag”, leidt de rechtbank af dat de stok dient te worden beschouwd als een hard voorwerp.
Voorts overweegt de rechtbank dat het ernstige letsel, onder meer een hersenschudding en storingen in het bewustzijn, passen bij een schop en een klap met een hard voorwerp tegen het hoofd.
Op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] en de letselbeschrijving stelt de rechtbank vast dat er op [slachtoffer 2] buitensporig geweld is uitgeoefend waarbij onder meer sprake is geweest van een klap met een hard voorwerp tegen het hoofd en een schop tegen het hoofd.
Blijkens zijn verklaring is medeverdachte [medeverdachte 1] degene die de klap met het harde voorwerp tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft gegeven. Het is niet duidelijk of verdachte of medeverdachte [medeverdachte 1] tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geschopt. De rechtbank overweegt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] echter dienen te worden aangemerkt als medeplegers aangezien er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking bij het plegen van het geweld. Zo was er evenals bij de voorgaande mishandelingen van [slachtoffer 1] wederom sprake van een via de chatsite bullchat.nl gemaakte afspraak en was van tevoren afgesproken wie het slachtoffer als eerste zou ontmoeten, oftewel wie het “lokaas” zou zijn. Tevens was afgesproken wie de eerste klap zou uitdelen en was bij beide verdachten bekend dat bij de voorgaande mishandelingen excessief geweld was toegepast.
Nu niet gebleken is dat het opzet van medeverdachte [medeverdachte 1] bij het plegen van dit feit anders en verder reikender was dan dat van verdachte, kunnen de door medeverdachte [medeverdachte 1] gepleegde handelingen aan verdachte worden toegerekend en de handelingen van verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 1]. Het is voor de rechtbank duidelijk dat een van hen [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geschopt. Wie dat echter is geweest is, gegeven de voorgaande overweging, niet relevant. Wie het ook is geweest, de ander is er medeverantwoordelijk voor te houden.
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte bloot opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2]. Echter, nu verdachte dan wel zijn mededader [slachtoffer 2] heeft geschopt tegen het hoofd en verdachtes mededader [slachtoffer 2] met een hard voorwerp heeft geslagen tegen het hoofd, een zeer kwetsbaar deel van het lichaam, hebben verdachte en zijn mededader willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. Zodoende heeft verdachte wel het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2] gehad. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] ten opzichte van [slachtoffer 2] heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag (feit 2 subsidiair onder A primair).
De diefstal (feit 2 subsidiair onder B)
Op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] de goederen, zoals omschreven in de tenlastelegging onder feit 2 subsidiair onder B primair, hebben weggenomen. Zij acht derhalve feit 2 subsidiair onder B primair, de diefstal door twee of meer verenigde personen, wettig en overtuigend bewezen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dienen als medeplegers te worden aangemerkt aangezien er tussen hen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank overweegt dat verdachte alleen heeft verklaard over het wegnemen van de auto en het uit de auto wegnemen van geld - dat in een beurs zat -, een camera, sigaretten, een TomTom en een GSM. Anders dan de raadsman is zij echter van oordeel dat de diefstal van de overige in de tenlastelegging genoemde goederen ook wettig en overtuigend bewezen is, nu deze zich blijkens de aangifte van [slachtoffer 2] van 18 augustus 2010 nog in de auto bevonden op het moment dat deze door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] van hem werd gestolen.
Vrijspraak van het onder feit 2 primair tenlastegelegde
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gepleegde poging tot doodslag is gepleegd met het oog op de diefstal dan wel de afpersing van de goederen van [slachtoffer 2]. Naar het oordeel van de rechtbank was het primaire oogmerk van verdachte en zijn mededader het plegen van geweld tegen [slachtoffer 2] en hebben verdachte en zijn mededader gaandeweg besloten om ook goederen van het slachtoffer weg te nemen. Derhalve acht zij het onder 1 primair tenlastegelegde, poging tot doodslag gepleegd met oogmerk om [slachtoffer 2] te beroven dan wel af te persen, niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij verdachte daarvan vrijspreken.
De wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] (feit 3)
Met de raadsman en de officier van justitie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] opzettelijk en wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden door hem te dwingen in de kofferruimte van zijn eigen auto plaats te nemen, vervolgens die kofferruimte dicht te maken en daarna met die auto te gaan rijden.
Zij baseert haar oordeel op de bovenomschreven aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Feit 4 (het in brand steken van de auto van [slachtoffer 2] op 14 augustus 2010)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 4 primair tenlastegelegde, de brandstichting, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft naar voren gebracht dat er sprake is van brandstichting en geen vernieling, aangezien zich in de auto nog goederen bevonden die niets met de auto te maken hadden en die - getuige het feit dat zij ook in vlammen zijn opgegaan - gemeen gevaar liepen, zoals bijvoorbeeld de laptop.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de brandstichting niet bewezen kan worden verklaard. Voor een bewezenverklaring is namelijk noodzakelijk dat goederen in de nabijheid van het in brand gestoken goed door de brandstichting gemeen gevaar liepen. Geen bewezenverklaring kan volgen indien er, zoals in het onderhavige geval, sprake is van gemeen gevaar voor goederen in de auto of goederen die daarvan deel uitmaken.
Het oordeel van de rechtbank
Op 15 augustus 2010 omstreeks 00.30 uur werd de [merk auto] van [slachtoffer 2] brandend aangetroffen op een veldweg nabij de [J.strasse] te Tudderen (Duitsland). In de auto werden resten aangetroffen van een laptop en een verrekijker.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte 1] hadden besloten dat het bewijs van hun daden vernietigd moest worden. Daartoe zouden ze de auto in de fik gaan steken. [medeverdachte 6] wist hoe dit moest. [medeverdachte 7] ging met hen mee, omdat hij een scooter had. [medeverdachte 6] vertelde dat je moest beginnen met de achterbank, dat je vervolgens de ramen op een kier moest zetten en dat je een in wasbenzine gedoopte doek in de tankdop moest stoppen. Iemand van hun had de fles wasbenzine van thuis meegenomen. Van tevoren zijn ze een plek gaan uitzoeken waar ze de auto in de fik zouden gaan steken. Ze waren toen met zijn vieren, op twee scooters. Tegen middernacht zijn ze hun plan gaan uitvoeren. Verdachte reed met de auto naar de plek en de anderen reden er op de scooter naartoe. Verdachte heeft de auto geparkeerd en de ramen op een kier gezet. [medeverdachte 6] heeft toen een doek in de tankdop gedaan. Deze doek zat in de scooter van [medeverdachte 1]. Verdachte kan zich herinneren dat [medeverdachte 1] terugliep naar zijn scooter om een doek te halen. [medeverdachte 1] of [medeverdachte 6] heeft vervolgens de doek aangestoken.
De auto is in brand gestoken door een van de aanwezigen. Wie dat is geweest, kan niet met zekerheid worden vastgesteld nu de verklaringen daarover uiteen lopen. Dat is ook niet noodzakelijk. Onder de geschetste omstandigheden dient geoordeeld te worden dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen – in ieder geval - verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6]. Zij hebben samengewerkt om de auto in brand te steken. De brand van de auto werd ook door hen beoogd en wie dan uiteindelijk het vuur heeft aangestoken is niet relevant.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman oordeelt de rechtbank als volgt.
Om tot bewezenverklaring van de onder 4 tenlastegelegde brandstichting te kunnen komen dient vastgesteld te worden dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Dit betekent dat het gemeen gevaar voor goederen ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
Door de verdediging is aangevoerd dat het daarbij moet gaan om goederen die zich in de nabijheid van de in brand gestoken auto bevonden. Op grond van de jurisprudentie (o.m. HR 21 december 2010, LJN: BN8840) kan worden aangenomen dat geen sprake is van gemeen gevaar voor goederen indien zich geen goederen bevonden in de nabijheid van het in brand gestoken goed. Naar het oordeel van rechtbank kan op grond van de jurisprudentie echter niet worden geconcludeerd dat “in de nabijheid bevinden” enkel slaat op goederen die zich bevinden buiten het goed dat in brand wordt gestoken en niet op goederen die zich in het goed bevinden dat in brand wordt gestoken. Zij vindt voor deze opvatting onder andere steun in het arrest van de Hoge Raad van 18 maart 1952, NJ 1952, 372.
Volgens de rechtbank dient het te gaan om andere goederen dan (onderdelen van) het in brand gestoken goed en kan het daarbij ook gaan om goederen die zich bevonden in het in brand gestoken goed, in dit geval in de auto.
De verdediging heeft in dat verband aangevoerd dat voor verdachte de aanwezigheid van een laptop onder de voorstoel niet voorzienbaar was nu men in de regel op die plaats geen laptops aantreft.
De rechtbank oordeelt met betrekking tot dit verweer dat het in zijn algemeenheid voorkomt dat mensen spullen in een auto achter laten. Dat is niet ondenkbaar en ook niet zo vreemd dat verdachte daarop niet bedacht hoefde te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit dan ook wel degelijk te worden aangemerkt als naar algemene ervaringsregels voorzienbaar.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman en acht feit 4 primair, de brandstichting, op grond van de verklaring van verdachte en de stukken met betrekking tot het aantreffen van de uitgebrande auto van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5 (18 augustus 2010)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, aangezien [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij door meerdere personen is geschopt en geslagen toen hij op de grond lag en verdachte [slachtoffer 3] zo hard heeft geslagen dat zijn duim daardoor uit de kom is geraakt.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde, de poging tot zware mishandeling, niet bewezen kan worden verklaard, aangezien uit de aard van het letsel geen poging tot zware mishandeling kan worden afgeleid. De raadsman is van mening dat wel de mishandeling van [slachtoffer 3], feit 5 subsidiair, bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
Woensdag 18 augustus 2010 is [slachtoffer 3], om 19.30 uur, aanvullend gehoord nadat hij eerder die dag aangifte had gedaan. In dat aanvullend verhoor verklaart hij anders over de reden waarom hij die dag op dat tijdstip bij de [N.] te Sittard was. Over de geweldshandelingen verklaart hij eender. Hij heeft toen verklaard dat hij via bullchat.nl een afspraak had gemaakt met een jongen om 3.15 uur bij de [N.]. De jongen had hem een foto gestuurd. Het was een foto van een getinte jongeman bij een zwembad. Aangekomen bij de [N.] zag hij de jongen staan. Het was een redelijk kleine jongen, naar schatting ongeveer 165 à 175 cm lang, met kort donker haar en een normaal postuur. [slachtoffer 3] vervolgde: “Ik zag dat de man de hand opstak. (...) Ik liep zijn kant op en toen ik ongeveer een meter van hem vandaan was en hem een hand wilde geven (…) zag ik zijn vuist in de richting van mijn gezicht komen. Ik probeerde deze slag nog te ontwijken maar hij raakte mij vol in mijn gezicht. Hij raakte mij op mijn linkeroog en oogkas. Door deze klap ben ik op de grond gevallen en zag ik sterretjes voor me. Toen ik bij kwam van die dreun voelde ik een hevige pijn aan mijn linkerzijde van mijn gezicht. Naar mijn mening ben ik niet buiten westen geweest. Toen ik bijkwam, zag ik dat een grote groep om mij heen stond. Ik denk dat deze groep uit 6 personen bestond, maar dat kunnen er ook makkelijk meer zijn geweest. Ik weet dat er minstens 2 getinte jongens bij stonden. Ook weet ik dat een jongen uit de groep een wit petje op had. Ik was zo bang, ik vreesde voor mijn leven. Op een gegeven moment hoorde ik meerdere mannen uit de groep zeggen: “Blijf liggen, blijf liggen”. Dit werd op een agressieve en schreeuwende toon gezegd. Dit werd gezegd met een Limburgs accent. Ik ben toen toch opgestaan want ik wilde weg. Een van de jongens stond op mijn linkervoet waardoor mijn linker schoen uit ging. De jongens stonden echt in een kringetje om mij heen. Ik wilde weg en ben toen om mij heen gaan slaan en schoppen. Op dat moment kreeg ik van de hele groep schoppen en klappen terug. Ook heb ik hierbij: “Help help” geroepen. Door mijn harde schreeuwen nam de groep afstand. Daardoor kon ik via de [R.weg] weglopen. Tijden het rennen riep ik: “Help help”. Ik keek achterom en zag dat de jongens nog steeds achter mij aan zaten. Ik riep wederom: “Help help” en heb nog nooit zo hard gerend van mijn leven. Ik zag dat de groep de achtervolging gestaakt had. Ik bleef keihard rennen. (...) In het ziekenhuis hebben ze een onder mijn linkeroog zittende wond gehecht. Verder heb ik een opgezwollen oog en een rood doorlopen linkeroog.”
Omtrent het door [slachtoffer 3] opgelopen letsel bevindt zich een medische verklaring in het dossier. In deze verklaring van 27 augustus 2010 heeft een arts verklaard dat sprake is geweest van wondjes en een hematoom bij het linkeroog en een wondje op het achterhoofd. Er is sprake geweest van gering uitwendig bloedverlies en er zijn geen vermoedens geweest van niet uitwendig waarneembaar letsel en ook niet van inwendig bloedverlies. Ook is er geen sprake geweest van psychische stoornissen of storingen in het bewustzijn.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 18 augustus 2010 wederom via bullchat.nl een afspraak had gemaakt. Er was een groep jongens bij hem thuis en met zijn allen zijn ze naar de afgesproken plek toegegaan. De afspraak was dat medeverdachte [medeverdachte 1] lokaas zou zijn. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 3] de eerste klap gegeven. Na deze klap maakte [slachtoffer 3] een soort koprol. Vervolgens begon hij heel hard te schreeuwen en rende hij weg. Na de klap renden verdachte en de anderen met zijn allen tegelijk er naartoe. Ze hebben maar een paar meter achter [slachtoffer 3] aangerend, want toen zij op de plek kwamen waar [slachtoffer 3] was geslagen, was hij namelijk al te ver weg om hem nog in te kunnen halen.
Op basis van de aangifte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gaat de rechtbank ervan uit dat medeverdachte [medeverdachte 1] [slachtoffer 3] heeft neergeslagen met een vuistslag in het gezicht, en wel op of direct bij het linkeroog, en dat ten gevolge van die slag [slachtoffer 3] achterover is gevallen. Bij deze val heeft [slachtoffer 3] zich bezeerd aan zijn achterhoofd.
Dat [slachtoffer 3], zoals deze zelf verklaard heeft, na deze slag nog verder fysiek geweld zou zijn aangedaan door meer personen, is onvoldoende vast komen te staan. Het bestaan van meer en ernstigere verwondingen zou dan verwacht mogen worden en daarvan is nu juist niet gebleken.
Hoewel [slachtoffer 3] “slechts” eenmaal tegen zijn gezicht is geslagen, is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] erop gericht is geweest om [slachtoffer 3] op zijn minst zwaar te mishandelen. Dit leidt zij af uit het feit dat de modus operandus dezelfde was als bij de zeer ernstige mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door verdachte en [medeverdachte 1] die enkele dagen eerder hebben plaatsgevonden en waarbij excessief geweld is toegepast. Zo is wederom via bullchat.nl een afspraak gemaakt om op een afgelegen plek een homoseksuele man te ontmoeten en blijkt het doel van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] eens temeer uit de omstandigheid dat zij anderen naar de afgesproken plek hebben meegenomen met het doel om hen te laten meedoen met het uitoefenen van geweld dan wel om hen daarvan toeschouwer te laten zijn. Dat [slachtoffer 3] uiteindelijk maar één klap heeft gekregen is geheel en al te danken aan het gegeven dat hij aan zijn belagers is weten te ontkomen door weg te rennen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen is. Vanwege de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dienen zij als medeplegers te worden aangemerkt.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
subsidiair:
A.
op 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging
met een ander die [slachtoffer 1] (met geschoeide voet), onder meer terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, tegen het hoofd/gezicht en tegen het (boven)lichaam heeft geslagen en geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
B.
op 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten de [V.weg], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge een sigarettendoosje inhoudende sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer 1].
2.
subsidiair:
A.
op 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging
met een ander, die [slachtoffer 2], onder meer terwijl hij op de grond lag, tegen het hoofd/gezicht en tegen het (boven)lichaam heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
B.
op 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten de [m.laan/D.weg], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gsm en een personenauto ([merk auto]) en een rijbewijs en een navigatiesysteem en een fotocamera (met toebehoren) en kentekenpapieren en een laptop en een hoeveelheid geld en een hoeveelheid sleutels en een hoeveelheid (bank)pasjes en een paspoort en een bril en een jas en een verrekijker toebehorende aan [slachtoffer 2].
3.
op 13 augustus 2010 in Nederland en in Duitsland tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer 2] gedwongen in de kofferruimte van een personenauto plaats te nemen en vervolgens die kofferruimte van die personenauto dicht te maken en vervolgens met de personenauto waarvan die [slachtoffer 2] zich in de kofferruimte bevond, te gaan rijden.
4.
primair:
in de periode van 14 augustus 2010 tot en met 15 augustus 2010 te Tudderen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met terpentine/(was)benzine, ten gevolge waarvan een personenauto geheel is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, welke zich in de personenauto bevonden, te duchten was.
5.
primair:
op 18 augustus 2010 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, die [slachtoffer 3] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, doordat die [slachtoffer 3] is weten weg te vluchten.
6.
subsidiair:
A.
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2010 tot en met 20 juli 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met anderen die [slachtoffer 1] heeft geslagen en getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
B.
in de periode van 19 juli 2010 tot en met 20 juli 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten de Sportcentrumlaan,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 1].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair:
medeplegen van poging tot doodslag
in voortgezette handeling gepleegd met:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
feit 2 subsidiair:
medeplegen van poging tot doodslag
in voortgezette handeling gepleegd met:
diefstal door twee of meer verenigde personen
in voortgezette handeling gepleegd met:
feit 3:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en
beroofd houden.
feit 4 primair:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is.
feit 5 primair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
feit 6 subsidiair:
medeplegen van poging tot doodslag
in voortgezette handeling gepleegd met:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Over de strafbaarheid van verdachte oordeelt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van verdachte is in eerste instantie door de gedragsdeskundige drs. M.M. van der Veer, GZ-psycholoog een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld. Na behandeling van de zaak op 2 maart 2011 is er een nader onderzoek gelast door Van der Veer en is er ook door J.L.M. Dinjens, psychiater,een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte gedaan.
Van hun respectieve onderzoeken heeft genoemde psycholoog op 30 december 2010 en aanvullend bij rapport d.d. 10 juni 2011 en de psychiater bij rapport d.d. 14 juni 2011 verslag gedaan aan de rechtbank.
Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van het hem tenlastegelegde concludeert de psycholoog als volgt -zakelijk weergegeven-:
“Betrokkene is een jongeman die weinig veiligheid en geborgenheid heeft meegemaakt in zijn leven. Hij zoekt nu geborgenheid bij zijn vrienden. Daarin differentieert hij nauwelijks, zijn woonruimte lijkt wel een hangplek voor jongeren. Zijn vriendenkring is voor hem belangrijk omdat hij er zijn eigenwaarde en bevestiging aan ontleent. Daarnaast heeft hij zijn vrienden nodig voor zijn eigen behoeftebevrediging. Naast eigenwaarde levert het hem ook aandacht, geld en zorg op. Zijn gebrekkige identiteitsontwikkeling belemmert hem in zijn vermogen autonoom te handelen en versterkt zijn afhankelijkheid van anderen. Deze afhankelijkheid vraagt zijn prijs doordat hij de verantwoordelijkheid voor zijn handelen niet zelf draagt. Hij laat zich verleiden tot gedrag waarbij normen en maatschappelijke regels worden overschreden. Hij laat zich verleiden tot gedrag dat gekenmerkt wordt door fysiek geweld en is niet in staat hierin grenzen te stellen en zijn grenzen aan te geven. Hij wordt hier door een tekortschietende gewetensontwikkeling ook niet genoeg in gecorrigeerd.
Op grond van bovenstaande kan men stellen dat er sprake is van licht verminderde toerekeningsvatbaarheid.”
De psychiater concludeert als volgt -zakelijk weergegeven-:
“Betrokkene is, als gevolg van identiteitsarmoede en gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling, niet voldoende in staat geweest om zelf grenzen te stellen. Hij had gedurende langere tijd regelmatige homoseksuele contacten ter bevrediging van zijn primaire behoeften. Toen dreigde dat dit ontdekt zou worden en hij hiermee zijn status en populariteit zou verliezen, is betrokkene zonder blikken of blozen akkoord gegaan met het flikkertikken om zijn onschuld en heteroseksualiteit te bewijzen. Betrokkene heeft in de periode van de tenlastegelegde feiten louter gehandeld uit egocentrische motieven en heeft nooit stilgestaan bij de consequenties voor de slachtoffers.
Ondergetekende adviseert - indien de tenlastegelegde feiten bewezen worden geacht - betrokkene ten aanzien van al deze feiten als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.”
De rechtbank verenigt zich met genoemde conclusies en maakt deze tot de hare. Dit betekent dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het slechts in (licht) verminderde mate.
Gelet hierop en voorts in aanmerking nemende dat ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, is verdachte strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit om het jeugdstrafrecht toe te passen gelet op de jonge leeftijd en de onvolwassen/kinderlijke persoonlijkheid van verdachte, zoals naar voren gekomen in het psychologisch rapport van Van der Veer d.d. 30 december 2010. Een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan eventueel een deel voorwaardelijk in het kader van behandeling bij wijze van bijzondere voorwaarde, is naar de mening van de raadsman een passende straf.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit om bij toepassing van het meerderjarigenstrafrecht de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen en deels voorwaardelijk op te leggen vanwege het blanco strafblad van verdachte. Daarnaast is het gerechtvaardigd om in verband met het geringe leeftijdsverschil tussen verdachte en zijn minderjarige medeverdachte bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de straf die aan deze medeverdachte zal worden opgelegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregel het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de omtrent verdachte uitgebrachte rapportages van de deskundigen, te weten van psycholoog M.M. van der Veer d.d. 30 december 2010 en 10 juni 2011 (aanvullend) en het rapport van psychiater J.L.M. Dinjens d.d. 14 juni 2011 en voorts het door de Reclassering Nederland omtrent verdachte uitgebrachte rapport d.d. 6 december 2010. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op al hetgeen door de psycholoog en psychiater ter terechtzitting als beëdigd deskundigen als nadere onderbouwing naar voren is gebracht.
Toepassing jeugdstrafrecht?
Ter zitting van 2 mei is aan de deskundige M.M. van der Veer, GZ-psycholoog, de vraag voorgelegd of zij op grond van haar bevindingen en het verhandelde ter terechtzitting aanleiding zag tot toepassing van het strafrecht voor minderjarigen op deze meerderjarige verdachte. Nadat zij heeft aangegeven dat zij niet wist van deze mogelijkheid heeft zij aangegeven van mening te zijn dat toepassing van het jeugdstrafrecht bij deze verdachte een reële optie is. Het voordeel zou dan vooral gelegen zijn in het bestaan van meerdere behandelmogelijkheden.
Vervolgens heeft de rechtbank de behandeling geschorst met opdracht aan Van der Veer aanvullend te rapporteren, onder andere omtrent deze vraag. De rechtbank heeft tevens een onderzoek door een psychiater gelast waarbij ook deze vraag in het onderzoek werd betrokken.
De vraag of in dit geval het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast is uiteindelijk door de deskundigen als volgt beantwoord:
M.M. van der Veer: “Er is geen reden tot toepassing van het jeugdstrafrecht omdat er bij betrokkene geen sprake is van een ernstige leer- of ontwikkelingsachterstand. Hij functioneert zelfstandig, hij kan voor zichzelf zorgen en is in staat om een opleiding te volgen. Gezien zijn voorgeschiedenis is hij hierin nog zoekende maar zowel cognitief als sociaal emotioneel is hij hierin in ontwikkeling conform zijn leeftijd.”
Ter terechtzitting hierover ondervraagd heeft Van der Veer verklaard dat uit haar rapport van 30 december 2010 kan worden afgeleid dat verdachte naïef en kinderlijk overkomt maar niet in zodanig extreme mate dat toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is.
J.L.M. Dinjens, psychiater, heeft het oordeel van de psycholoog bevestigd en heeft verklaard dat geen sprake is van een ernstige leer- of ontwikkelingsachterstand, noch van anderszins psychische problematiek die aanleiding geeft tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook, anders dan de raadsman, van oordeel dat toepassing van het strafrecht voor minderjarigen op deze meerderjarige verdachte niet aan de orde is.
Wel zal de rechtbank rekening houden met de (licht) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte zoals in dit vonnis besproken bij punt 5.
Verdachte heeft zich, met zijn mededader(s), schuldig gemaakt aan een reeks zeer ernstige delicten: drie pogingen tot doodslag vergezeld van diefstal, een wederrechtelijke vrijheidsberoving, brandstichting en een poging tot zware mishandeling.
De slachtoffers in deze verschillende zaken waren homoseksuele mannen. Eén van deze mannen is zelfs twee keer het slachtoffer geworden. Een ander slachtoffer is ook nog gedurende korte tijd van zijn vrijheid beroofd geweest en zijn auto is in brand gestoken. De slachtoffers zijn telkens via een chatsite bullchat.nl naar een plaats gelokt alwaar de strafbare handelingen van verdachte en zijn mededader(s) hebben plaatsgevonden. Daarbij is op de slachtoffers excessief geweld toegepast bestaande uit slaan en schoppen, in één geval ook slaan met een stok, tegen lichaam en hoofd. Pijnkreten en smeekbedes van de slachtoffers om te stoppen met het geweld zijn daarbij door verdachte compleet genegeerd.
De feiten zijn in een relatief korte periode gepleegd en hebben in Sittard-Geleen voor veel ophef en onrust gezorgd. Ophef en onrust die zijn weerslag vond in de berichtgeving over deze feiten in de verschillende dagbladen en op televisie.
Verdachte heeft hiervan weet gehad, maar die kennis weerhield hem er niet van telkens opnieuw over te gaan tot het plegen van dergelijke feiten. Hieruit spreekt een verontrustend gebrek aan mededogen, inlevingsvermogen en voorstellingsvermogen.
Volgens verdachte is hij uit zelfbescherming met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] meegegaan in de tenlastegelegde feiten tegenover homoseksuele mannen omdat hij bang was dat hij het respect van medeverdachte [medeverdachte 1] en anderen zou verliezen als zij zouden weten dat hij contacten onderhield met homoseksuele mannen. Voor zover verdachte daarmee wil aangegeven dat hem minder verwijt treft ten aanzien van de tenlastegelegde feiten, merkt de rechtbank op dat verdachte en zijn mededader op verschillende momenten initiatief hebben getoond en de rechtbank houdt het er dan ook voor dat zij elkaar hebben versterkt in hun negatieve handelen. Daarbij hebben zij ook andere personen betrokken, kennelijk met de bedoeling hun eigenwaarde daarmee te vergroten. Zij hebben bewust een kwetsbare groep uit de samenleving op de korrel genomen. Dit zo zijnde acht de rechtbank verdachte en zijn mededader in gelijke mate verantwoordelijk voor de gepleegde geweldshandelingen..
De feiten afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien oordeelt de rechtbank dusdanig ernstig dat niet volstaan kan worden met een andere straf dan die een vrijheidsbeneming voor lange duur met zich brengt. Een vrijheidsbeneming van een zo lange duur dat de wet daarbij geen mogelijkheid meer biedt voor het opleggen van een deels voorwaardelijke straf.
De bijzonderheden aan de persoon van verdachte maken dit niet anders. De rechtbank heeft daarbij in overweging genomen dat de voor verdachte nodig geachte begeleiding ook geboden kan worden in het kader van een, na ommekomst van de gevangenisstraf, eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Alles in aanmerking nemende acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie geëist een passende reactie op de gepleegde feiten. Zij zal deze straf dan ook opleggen.
7 De benadeelde partij
7.1 De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 2.536,55 ter zake van de feiten 1 en 6.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geheel toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat alle schadeposten ter zake geleden materiële schade genoegzaam zijn onderbouwd. Met betrekking tot de reiskosten voor het bezoek aan de rechtbank Maastricht heeft zij vastgesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] weliswaar niet ter terechtzitting aanwezig is geweest, maar wel in het gerechtsgebouw te Maastricht met de officier van justitie een slachtoffergesprek heeft gevoerd. De reiskosten voor dit gesprek zijn een direct gevolg van de door verdachte jegens [slachtoffer 1] gepleegde strafbare feiten en komen dan ook voor vergoeding in aanmerking.
Daarnaast acht de rechtbank het gevorderde bedrag ter zake immateriële schade ad € 2.250,-, gelet op de aard van de jegens [slachtoffer 1] gepleegde feiten en bezien in het licht van de jurisprudentie betreffende soortgelijke gevallen, redelijk en billijk.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door de hiervoor onder 1 en 6 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 2.563,55 en nu aan de verdachte ter zake van die feiten een straf en een maatregel zal worden opgelegd, zal de vordering geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte onder meer ter zake van de hiervoor onder 1 en 6 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.2 De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 8.316,72 ter zake de feiten 2, 3 en 4.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geheel toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag ter zake geleden immateriële schade is de raadsman van mening dat dit dient te worden gematigd en eventueel als voorschot dient te worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat alle schadeposten ter zake geleden materiële schade door de benadeelde partij voldoende aannemelijk zijn gemaakt.
Daarnaast acht de rechtbank het gevorderde bedrag ter zake immateriële schade ad € 6.000,-, gelet op de aard van de jegens [slachtoffer 2] gepleegde feiten en bezien in het licht van de jurisprudentie betreffende soortgelijke gevallen, redelijk en billijk.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door de hiervoor onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 8.316,72 en nu aan de verdachte ter zake van die feiten een straf en een maatregel zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte onder meer ter zake van de hiervoor onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer 2] aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.3 De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 600,- ter zake feit 5.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] geheel toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag ter zake immateriële schade ad € 600,- , gelet op de aard van het jegens [slachtoffer 3] gepleegde feit en bezien in het licht van de jurisprudentie betreffende soortgelijke gevallen, redelijk en billijk.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] door het hiervoor onder 5 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 600,- en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf en een maatregel zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 5 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [slachtoffer 3] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 56, 57, 157, 282, 287, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 2 primair en 6 primair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van € 2.536,55 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], € 2.536,55 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2010, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen vervangende hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van € 8.316,72 en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], € 8.316,72 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2010, bij niet betaling te vervangen door 76 dagen vervangende hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van € 600,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], € 600,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2010, bij niet betaling te vervangen door 12 dagen vervangende hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.J. van den Acker, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. E.B.A. Ferwerda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 juli 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf
om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 1] (met
geschoeide voet), onder meer terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, tegen/in het
hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam heeft gestompt/geslagen en/of
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid,
welk (mede)plegen van poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit gepleegd met het oogmerk om de
uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit
hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren, te weten van een diefstal met geweld en/of een afpersing gepleegd
door twee of meer verenigde personen,
hierin bestaande dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de [V.weg], in elk
geval op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een horloge en/of een beurs en/of een hoeveelheid sleutels
en/of een sigarettendoosje inhoudende sigaretten, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], althans aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen een persoon, te weten tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren
en/of
dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, op de openbare weg, te weten de [V.weg], in elk geval op een
openbare weg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft/hebben
gedwongen tot de afgifte van een horloge en/of een beurs en/of een hoeveelheid
sleutels en/of een sigarettendoosje inhoudende sigaretten, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
die [slachtoffer 1] (met geschoeide voet), onder meer terwijl die [slachtoffer 1] op de grond
lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam heeft
geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt en/of (daarbij) (dwingend en boos)
heeft/hebben geroepen dat hij zijn
jas en zijn kleren uit moest trekken, althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
A.
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 1] (met geschoeide
voet), onder meer terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, tegen/in het
hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam heeft gestompt/geslagen en/of
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden, dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen
en in vereniging met een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd D.C.G.
[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken kaak en/of gebroken
jukbeen en/of gebroken rib en/of breukjes in/bij/boven het rotsbeen en/of
schedelbasisfractuur) heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met geschoeide
voet), onder meer terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, tegen/in het
hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam te stompen/slaan en/of
schoppen/trappen;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden, dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van
het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (met geschoeide voet), onder meer terwijl
die [slachtoffer 1] op de grond lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het
(boven)lichaam heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
B.
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de
openbare weg, te weten de [V.weg], in elk geval op een openbare weg, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge
en/of een beurs en/of een hoeveelheid sleutels en/of een sigarettendoosje
inhoudende sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen een persoon, te weten tegen [slachtoffer 1], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren
en/of
dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, op de openbare weg, te weten de [V.weg], in elk geval op een
openbare weg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een horloge en/of een beurs en/of
een hoeveelheid sleutels en/of een sigarettendossje inhoudende sigaretten, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
die [slachtoffer 1] (met geschoeide voet), onder meer terwijl die [slachtoffer 1] op de grond
lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam heeft
gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt
en/of (daarbij) (dwingend en boos) heeft/hebben geroepen dat hij zijn jas en
zijn kleren uit moest trekken, althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 317 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van
het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 2] tegen/in
het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam heeft gestompt/geslagen en/of
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid,
welk (mede)plegen van poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit gepleegd met het oogmerk om de
uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit
hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren, te weten van een diefstal met geweld en/of een afpersing gepleegd
door twee of meer verenigde personen,
hierin bestaande dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de [m.laan/D.weg]
, in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gsm en/of een personenauto
([merk auto]) en/of een rijbewijs en/of een navigatiesysteem en/of een
fotocamera (met toebehoren) en/of kentekenpapieren en/of een laptop en/of een
geldbedrag van 100,- Euro, in elk geval een hoeveelheid geld en/of een
hoeveelheid sleutels en/of een hoeveelheid (bank)pasjes en/of een paspoort
en/of een bril en/of een jas en/of een verrekijker, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een
persoon, te weten tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of (een) andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, op de openbare weg, te weten de [m.laan/D.weg], in elk
geval op een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2]
heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een gsm en/of een personenauto
([merk auto]) en/of een rijbewijs en/of een navigatiesysteem en/of een
fotocamera (met toebehoren) en/of kentekenpapieren en/of een laptop en/of een
geldbedrag van 100,- Euro, in elk geval een hoeveelheid geld en/of een
hoeveelheid sleutels en/of een hoeveelheid (bank)pasjes en/of een paspoort
en/of een bril en/of een jas en/of een verrekijker, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [slachtoffer 2] tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam
heeft/hebben gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen in de kofferruimte van een personenauto
plaats te nemen en/of vervolgens de kofferruimte van die personenauto dicht
te maken en/of
- (vervolgens) met de personenauto waarbij die [slachtoffer 2] zich in de kofferruimte
bevond is/zijn gaan rijden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen uit de kofferruimte te
komen/stappen en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Ga maar helemaal het
pad af, niet omkijken anders schieten we je neer", althans woorden van
gelijke aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
A.
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 2], onder meer terwijl hij
op de grond lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam
heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden, dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen
en in vereniging met een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd B.P.A.
[slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus en/of gebroken
schouder) heeft toegebracht, door deze opzettelijk, onder meer terwijl die
[slachtoffer 2] op de grond lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het
(boven)lichaam te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden, dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van
het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2], onder meer terwijl
die [slachtoffer 2] op de grond lag, tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het
(boven)lichaam heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
B.
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de
openbare weg, te weten de [m.laan/D.weg], in elk geval op een
openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een gsm en/of een
personenauto ([merk auto]) en/of een rijbewijs en/of een navigatiesysteem en/of
een fotocamera (met toebehoren) en/of kentekenpapieren en/of een laptop en/of
een geldbedrag van 100,- Euro, in elk geval een hoeveelheid geld en/of een
hoeveelheid sleutels en/of een hoeveelheid (bank)pasjes, en/of een paspoort
en/of een bril en/of een jas en/of een verrekijker, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2],
althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen een persoon, te weten tegen [slachtoffer 2], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren
en/of
dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, op de openbare weg, te weten de [m.laan/D.weg], in elk
geval op een vopenbare weg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2]
heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een gsm en/of een
personenauto ([merk auto]) en/of een rijbewijs en/of een navigatiesysteem en/of
een fotocamera (met toebehoren) en/of kentekenpapieren en/of een laptop en/of
een geldbedrag van 100,- Euro, in elk geval een hoeveelheid geld en/of een
hoeveelheid sleutels en/of een hoeveelheid (bank)pasjes en/of een paspoort
en/of een bril en/of een jas en/of een verrekijker, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [slachtoffer 2] tegen/in het hoofd/gezicht en/of tegen het (boven)lichaam
heeft/hebben geschopt en/of geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen in de kofferruimte van een personenauto
plaats te nemen en/of vervolgens de kofferruimte van die personenauto dicht
te maken en/of
- (vervolgens) met de personenauto waarvan die [slachtoffer 2] zich in de kofferruimte
bevond is/zijn gaan rijden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen uit de kofferruimte te
komen/stappen en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Ga maar helemaal het
pad af, niet omkijken anders schieten we je neer", althans woorden van
gelijke aard of strekking;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 317 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, althans
in het arrondissement Maastricht, in elk geval in Nederland en/of in Duitsland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn
mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer 2] gedwongen in de kofferruimte van een
personenauto plaats te nemen en/of vervolgens die kofferruimte van die
personenauto dicht te maken en/of vervolgens met de personenauto waarvan die
[slachtoffer 2] zich in de kofferruimte bevond, te gaan rijden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2010 tot en met 15 augustus
2010 te Tudderen, in elk geval in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of
meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking
gebracht met een in terpentine/(was)benzine gedrenkt stuk doek/stof, in elk
geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
terpentine/(was)benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge
waarvan een personenauto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de laptop welke zich in
die personenauto bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten
was;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2010 tot en met 15 augustus
2010 te Tudderen, in elk geval in Duitsland tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
een personenauto en/of een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 18 augustus 2010 te Sittard, in de gemeente
Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans
alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet, onder meer terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag, die
[slachtoffer 3] heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2010 te Sittard, in de gemeente
Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), onder
meer terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag, heeft gestompt/geslagen en/of
geschopt/getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
6.
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2010 tot en met 20 juli 2010 in de
gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van
het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 1] heeft
gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk (mede)plegen van poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit gepleegd met het oogmerk om de
uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit
hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren, te weten van een diefstal met geweld en/of een afpersing gepleegd
door twee of meer verenigde personen,
hierin bestaande dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Sportcentrumlaan, in
elk
geval op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], althans aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een
persoon, te weten tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of (een) andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, op de openbare weg, te weten de [S.laan], in elk geval op een
openbare weg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft/hebben
gedwongen tot de afgifte van een horloge, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
die [slachtoffer 1] heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
A.
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2010 tot en met 20 juli 2010 in de
gemeente Sittard-Geleen, tezamen
en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer 1] heeft gestompt/geslagen en/of
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2010 tot en met 20 juli 2010 in de
gemeente Sittard-Geleen, tezamen
en in vereniging met een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd
[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (breukjes in/bij/boven het
rotsbeen en/of schedelbasisfractuur) heeft toegebracht, door deze opzettelijk
te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2010 tot en met 20 juli 2010 in de
gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, althans
alleen, ter uitvoering van
het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] heeft gestompt/geslagen en/of
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2010 tot en met 20 juli 2010 in de
gemeente Sittard-Geleen, tezamen
en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1]) heeft gestompt/geslagen en/of
geschopt/getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
art 300 Wetboek van Strafrecht
B.
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2010 tot en met 20 juli 2010 in de
gemeente Sittard-Geleen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de
openbare weg, te weten de [S.laan], in elk geval op een openbare weg,
met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1],
althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen een persoon, te weten tegen [slachtoffer 1], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren
en/of
dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, op de openbare weg, te weten de [S.laan], in elk geval op een
openbare weg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft/hebben
gedwongen tot de afgifte van een horloge, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
die [slachtoffer 1] heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 317 Wetboek van Strafrecht