ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ6111

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
19 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
161004/KG ZA 11-198
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding en verlenging van de vervaltermijn in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht werd behandeld, ging het om een kort geding dat was aangespannen door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Speciaal Vervoer Limburg B.V. (SVL) tegen de naamloze vennootschap Licom N.V. De procedure volgde op een Europese aanbesteding voor werknemersvervoer door Licom, waarbij SVL als gunningsvoorstel was geselecteerd. Licom had op 11 maart 2011 aan SVL meegedeeld dat zij voornemens was de opdracht aan SVL te gunnen, maar ook dat eventuele geschillen binnen 15 dagen na deze bekendmaking aanhangig gemaakt moesten worden. SVL stelde dat de termijn van 15 dagen niet kon worden verlengd, terwijl Licom de termijn had verlengd tot 4 april 2011, wat leidde tot een kort geding door Munckhof, die als tweede eindigde in de aanbesteding. De voorzieningenrechter moest beoordelen of de verlenging van de vervaltermijn toelaatbaar was en of deze in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verlenging van de termijn niet in strijd was met de geldende principes, omdat er geen andere klagende inschrijvers waren en de verlenging was bedoeld om een kort geding te voorkomen. De rechter concludeerde dat de vorderingen van SVL moesten worden afgewezen, omdat de verlenging van de termijn niet onterecht was en er geen strijd was met de beginselen van transparantie en gelijkheid. SVL werd veroordeeld in de proceskosten van Licom, die op € 1.384,00 werden begroot. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken op 19 mei 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 161004 / KG ZA 11-198
Vonnis in kort geding van 19 mei 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPECIAAL VERVOER LIMBURG B.V.,
gevestigd te Nuth,
eiseres,
advocaat mr. W.B.M. Vondenhoff te Heerlen,
tegen
de naamloze vennootschap
LICOM N.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. M.C.G. Nijssen te Heerlen.
Partijen zullen hierna SVL en Licom genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
-de dagvaarding met producties,
-de mondelinge behandeling op 9 mei 2011,
-de pleitnota van SVL,
-de pleitnota van Licom.
1.2.Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling op elkaars stellingen gereageerd.
1.3.Ten slotte hebben partijen de voorzieningenrechter verzocht om vonnis te wijzen voor 16 mei 2011 (de datum waarop de mondelinge behandeling van het door Munckhof Taxi B.V. tegen Licom aangespannen kort geding zal plaatsvinden). De voorzieningenrechter heeft daarop bepaald voor 16 mei 2011 een verkort vonnis te zullen wijzen.
1.4.De voorzieningenrechter heeft de uitspraak van het verkorte vonnis vervolgens bepaald op 12 mei 2011 en heeft daarbij tevens bepaald dat de - onderhavige - uitgewerkte schriftelijke versie van het vonnis zo spoedig mogelijk daarna zal worden afgegeven aan partijen.
2.Het geschil
2.1.Licom heeft een Europese aanbesteding gehouden voor het werknemersvervoer van Licom. De voorwaarden waaraan aanbieders dienen te voldoen zijn neergelegd in paragraaf 2.5 “Voorwaarden aanbiedingen” van het “Bestek Europese aanbesteding Werknemersvervoer Licom” (hierna : het bestek).
2.2.Sub 32 van paragraaf 2.5 luidt als volgt.
“een Aanbieder die een geschil later dan 15 dagen na het bekend maken van het voornemen tot gunning van de opdracht aanhangig maakt, is niet-ontvankelijk.”
2.3.Licom heeft bij schrijven van 11 maart 2011 aan SVL meegedeeld dat zij voornemens is om de opdracht aan SVL te gunnen.
2.4.Licom heeft Munckhof, die als tweede eindigde bij de aanbesteding, eveneens bij schrijven van 11 maart 2011, meegedeeld dat zij voornemens is om de opdracht aan SVL te gunnen. Licom heeft daarbij vermeld dat Munckhof, indien zij zich niet kan verenigen met die beslissing, binnen 15 dagen na dagtekening van het schrijven een kort geding kan aanspannen bij de rechtbank. Indien zij niet binnen voormelde termijn een kort geding aanhangig maakt, zal zij niet-ontvankelijk zijn in haar vordering.
2.5.Licom heeft SVL vervolgens bij brief van 25 maart 2011 bericht dat zij de definitieve gunning tot 4 april 2011 heeft uitgesteld en dat de “Alcatel periode” (dienovereenkomstig) tot 4 april 2011 is verlengd.
2.6.Munckhof heeft vervolgens op 1 april 2011 ter zake van het voorlopig gunningsbesluit een kort geding tegen Licom aangespannen. Het kort geding is aldus buiten de oorspronkelijke termijn van 15 dagen, doch binnen de verlengde termijn, aanhangig gemaakt.
2.7. Volgens SVL kan de onder 2.2. geciteerde vervaltermijn van 15 dagen uit het bestek niet worden verlengd en, voor zover dit wel zou kunnen, mag dit in het onderhavige geval niet, nu dit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, het transparantiebeginsel, de leer van de precontractuele goede trouw en de redelijkheid en billijkheid. Munckhof voldoet aldus niet aan de onder 2.2. weergegeven voorwaarde uit het bestek. SVL vordert derhalve - samengevat - primair Licom te veroordelen om de aanbieding van Munckhof (alsnog) af te wijzen en subsidiair Licom te verbieden om de opdracht aan Munckhof te gunnen.
2.8.Licom voert verweer.
2.9.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.De beoordeling
3.1.Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
3.2.Niet in geschil is dat Munckhof buiten de in het bestek daarvoor gestelde termijn van 15 dagen, doch binnen de verlengde termijn, ter zake van het voorlopig gunningsbesluit een kort geding tegen Licom heeft aangespannen bij deze rechtbank. Partijen verschillen van mening over de vraag of de verlenging van de oorspronkelijke termijn door Licom toelaatbaar is. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent als volgt.
3.3.Op grond van de onder 2.2. geciteerde passage uit het bestek dient de afgewezen inschrijver uiterlijk op de vijftiende dag na de bekendmaking van het voornemen tot gunning, op straffe van verval van zijn recht, een kort geding aan te spannen. Het ligt, gelet op de gebruikte bewoordingen, voor de hand dat voormelde bepaling is bedoeld als een contractuele vervaltermijn, aflopend op de vijftiende dag na 11 maart 2011, oftewel op 26 maart 2011.
3.4.De oorspronkelijke termijn is, nadat Munckhof Licom binnen de 15 dagen-termijn een kort geding in het vooruitzicht had gesteld, op initiatief van Licom en met (kennelijke) instemming van Munckhof verlengd. Licom hoopte - naar zij onweersproken heeft gesteld - tijdens die verlengde termijn de bezwaren van Munckhof weg te nemen en zodoende te voorkomen dat door Munckhof een kort geding zou worden aangespannen. Nu de door Munckhof aan de orde gestelde vragen klaarblijkelijk niet naar haar genoegen zijn beantwoord, is echter alsnog - binnen de verlengde termijn - een kort geding door Munckhof aanhangig gemaakt.
3.5.SVL betwist dat een dergelijke verlenging mogelijk is; vervaltermijnen zijn immers fataal.
3.6.De stelling van SVL dat vervaltermijnen niet kunnen worden verlengd, omdat zij fataal zijn, komt de voorzieningenrechter juist voor waar het wettelijke vervaltermijnen betreft. In casu is echter sprake van een contractuele vervaltermijn. Dat een contractuele vervaltermijn niet kan worden verlengd, staat voor de voorzieningenrechter niet vast. Het is immers aan partijen om dienaangaande afspraken te maken. Die kunnen - expliciet dan wel impliciet - inhouden dat een als vervaltermijn aangeduide termijn verlengd kan worden. Die kunnen ook inhouden dat verlenging niet mogelijk is. De vraag of de onderhavige vervaltermijn - gelet op hetgeen daaromtrent is overeengekomen - verlengd kon worden, of niet, vergt nader onderzoek naar de feiten, voor welk onderzoek de kort-geding procedure zich niet leent. Dit betekent dat de voorzieningenrechter op dit moment niet tot het oordeel kan komen dat verlenging van de vervaltermijn niet mogelijk is geweest.
3.7.SVL voert verder aan dat de verlenging, als deze al mogelijk is, in het onderhavige geval als niet toegestaan moeten worden gezien, omdat deze zich niet verdraagt met het gelijkheidsbeginsel, het transparantiebeginsel, de leer van de precontractuele goede trouw en de redelijkheid en billijkheid, en dat de aanbieding van Munckhof dus op die grond moet worden afgewezen.
3.8.Van de door SVL in dat kader gestelde strijd met het gelijkheidsbeginsel is de voorzieningenrechter niet gebleken. Die ‘gelijkheid’ ten aanzien van het verlengen van de termijn geldt immers slechts voor andere klagende inschrijvers en daarvan is in het onderhavige geval - naar Licom onweersproken heeft gesteld - geen sprake.
3.9.Ten aanzien van het transparantiebeginsel c.a. overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Enerzijds kan de inschrijver aan wie voorlopig is gegund, gelet op de in het bestek genoemde vervaltermijn van 15 dagen, in beginsel erop vertrouwen dat, indien niet binnen die termijn door de andere (afgewezen) inschrijvers wordt geageerd, de voorlopige gunning kort daarop in een definitieve gunning kan (en waarschijnlijk zal) worden omgezet. De inschrijver aan wie voorlopig is gegund (zoals in casu SVL) heeft aldus in zoverre belang bij de strikte toepassing van de 15 dagen-termijn. Anderzijds kunnen er in het kader van de afwikkeling van de aanbestedingsprocedure met een afgewezen inschrijver voordelen zijn verbonden aan een (beperkte) verlenging van de vervaltermijn, zoals het alsnog wegnemen van bezwaren bij de gepasseerde inschrijver, waardoor deze afziet van het voeren van een procedure in kort geding. Ook de inschrijver aan wie reeds voorlopig is gegund, kan van deze gang van zaken profiteren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voert het - gelet hierop - te ver om uit de voorlopige gunning, zoals in casu is geschied aan SVL, af te leiden dat het de aanbesteder, zoals in casu Licom, in geen geval is toegestaan om een contractuele vervaltermijn te verlengen. Specifieke omstandigheden om aan te nemen dat dat juist in dit geval niet had gemogen zijn gesteld noch anderszins gebleken. De voorzieningenrechter wijst erop dat, zoals al eerder overwogen, de verlenging juist was bedoeld om te voorkomen dat door Munckhof een kort geding aanhangig zou worden gemaakt. Daarnaast acht de voorzieningenrechter van belang dat de verlenging een beperkte duur heeft gehad en dat SVL van de verlenging onmiddellijk op de hoogte is gesteld.
3.10.Tenslotte wijst de voorzieningenrechter erop dat - of dat nu mocht in de relatie met SVL, of niet - de termijn in de relatie met Muckhof feitelijk is verlengd, waardoor bij Munckhof minst genomen een zeker vertrouwen is gewekt. Aan dit opgewekte vertrouwen kan door Licom in haar relatie met Munckhof niet zonder meer voorbij worden gegaan. Het feit dat SVL door de verlenging langer in onzekerheid verkeert of de voorlopige gunning al dan niet zal worden omgezet in een definitieve gunning, rechtvaardigt ook om deze reden niet het treffen van de door SVL gevorderde voorzieningen.
3.11.De vorderingen zullen, gelet op het voorgaande, worden afgewezen.
3.12. SVL zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Licom worden begroot op:
- vast recht EUR 568,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.384,00
4.De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.wijst de vorderingen af,
4.2.veroordeelt SVL in de proceskosten, aan de zijde van Licom tot op heden begroot op € 1.384,00,
4.3.verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op
19 mei 2011.?
cb