ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ7836

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700666-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met voorbedachten rade en het dragen van een honkbalknuppel als wapen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Maastricht op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van zware mishandeling en het dragen van een honkbalknuppel als wapen. De verdachte heeft op 4 december 2010 in Heerlen, na een telefoontje van zijn broer, met opzet en met voorbedachten rade een honkbalknuppel gebruikt om het slachtoffer, [slachtoffer], te slaan. Dit resulteerde in een scheenbeenfractuur bij het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende tijd had om na te denken over zijn handelen, wat de voorbedachten rade bevestigde. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en veroordeelde hem tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een werkstraf van 240 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die immateriële en materiële schade had geleden door de mishandeling. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het geweld plaatsvond, namelijk de poging van de verdachte om zijn broer te helpen, maar oordeelde dat de reactie van de verdachte buiten proporties was en dat hij het recht in eigen hand had genomen. De rechtbank wees de vordering van de benadeelde partij grotendeels toe, met uitzondering van enkele posten die niet als rechtstreekse schade werden erkend.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700666-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 juni 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 mei 2011, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] met parketnummer 03/[xxxxxx-xx].
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: opzettelijk met voorbedachten rade [slachtoffer] zodanig met een honkbalknuppel heeft geslagen dat deze zwaar lichamelijk letsel (een fractuur van het bovenste gedeelte van het rechter scheenbeen) heeft opgelopen, dan wel dat hij heeft geprobeerd met voorbedachten rade die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij met voorbedachten rade die [slachtoffer] heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg;
Feit 2: een wapen, te weten een honkbalknuppel, heeft gedragen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde zware mishandeling met voorbedachten rade wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe verwijst hij naar de verklaringen van [getuige 1], [slachtoffer], [getuige 2], [getuige 3], medeverdachte [naam medeverdachte] en verdachte zelf. Voorts wijst hij op de medische verklaring met betrekking tot het letsel van [slachtoffer].
Ten aanzien van feit 2
Ook feit 2 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Verdachte had een honkbalknuppel bij zich en in een situatie als de onderhavige, waarin de knuppel door verdachte werd meegenomen om ermee te dreigen en om er geweld mee te plegen, is dit een verboden wapen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen bewijsverweer. Zij acht voldoende bewijs aanwezig voor een bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 4 december 2010 vonden bij het [H.plein] te Heerlen enige incidenten plaats waarbij verdachtes broer [naam medeverdachte], [slachtoffer], [getuige 1] en later ook verdachte zelf waren betrokken.
[naam medeverdachte] reed die dag omstreeks 17:15 uur het parkeerterrein bij het [H.plein] op op het moment dat [slachtoffer] en [getuige 1], samen met hun beider vrouwen, [getuige 4] en [getuige 5], aldaar liepen. Het rijgedrag van [naam medeverdachte] irriteerde [slachtoffer] en [getuige 1] zodanig dat ze naar hem toeliepen toen deze zijn auto had geparkeerd. [slachtoffer] en [getuige 1] duwden [naam medeverdachte] in de openstaande kofferbak van zijn auto en volgens [naam medeverdachte] werd hij daarbij geslagen, wat ook is waargenomen door getuige [getuige 2].
Hierop belde [naam medeverdachte] zijn broer, verdachte, met het verzoek om te komen en een honkbalknuppel mee te nemen.
De tenlastegelegde feiten zijn gebaseerd op hetgeen vervolgens is gebeurd.
Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten
Bij de politie verklaarde medeverdachte [naam medeverdachte] dat hij na het incident, waarbij hij in de kofferbak werd geduwd, verdachte belde en tegen hem zei: ‘Neem de honkbalknuppel mee.’ Toen verdachte aankwam, zag [naam medeverdachte] dat verdachte de honkbalknuppel in zijn handen had. Verdachte vroeg [naam medeverdachte] wie dit (doelend op het letsel bij [naam medeverdachte], toevoeging rechtbank) bij hem gedaan had. Hierop wees [naam medeverdachte] naar de man met de zwarte sjaal. Verdachte liep naar die man toe.
Ook [slachtoffer] verklaarde bij de politie over het incident op 4 december 2010 op het [H.plein] te Heerlen, waarbij [naam medeverdachte] in de kofferbak van zijn auto werd geduwd. Na dit incident zag hij een auto komen aanrijden. Daaruit stapte een jongen met een honkbalknuppel in zijn handen. [slachtoffer] hoorde dat [naam medeverdachte] zei: ‘Die daar met die zwarte sjaal, die moet je hebben.’ Hierop kwam de jongen met de honkbalknuppel op hem af. Deze sloeg hem met die knuppel op zijn been.
Bij [slachtoffer] werd een fractuur vastgesteld van het bovenste gedeelte van het rechter scheenbeen.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat zijn broer [naam medeverdachte] hem belde en vertelde dat hij was geslagen en in de kofferbak van zijn auto was geduwd. Voorts vertelde [naam medeverdachte] dat ze hem wilden doodmaken. [naam medeverdachte] vroeg verdachte om hulp en vroeg hem voorts de knuppel mee te nemen. Hierop ging verdachte met de knuppel naar [naam medeverdachte] toe. Daar aangekomen zag hij zijn broer bloedend en in tranen. [naam medeverdachte] wees de man aan die hem dit had aangedaan. Hierop ging verdachte verhaal halen bij die man. Verdachte liep op [slachtoffer] af en sloeg hem met de knuppel op het been.
[getuige 3] was getuige van het op 4 december 2010 op het [H.plein] te Heerlen door verdachte slaan met de knuppel op het been van [slachtoffer]. Zij verklaarde dat er met kracht met de honkbalknuppel werd geslagen. Het was een enorme klap.
Op 4 december 2010 te Heerlen werd op de bijrijderstoel van de personenauto van verdachte de betreffende honkbalknuppel aangetroffen. Deze werd inbeslaggenomen.
Conclusie
Ten aanzien van feit 1
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte opzettelijk met kracht met een honkbalknuppel op het been van [slachtoffer] heeft geslagen. Ten gevolge hiervan heeft [slachtoffer] een fractuur opgelopen aan het bovenste gedeelte van het rechter scheenbeen.
Weliswaar heeft verdachte verklaard dat hij op het linkerbeen van [slachtoffer] heeft geslagen en heeft getuige [getuige 2] verklaard dat met de honkbalknuppel, naar hij meende, op het linker scheenbeen werd geslagen, doch gelet op het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel aan het rechter scheenbeen, de overige relevante verklaringen en het feit dat aan het linkerbeen van [slachtoffer] geen letsel is geconstateerd, kan het niet anders dan dat verdachte [slachtoffer] op het rechterbeen heeft geslagen en dat verdachte en getuige [getuige 2] zich kennelijk hebben vergist.
Gelet op de volgende feiten:
- verdachte werd door [naam medeverdachte] gebeld met het verzoek hem te helpen en een honkbalknuppel mee te nemen;
- vervolgens ging verdachte met een honkbalknuppel naar [naam medeverdachte] toe;
- hierop vroeg verdachte aan [naam medeverdachte] wie hem had aangevallen;
- ten slotte liep verdachte met de honkbalknuppel op [slachtoffer] toe en gaf hem daarmee een klap;
is de rechtbank van oordeel dat verdachte voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om zich te beraden over zijn handelen. Door vervolgens [slachtoffer] met de honkbalknuppel te slaan heeft verdachte gehandeld met voorbedachten rade.
[slachtoffer]’ scheenbeenbreuk is zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier, met name uit de in voetnoot 4 genoemde brief, blijkt dat het gehele herstel naar verwachting zes maanden zal duren, terwijl nog niet duidelijk is of sprake zal zijn van restloos herstel.
Ten aanzien van feit 2
Voorts leidt de rechtbank uit hetgeen onder het kopje ‘ten aanzien van de tenlastegelegde feiten’ is vermeld af dat verdachte een wapen van categorie IV van de Wet wapens en munitie, te weten een honkbalknuppel, heeft gedragen. Gelet op de aard en de omstandigheden waaronder de honkbalknuppel werd aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen of om te dreigen. Verdachte heeft dit zelf erkend. De honkbalknuppel valt niet onder een van de andere categorieën van de Wet wapens en munitie.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 primair
op 4 december 2010 in de gemeente Heerlen aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur van het bovenste gedeelte van het rechter scheenbeen, heeft toegebracht door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, met een honkbalknuppel tegen dat been van die [slachtoffer] te slaan;
Feit 2
op 4 december 2010 in de gemeente Heerlen een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een honkbalknuppel, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarde vordert hij reclasseringstoezicht, waaronder een agressieregulatietherapie.
Anders dan de reclassering meent de officier van justitie dat verdachte een agressieprobleem heeft en dat er sprake is van recidivegevaar. Dit leidt hij af uit het feit dat verdachte, die kennelijk niet agressief is, wel tot geweld overgaat op het moment dat zijn broer in gevaar is en zelfs wraak gaat nemen op het moment dat zijn broer niet langer in gevaar is.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de reclassering van mening dat een taakstraf gepast is. Voorts acht zij strafvermindering op haar plaats, nu de gang naar de rechter voor verdachte, die nauwelijks een strafblad heeft, zwaar is. In het geval de rechtbank een gevangenisstraf passend acht, pleit de verdediging ervoor een groot gedeelte ervan voorwaardelijk op te leggen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
De aanleiding voor verdachte om met een honkbalknuppel een gewelddadige confrontatie aan te gaan met [slachtoffer] was een telefoontje van zijn broer die hem om hulp vroeg, omdat hij door twee mannen in de kofferbak van zijn auto was geduwd en daarbij ook nog was geslagen. De rechtbank acht het begrijpelijk dat verdachte zijn broer te hulp wilde schieten. De wijze waarop hij dat deed, is echter buiten alle proporties. Door [slachtoffer] met een honkbalknuppel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte het recht in eigen hand willen nemen. Verdachte lijkt slechts op wraak belust te zijn geweest.
Gelet op het feit dat:
- de aanleiding van het geweld niets met verdachte van doen had;
- verdachte zijn broer te hulp wilde schieten en op diens instigatie een honkbalknuppel meenam;
- hij vervolgens, kennelijk zonder zich af te vragen wat er daadwerkelijk was gebeurd, [slachtoffer] met een honkbalknuppel sloeg en zwaar lichamelijk letsel toebracht, terwijl van enige dreiging in zijn of zijn broers richting geen sprake (meer) was,
acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier maanden passend. Zij zal deze echter geheel voorwaardelijk opleggen, opdat verdachte in de toekomst ervan wordt weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen van 240 uur, met aftrek van voorarrest.
Het opleggen van een bijzondere voorwaarde acht de rechtbank niet nodig. Zij meent dat de op te leggen straffen en de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd verdachte, die ten aanzien van dit soort feiten een blanco strafblad heeft, ervan zullen weerhouden in de toekomst weer in de fout te gaan.
Voor feit 2, het dragen van de honkbalknuppel als wapen, acht de rechtbank een geldboete van € 250,- passend.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.609,- terzake van feit 1, bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 859,- en immateriële schade ter hoogte van € 1.750,-. Voorts vordert de benadeelde partij de wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie vordert de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Hij acht de opgevoerde posten redelijk.
De verdediging onthoudt zich van commentaar omtrent de vordering van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij overweegt de rechtbank het volgende.
Als materiële schade vordert de benadeelde partij:
- € 232,- voor vier kaarten voor een musicalvoorstelling;
- € 126,- voor een spijkerbroek;
- € 149,- voor een bril;
- € 170,- voor eigen risico van de zorgverzekeraar;
- € 182,- voor daggeldvergoeding ziekenhuis.
Met uitzondering van de toegangskaarten voor de musical acht de rechtbank de opgegeven posten rechtstreekse schade voor de benadeelde partij, veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. Voorts acht ze de hoogte ervan redelijk en billijk. De rechtbank zal deze schade dan ook toewijzen.
Ten aanzien van de kaarten van de musicalvoorstelling stelt de benadeelde partij dat hij door de mishandeling niet naar de schouwburg is kunnen gaan. Nu die voorstelling plaatshad op 4 december 2010, is er naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreeks verband tussen de mishandeling en het niet kunnen bijwonen van de musical. Er is dan ook sprake van rechtstreekse schade door het bewezen verklaarde feit. De omvang van de schade die verdachte heeft geleden is echter niet de prijs van vier toegangskaarten, maar die van één kaart. De rechtbank zal dan ook een bedrag van € 58,- toewijzen.
Als immateriële schade vordert de benadeelde partij een bedrag van € 1.750,-. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft opgelopen. De rechtbank schat de hoogte daarvan naar redelijkheid en billijkheid op € 1.000,-. Hierbij houdt ze rekening met een mate van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. Het was immers de benadeelde partij die als eerste fysiek geweld gebruikte door verdachtes broer in een kofferbak te duwen.
De rechtbank zal tevens de gevorderde rente toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal het toe te wijzen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen, nu niet alleen verdachte, maar ook medeverdachte [naam medeverdachte], [slachtoffer] heeft mishandeld.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 62, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte voor feit 1 primair tot een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat deze voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte voor feit 1 primair voorts tot een werkstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte voor feit 2 tot een geldboete van € 250,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.685,-, waarvan € 685,- ter zake van materiële schade en € 1.000,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 december 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige deel af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte ten aanzien van feit 1 primair de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 1.685,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2010;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juni 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 4 december 2010 in de gemeente Heerlen aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur van het bovenste gedeelte van het rechter scheenbeen, in elk geval enig zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal (telkens) met een honkbalknuppel op/tegen een been van die [slachtoffer] te slaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 04 december 2010 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een honkbalknuppel op/tegen een been van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 04 december 2010 in de gemeente Heerlen, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, te weten [slachtoffer], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk een of meermalen (telkens) met een honkbalknuppel die [slachtoffer] tegen/op een been heeft geslagen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] een fractuur van het bovenste gedeelte van het rechter scheenbeen, in elk geval zwaar lichamelijk letsel, heeft bekomen;
Feit 2
hij op of omstreeks 04 december 2010 in de gemeente Heerlen, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een honkbalknuppel, in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel.