ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ7121

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
6 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
422990 EJ VERZ 11-79
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.A.F. Coenegracht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek van werkgever wegens dringende reden en verandering in omstandigheden

In deze zaak verzocht ENCI B.V. de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, primair op basis van een dringende reden en subsidiair wegens een verandering in omstandigheden. De werkgever stelde dat [verweerder] zijn verplichtingen grovelijk had veronachtzaamd door urenbriefjes blind af te tekenen en de urenverzamelstaten niet inhoudelijk te controleren. De kantonrechter oordeelde dat de als dringende reden aangevoerde feiten onvoldoende waren onderbouwd. Hoewel de kantonrechter vaststelde dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen partijen, was deze in overwegende mate aan ENCI te verwijten. De werkgever had niet de juiste middelen en ondersteuning geboden aan [verweerder] om zijn werk goed uit te voeren. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was, maar kende [verweerder] een vergoeding toe van € 175.000,00 bruto, omdat ENCI als werkgever in gebreke was gebleven. De uitspraak werd gedaan op 30 mei 2011, met een ontbinding per 15 juni 2011, tenzij ENCI haar verzoek introk voor die datum.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Zaaknummer: 422990 EJ VERZ 11-79
Typ: AodK
Beschikking van 30 mei 2011
op een verzoek van
ENCI B.V., gevestigd en kantoorhoudend te 6212 NA Maastricht, Lage Kanaaldijk 115,
verzoek[ ]ster, verder te noemen: ENCI,
gemachtigde: mr. M.O. de Bont, advocaat te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
[verweerder], wonend te [adres],
verweerder, verder te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. M.M.J.P. Penners, advocaat te Geleen.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn de volgende processtukken ingediend:
- verzoekschrift met producties, ontvangen op 7 april 2011;
- verweerschrift met producties, ontvangen op 6 mei 2011;
- aanvullende producties zijdens ENCI, ontvangen op 13 mei 2011.
Partijen en haar gemachtigden zijn gehoord ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van donderdag 16 mei 2011. Van het aldaar verhandelde is door de griffier schriftelijk aantekening gehouden.
De kantonrechter heeft vervolgens beslissing bepaald waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
2. DE FEITEN
[verweerder] – geboren op [1965] – is sedert 15 december 1993 bij ENCI in dienst.
Hij vervulde laatstelijk de functie van Groepsleider Planning & Werkvoorbereiding bij de vestiging van ENCI te Maastricht.
3. GESCHIL
2.1. ENCI verzoekt de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, primair op grond van een dringende reden en subsidiair wegens een verandering in de omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] en om hem te verwijzen in de kosten van deze procedure.
2.2. ENCI legt aan haar verzoek ten grondslag, dat [verweerder] de bij zijn functie behorende en uit de onderlinge arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen grovelijk heeft veronachtzaamd.
2.2.1 De productiefabrieken van ENCI moeten regelmatig onderhouden worden. Voor dit onderhoud worden externe firma’s ingehuurd, die tijdens een zogenoemde “stop” revisiewerkzaamheden uitvoeren. Deze firma’s stellen zelf hun urenbriefjes c.q. urenstaten op.
Na controle daarvan zijdens ENCI verwerken de firma’s de gegevens van deze urenbriefjes maandelijks in urenverzamelstaten aan de hand waarvan uiteindelijk betaling door ENCI plaatsvindt.
2.2.2. Een belangrijk onderdeel van de functie van [verweerder] bestaat uit de hiervoor bedoelde controle. [verweerder] heeft echter blind urenbriefjes afgetekend en hij heeft nagelaten de urenverzamelstaten aan de hand van de urenbriefjes inhoudelijk te controleren. Daardoor kon het gebeuren dat tijdens de stop van augustus/september 2010 door één firma meer dan duizend uur teveel gedeclareerd werd.
2.2.3. Voorts ging [verweerder] er zónder medeweten of instemming van ENCI mee akkoord dat de uren die een medewerker van een firma op één dag teveel werkte, verdeeld werden over de urenstaten van andere dagen of andere medewerkers, hetgeen geheel in strijd is met de Arbowetgeving.
2.2.4. [verweerder] handelde solistisch bij het voorbereiden van de stops, het maken van de begroting en het uiteindelijk accorderen van de facturatie van de externe firma’s en hield op die wijze inmenging in zijn handelwijze af. Hij heeft nooit te kennen gegeven dat er op het gebied van supervisie en kostenbewaking (dus controle van urenbriefjes en urenverzamelstaten) verbetering of betere beheersbaarheid nodig was.
2.3. [verweerder] heeft ten verwere het volgende gesteld.
2.3.1. [verweerder] is verantwoordelijk voor de technische uitvoering van een onderhoudsstop. De werkzaamheden die daarmee gepaard gaan zijn zeer omvangrijk. Elke revisie vergt enkele weken voorbereiding. Tijdens de stop is sprake van een enorme hectiek en [verweerder] heeft dan veelal andere taken dan enkel het controleren van urenbriefjes: zijn prioriteit ligt bij de technische werkzaamheden.
2.3.2. Bij een stop zijn vaak rond de 150 mensen van verschillende externe firma’s betrokken. [verweerder] kent deze mensen lang niet allemaal. Het is voor hem, door gebrek aan tijd en middelen, onmogelijk om de uren van iedere individuele medewerker te controleren. De door de firma's zelf ingevulde urenbriefjes worden veelal door [verweerder] maar regelmatig ook door andere mensen afgetekend. [verweerder] is er steeds op goed vertrouwen – gebaseerd op een jarenlange samenwerking – vanuit gegaan dat de ingehuurde firma’s de briefjes correct invulden. Er staan [verweerder] geen middelen ter beschikking om de ingevulde uren op hun juistheid te controleren.
2.3.2. Na de revisie worden de voor akkoord getekende urenbriefjes vergeleken met de ingevulde verzamelstaat. Deze zijn door [verweerder] gecontroleerd en waar nodig gecorrigeerd. Hem ontbrak echter de tijd om die controle puntsgewijs uit te voeren. Het gaat meer om een getalsmatige vergelijking van de ingevulde uren op de briefjes met de totalen op de verzamelstaat. [verweerder] erkent dat er in augustus 2010 wellicht zaken aan zijn aandacht ontsnapt zijn, maar dat is absoluut niet bewust gebeurd. Hij heeft diverse keren bij zijn leidinggevende en bij de directeur geklaagd over de werkdruk.
2.3.4. Het verdelen van teveel gewerkte uren is niet gebeurd op initiatief van [verweerder]. Bovendien was ENCI hiervan op de hoogte en laat zij zélf toe dat haar eigen medewerkers – waaronder [verweerder] – in strijd met de Arbo-wetgeving veel te veel uren maken.
2.3.5. [verweerder] verzoekt de kantonrechter het verzoek af te wijzen dan wel, indien de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, hem daarbij een vergoeding toe te kennen met
C-factor 3, omdat ENCI zich niet als goed werkgever gedragen heeft door zijn functioneren ten onrechte in twijfel te trekken.
3. BEOORDELING
3.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist, dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met een opzegverbod.
3.2. De ontbindingsprocedure ex artikel 7:685 BW is een procedure waarin de kantonrechter betrekkelijk snel dient te beoordelen of er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer op korte termijn te ontbinden. Het is daarbij niet gebruikelijk dat getuigen worden gehoord of dat anderszins nader feitenonderzoek plaatsvindt. De kantonrechter moet het in een zaak als deze doen met hetgeen partijen voorafgaand aan de zitting en tijdens de zitting hebben aangevoerd.
3.3. ENCI legt aan haar verzoek primair een dringende reden ten grondslag. Toewijzing daarvan na enkel een mondelinge behandeling is slechts op zijn plaats, indien iedere twijfel met betrekking tot de dringende reden uitgesloten is.
De dringende reden die ENCI aan haar verzoek ten grondslag legt, luidt:
het op een grove wijze veronachtzamen van de bij de functie en de arbeidsovereenkomst behorende verplichtingen, in die zin dat [verweerder]:
a) blind urenbriefjes heeft afgetekend en
b) nagelaten heeft de urenverzamelstaten aan de hand van de urenbriefjes inhoudelijk te controleren.
Ad a). Gezien de stukken en gehoord hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard, is de kantonrechter van oordeel dat het voor [verweerder] ondoenlijk was om van alle individuele werknemers de daadwerkelijk gewerkte uren bij te houden. Hem ontbraken eenvoudigweg de middelen / tools daartoe. Die werden door ENCI niet beschikbaar gesteld. Het badge-systeem dat dienaangaande gebruikt werd, was onvoldoende betrouwbaar. Een voorstel voor het installeren van een prikklok is jaren geleden door ENCI afgewezen.
[verweerder] ging uit van de juistheid van de urenbriefjes zoals die hem werden voorgelegd en waarop hij ook om plausibele redenen meende te kunnen vertrouwen en ook mocht vertrouwen. Binnen ENCI Maastricht wordt al zes jaar op deze wijze gewerkt en gesteld noch gebleken is dat dit ooit eerder tot problemen geleid heeft.
Het “blind” ondertekenen van deze briefjes kan gezien het vorenstaande niet als een grove veronachtzaming van de plicht beschouwd worden.
Ad b). Volgens [verweerder] ontbrak hem tijdens een stop de tijd om de urenverzamelstaten aan de hand van de urenbriefjes inhoudelijk te controleren. Uit de stellingen van partijen is echter duidelijk geworden dat een dergelijke controle ook nog na afloop van een stop mogelijk is. [verweerder] stelt ook zelf dat dit alleen een getalsmatige vergelijking betreft van de ingevulde urenbriefjes met de totalen op de verzamelstaat.
Gebleken is dat die controle voor wat betreft de stop van augustus/september 2010 in elk geval niet goed gebeurd is. Dat hierbij opzet in het spel geweest zou zijn, is echter in het geheel niet gebleken.
Voorstelbaar is, dat ook dit het gevolg is van tijdgebrek. Uit hetgeen partijen gesteld hebben is immers gebleken dat revisies elkaar soms snel opvolgen en een volgende alweer moet worden voorbereid terwijl de vorige net is afgelopen, waardoor zelfs een achteraf-controle in het gedrang zou kunnen komen. Daarnaast is het ook mogelijk dat door [verweerder] aangehaalde, maar niet verder uitgewerkte, privé-omstandigheden hebben meegespeeld.
Van belang hierbij is ook nog dat [verweerder] jarenlang zeer goede beoordelingen gehad heeft, met name op het gebied van kostencontrole waarmee bedoeld wordt “controle van urenbriefjes en urenverzamelstaten”.
De kantonrechter is van oordeel dat ook ten aanzien van dit punt onvoldoende is komen vast te staan, dat [verweerder] een grovelijk veronachtzamen van zijn verplichtingen verweten kan worden.
Het verzoek tot ontbinding op grond van een dringende reden zal daarom worden afgewezen.
3.7. ENCI voert subsidiair aan dat er sprake is van een verandering in de omstandigheden. Zij heeft haar vertrouwen in [verweerder] verloren en een vruchtbare samenwerking tussen partijen is daarom niet langer mogelijk.
Naast de feiten die zij ten grondslag legt aan haar verzoek tot ontbinding op grond van dringende reden, stelt zij het [verweerder] kwalijk te nemen dat hij geen melding gemaakt heeft van het feit dat hij zijn controletaak onvoldoende kon uitoefenen, als gevolg waarvan ENCI schade heeft geleden en dat met instemming van [verweerder] zonder medeweten van ENCI overtredingen van de Arbo-wet plaatsvonden. [verweerder] heeft zulks gemotiveerd betwist.
3.8. Terzake overweegt de kantonrechter – vooraf – als volgt.
Blijkens de functietypering van "Groepsleider Planning&Werkvoorbereiding" dient [verweerder] "zorg (te) dragen voor de planning en werkvoorbereiding van de onderhoudswerkzaamheden op mechanisch, besturingstechnisch en bouwkundig gebied tijdens de normale operatie en voor revisieprojecten betreffende alle bedrijfsinstallaties van de fabriek Maastricht".
De functietypering leert dat de functie een zeer verantwoordelijke is en ook een zeer omvangrijk takenpakket behelst, dat nagenoeg de gehele planning, budgettering, (technische) uitvoering en controle van revisieprojecten van bedrijfsinstallaties bestrijkt.
Een onderdeel daarvan is "kostenbewaking met betrekking tot revisies" en uit dien hoofde is [verweerder] in formele zin aanspreekbaar op het ontbreken van een effectieve controle van de door de externe firma's gedeclareerde uren. De vraag is echter of van [verweerder], gelet op alle omstandigheden – zoals de grote hectiek en absolute prioriteit voor de technische uitvoering – waaronder hij zijn diverse taken moest verrichten, deze effectieve urencontrole in redelijkheid gevergd mocht worden.
De kantonrechter acht daarbij van belang dat in het verleden één of zelfs meer dan een medewerker speciaal met deze urencontrole van externe firma's was belast en zelfs toen kennelijk geen optimale controle mogelijk was, zoals door [verweerder] ter zitting is betoogd en door een voorganger van hem werd bevestigd.
Nu daarnaast vaststaat dat het onderdeel "kostenbewaking" in de voorafgaande jaren als een sterk punt van [verweerder] werd beoordeeld – terwijl hij wat de urenverantwoording van externe firma's betreft op dezelfde wijze te werk ging – moet het hogere echelon zichzelf aanrekenen dat er kennelijk geen adequate controle op mogelijke onjuiste of frauduleuze urenopgave door externe firma's was ingebouwd.
3.9. Uit hetgeen partijen overigens over en weer hebben gesteld is de juistheid van de verwijten die ENCI aan [verweerder] maakt absoluut onvoldoende gebleken. De stelling van ENCI dat [verweerder] nooit melding heeft gemaakt, wordt door [verweerder] betwist. Ter zitting geeft zijn leidinggevende Reijnders ook toe, dat [verweerder] aan hem kenbaar gemaakt heeft dat er problemen waren, die terug waren te voeren op overbelasting van [verweerder].
[verweerder] betwist weliswaar niet in strijd met de Arbowetgeving te hebben gehandeld, maar zijn verweer dat zulks gebeurde met medeweten van ENCI wordt van die zijde evenmin weersproken. Ook dit valt [verweerder] daarom absoluut niet aan te rekenen, maar dient volledig voor rekening en risico van ENCI te blijven.
Het vorenstaande dient in principe te leiden tot afwijzing van het verzoek.
Uit de stukken en ter zitting is echter duidelijk gebleken dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen zeer moeilijk zo niet onmogelijk geworden is. Partijen hebben het vertrouwen in elkaar volledig verloren. Vooral het feit dat de direct-leidinggevende – Reijnders – zijn vertrouwen in [verweerder] heeft opgezegd, is cruciaal.
De kantonrechter is daarom voornemens de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
3.10. De kantonrechter is van oordeel dat het wegvallen van de vertrouwensbasis in overwegende mate aan ENCI te verwijten valt. Zij is als werkgever ten opzichte van werknemer [verweerder] in gebreke gebleven. Zij heeft een uitstekend functionerende werknemer (vier jaar achter elkaar zeer goede beoordelingen!) onvoldoende middelen / tools aangereikt om zijn werk goed te kunnen uitvoeren. ENCI zelf heeft het daardoor voor externe bedrijven gemakkelijk gemaakt om eventueel te frauderen. Vervolgens rekent zij dit [verweerder] aan, zonder dat daarvoor een voldoende feitelijke basis aanwezig is. Zij spreekt in het verzoekschrift en ter zitting zelfs haar twijfels uit omtrent de integriteit van [verweerder], zónder dit ook maar enigszins met feiten te onderbouwen. Zij stelt zélf dat “niet is vastgesteld dat [verweerder] (actief als dader) betrokken is bij de geconstateerde onregelmatigheden”. Deze niet-onderbouwde verdachtmaking valt ENCI zeer kwalijk te nemen. Voorts is er nog het misplaatste verwijt van handelen in strijd met de Arbowetgeving, dat ENCI aan [verweerder] maakt.
Door zo te handelen gedraagt ENCI zich niet als een goed werkgever.
De kantonrechter oordeelt het daarom billijk bij de ontbinding aan [verweerder] een vergoeding toe te kennen ex aequo et bono van € 175.000,00 bruto.
De kantonrechter zal ENCI als de geheel in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure veroordelen.
3.11. Het voornemen is de ontbinding uit te spreken per 15 juni 2011 en daarbij ten laste van ENCI aan [verweerder] een vergoeding toe te kennen van € 175.000,00 bruto. ENCI wordt in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk vrijdag 10 juni 2011 om 17.00 uur haar verzoek in te trekken middels schriftelijke mededeling hiervan aan de griffier. Ook in dat geval acht de kantonrechter termen aanwezig ENCI in de kosten van deze procedure te veroordelen.
4. BESLISSING
Voor het geval ENCI haar verzoek niet uiterlijk op 10 juni 2011 om 17.00 uur haar verzoek heeft ingetrokken:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen ENCI en [verweerder] per 15 juni 2011;
- kent daarbij aan [verweerder] ten laste van ENCI een vergoeding toe van € 175.000,00 bruto;
- veroordeelt - voor zover nodig - ENCI tot betaling van dit bedrag tegen bewijs van kwijting aan [verweerder] of aan een door hem aan te wijzen derde;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- veroordeelt ENCI in de aan de zijde van [verweerder] gerezen proceskosten welke tot op heden worden begroot op € 400,00 salaris gemachtigde.
Voor het geval ENCI haar verzoek uiterlijk op 10 juni 2011 om 17.00 uur heeft ingetrokken:
- veroordeelt ENCI in de aan de zijde van [verweerder] gerezen proceskosten welke tot op heden worden begroot op € 400,00 salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. J.M.A.F. Coenegracht, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.