ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ8093

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700426-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging na eindexamenfeestje met significante bijdrage aan geweld

Op 17 juli 2010 vond er in Bunde, gemeente Meerssen, een vechtpartij plaats na een eindexamenfeest. Verdachte, die naar buiten kwam na het horen van geschreeuw, mengde zich in het conflict en sloeg aangever 2. De rechtbank oordeelde dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld dat tegen beide aangevers werd gepleegd. De rechtbank stelde vast dat verdachte niet alleen aanwezig was, maar actief deelnam aan het geweld, wat hem strafbaar maakte onder artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat verdachte slechts opzet had op het slaan van aangever 2. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van verdachte en zijn goede levensomstandigheden, en legde een werkstraf van 100 uren op, waarvan 40 uren voorwaardelijk. Daarnaast werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door het geweld. De rechtbank wees de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toe, waarbij de immateriële schade en de schade aan de auto van aangever 1 werden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700426-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 maart 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. A.M.T.C. Plantaz, advocaat te Eijsden.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 maart 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte deel uit heeft gemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een personenauto toebehorende aan [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het (meerdere malen) slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het slaan op/tegen genoemde personenauto, dan wel dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden en/of samen met anderen een personenauto van [slachtoffer 1] hebben vernield/beschadigd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van openlijk geweld. Verdachte heeft enkel een klap uitgedeeld aan aangever 2, omdat deze een meisje zou hebben geslagen. Met het geweld dat anderen hebben gepleegd, heeft hij niets te maken, aldus de raadsman van verdachte.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In de vroege ochtend van zaterdag 17 juli 2010, omstreeks 02:00 uur, vonden er schermutselingen plaats op en aan de openbare weg, de [B.laan] te Bunde, in de gemeente Meerssen, ter hoogte van nummer [xx]. Op dit adres werd door [P.] een eindexamenfeest gehouden. Bij de schermutselingen waren in ieder geval betrokken [slachtoffer 1] [hierna: aangever 1], diens zoon [slachtoffer 2] [hierna: aangever 2], verdachte ([naam verdachte]) en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Aangever 1 had na de schermutselingen letsel aan zijn hoofd, te weten: zwellingen linker voorhoofd, linker wang, neus, boven- en onderlip. Tevens had aangever 1 snijwonden opgelopen aan zijn linker wang en boven- en onderlip. De personenauto van aangever 1 raakte bij de schermutselingen beschadigd.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Aangever 1 heeft verklaard dat hij op 17 juli 2010 met zijn auto zijn zoon van het eindexamenfeest kwam ophalen op het adres [B.laan] te Bunde. Op het moment dat zijn zoon, samen met een vriend ([getuige 1]), was ingestapt, zag hij vier jongens op de auto waarin zij zaten, komen afgerend. Eén van deze personen sloeg op het dak van zijn auto waarna aangevers 1 en 2 zijn uitgestapt. Aangever 1 heeft verklaard dat hij vervolgens door een aantal van deze personen is geslagen en geschopt. Tengevolge van het daardoor opgelopen letsel heeft hij zich onder doktersbehandeling moeten stellen. In het dak van zijn auto is een deuk boven het portier ontstaan. Aangever 1 heeft naderhand aan de hand van foto’s de medeverdachte [medeverdachte 1] herkend als degene die het eerst op hem afstormde en de hele tijd klappen uitdeelde en die opnieuw begon met slaan en schoppen nadat de vrouw des huizes – [getuige 2] – tussenbeide was gekomen en het gevecht gesust was. Aan de hand van de foto’s heeft aangever 1 tevens medeverdachte [medeverdachte 2] herkend als degene die hem, evenals medeverdachte [medeverdachte 1], in elkaar had geslagen en als degene die met een voorwerp op het dak van zijn auto had geslagen.
Aangever 2 heeft verklaard dat hij, toen hij in de auto van zijn vader was ingestapt, zag dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de auto afliepen. Hij hoorde en zag dat medeverdachte [medeverdachte 2] met een gebalde vuist op de motorkap van de auto van zijn vader sloeg, waarna beide aangevers zijn uitgestapt. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft daarna enkele keren met gebalde vuisten naar zijn gezicht en lichaam geslagen. Daarna probeerde [medeverdachte 2] aangever 2, op het moment dat hij weer in de auto zat, aan zijn beide benen uit de auto te trekken. Aangever 2 heeft verklaard dat hij vervolgens zelf uit de auto is gestapt en dat hij daarna heeft gezien dat hij door verdachte in zijn gezicht en tegen zijn lichaam werd geslagen. Vervolgens werd hij door verschillende personen tegelijkertijd met gebalde vuisten overal op zijn lichaam geslagen. Gehoord als getuige verklaarde aangever 2 gezien te hebben dat een aantal personen op zijn vader insloeg.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aan het geschreeuw hoorde dat er op straat ruzie was. Toen hij naar buiten liep, zag hij dat medeverdachte [medeverdachte 1] aan het vechten was met aangever 1. Medeverdachte [medeverdachte 2] hoorde hij toen schreeuwen dat aangever 2 zijn vriendin had geslagen. [medeverdachte 2] was heel erg boos en op zoek naar aangever 2. Verdachte zag aangever 2 op dat moment op de oprit lopen, is naar hem toegegaan en heeft hem met zijn rechtervuist in zijn gezicht geslagen.
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage niet gewelddadig van aard hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
In het onderhavige geval was er op het moment dat verdachte naar buiten kwam een vechtpartij gaande tussen aangever 1 en medeverdachte [medeverdachte 1]. Medeverdachte [medeverdachte 2] was op datzelfde moment aan het schreeuwen dat aangever 2 zijn vriendin had geslagen. [medeverdachte 2] was heel erg boos en was op zoek naar aangever 2. Verdachte heeft zich, toen hij aangever 2 op de oprit zag lopen, in het conflict gemengd dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kennelijk met beide aangevers hadden. In plaats van zich er van te distantiëren heeft hij aangever 2 geslagen, omdat deze de vriendin van [medeverdachte 2] zou hebben geslagen. Verdachte heeft met andere woorden een voldoende significante bijdrage geleverd aan het geweld dat tegen beide aangevers werd aangewend. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 juli 2010 te Bunde, in de gemeente Meerssen, met anderen, op of aan de openbare weg, de [B.laan], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een personenauto toebehorende aan [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het meermalen slaan en schoppen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het slaan op genoemde personenauto.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, dan acht hij een werkstraf, zoals door de officier van justitie geëist, alleszins redelijk. Hij refereert zich dan ook aan het oordeel van de rechtbank.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft op 17 juli 2010 deel uit gemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], zijn auto en zijn zoon [slachtoffer 2]. Daarmee heeft verdachte weinig respect getoond voor de lichamelijke integriteit van anderen en het bezit van een ander, en is hij er niet voor teruggeschrokken anderen pijn te doen en letsel te bezorgen. Dit is een ernstig strafbaar feit dat, gelet op de plaats en het tijdstip, kan worden geschaard onder het begrip uitgaansgeweld. Het is een vorm van zinloos geweld die veel onrust veroorzaakt in de samenleving.
Voor de bepaling van de strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). Voor openlijke geweldpleging tegen personen, zonder lichamelijk letsel, is volgens deze oriëntatiepunten een werkstraf van 120 uren op zijn plaats en voor openlijke geweldpleging, enig lichamelijk letsel ten gevolge hebbend staat 3 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met zijn jonge leeftijd en het feit dat hij zijn leven goed op orde heeft. Hij volgt een opleiding, woont bij zijn ouders en heeft geen financiële problemen. Bovendien is verdachte, blijkens zijn strafblad, niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. Voorts houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte. Verdachte is schuldbewust en acht zichzelf strafwaardig.
De reclassering heeft op 4 augustus 2010 een voorlichtingsrapport omtrent de persoon van verdachte uitgebracht. Hieruit blijkt dat de reclassering de kans op recidive laag acht. De reclassering adviseert de rechtbank om aan verdachte een werkstraf op te leggen.
Gelet op de hierboven geschetste oriëntatiepunten en gezien alle bovenstaande omstandigheden, zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf voor de duur van 100 uren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.351,87 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering voor een bedrag van € 1.640,10 hoofdelijk kan worden toegewezen en vordert daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft de vordering van [slachtoffer 1] betwist en verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, met dien verstande dat de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk, doch slechts gedeeltelijk toewijzen, nu uit het onderzoek is komen vast te staan dat aan voornoemde benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van
€ 1.287,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De rechtbank heeft daarbij de immateriële schade naar redelijkheid vastgesteld op een bedrag van € 600,00 en de beschadiging van de auto naar redelijkheid vastgesteld op een bedrag van € 300,00. Voorts omvat het toegewezen schadebedrag de gemaakte reiskosten, de kosten voor de slippers en het T-shirt, de eigen bijdrage van CZ en de kosten voor twee weken huishoudelijke hulp. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 99,95 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen en vordert daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de materiële vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de immateriële vordering heeft hij verzocht tot matiging.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek is komen vast te staan dat aan voornoemde benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
Ten aanzien van beide vorderingen zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 100 uren, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
- bepaalt dat de voorwaardelijke werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar rato van twee uur per dag;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Benadeelde partijen
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adresgegevens], te betalen een bedrag van € 1.287,15, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2010 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige wordt afgewezen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 22 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2010;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adresgegevens], van een bedrag van € 399,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2010 tot aan de dag van volledige voldoening:
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2010;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. S.V. Pelsser en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.T. Latour, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 maart 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 juli 2010 te Bunde, in de gemeente Meerssen, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [B.laan], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een personenauto toebehorende aan [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens) slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het slaan op/tegen genoemde personenauto;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2010 te Bunde, in de gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
en/of
hij op of omstreeks 17 juli 2010 te Bunde, in de gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;