ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ3968

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700212-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie wegens schending van de procesorde door onbevoegde hulpofficier

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 29 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden verdovende middelen, waaronder heroïne, cocaïne, MDMA, metamfetamine, hasjiesj en hennep, alsook het voorhanden hebben van een pistool en kogelpatronen. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat de hulpofficier van justitie, die de verdachte had aangehouden, niet gecertificeerd was. Dit leidde tot een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank oordeelde dat de hulpofficier doelbewust in strijd met de wet had gehandeld, wat het vertrouwen in de rechtsgang ondermijnt. De verdachte was op 13 april 2010 aangehouden, maar de hulpofficier was sinds 1 september 2009 niet meer gecertificeerd. De rechtbank benadrukte het belang van integriteit en certificering van hulpofficieren, vooral gezien de vergaande bevoegdheden die zij hebben. De beslissing van de rechtbank om de officier niet-ontvankelijk te verklaren, was gebaseerd op de ernst van de schending en het onherstelbare karakter van het verzuim. De rechtbank kon zich daardoor niet uitspreken over het beslag dat was gelegd op de inbeslaggenomen voorwerpen, aangezien de vervolging niet kon doorgaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechtsgang om te voldoen aan de beginselen van een behoorlijke procesorde en het vertrouwen dat burgers moeten kunnen hebben in de rechtshandhaving.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 03/700212-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 april 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te Curaçao [geboortegegevens verdachte],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 april 2011. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 13 april 2010:
Feit 1: opzettelijk heeft vervoerd dan wel aanwezig gehad ongeveer 20,45 gram heroïne en ongeveer 19,58 gram cocaïne;
Feit 2: al dan niet samen met een ander of anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 53,11 gram heroïne, ongeveer 125,1 gram cocaïne, ongeveer 12 gram MDMA en ongeveer 922,65 gram metamfetamine;
Feit 3: al dan niet samen met een ander of anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 165 gram hasjiesj en ongeveer 29,3 gram hennep;
Feit 4: al dan niet samen met een ander of anderen een pistool en zeven kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1 De feiten
Op 13 april 2010 omstreeks 16.30 uur is verdachte op de [van de W-straat] in [naam plaats] ter zake vermoedelijke overtreding van artikel 2, onder C, van de Opiumwet aangehouden, nadat hem een stopteken was gegeven en hem was verzocht uit zijn auto te stappen. Bij een onderzoek in de auto en in de kleding van verdachte zijn geen verdovende middelen aangetroffen. Verdachte is die dag direct na binnenkomst aan het Districtsbureau van Politie in [naam plaats] om 17.05 uur geleid voor [J.E.], inspecteur van politie (hierna verder te noemen [J.E.]). Verdachte is met toestemming van [J.E.] aan zijn lichaam onderzocht. Tijdens dit onderzoek werden in de onderbroek van verdachte op heroïne en cocaïne gelijkende stoffen aangetroffen. [J.E.] heeft verdachte vervolgens ruim twee uur later om 19.25 uur in verzekering gesteld.
[J.E.] heeft in zijn rapport van 29 juli 2010 verklaard dat hij vanaf 1 september 2009 tot de datum van het rapport niet gecertificeerd was als hulpofficier van justitie, omdat hij meermalen niet is geslaagd voor het examen benodigd voor de hercertificering als hulpofficier van justitie. In dit rapport heeft hij voorts uiteengezet dat hij op 13 april 2010 op verzoek van een collega een dienst als hulpofficier van justitie heeft verricht. Deze collega was op de hoogte van het feit dat [J.E.] niet was gecertificeerd, maar deelde mede dat de dienst wel kon worden verricht. Daartoe verwees deze collega naar bladzijde 19 van het zakboek Strafvordering voor de Hulpofficier naar een “arrest” van de rechtbank Utrecht van 24 januari 2008, op grond waarvan het volgens de collega wel mogelijk was om als hulpofficier van justitie te functioneren. [J.E.] moest zich wel onthouden van voorgeleidingen/inverzekeringstellingen van zogenaamde “A-zaken”.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat [J.E.] een afweging heeft gemaakt of hij wel of niet als hulpofficier van justitie kon optreden. Gelet op de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waar hij op af mocht gaan, heeft hij de beslissing genomen op 13 april 2010 in deze zaak op te treden als hulpofficier van justitie. Dat is een terechte beslissing geweest, bezien in het licht van de hectiek van het politiewerk, waarbij soms van wettelijke voorschriften kan worden afgeweken, en gelet op de jarenlange ervaring van [J.E.] als hulpofficier van justitie.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging nu [J.E.] heeft gehandeld in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde door op 13 april 2010 op te treden als hulpofficier van justitie terwijl hij daartoe niet gecertificeerd was.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
Uit het hiervoor onder 3.1 weergegeven feitenrelaas concludeert de rechtbank dat [J.E.] op 13 april 2010 is opgetreden als hulpofficier van justitie, terwijl hij daartoe sinds 1 september 2009 niet meer gecertificeerd was. [J.E.] was zich daarvan welbewust, evenals zijn collega, zo blijkt uit het rapport van [J.E.], en hij heeft daarmee doelbewust gehandeld in strijd met een wettelijk voorschrift. Daarmee heeft hij niet integer gehandeld. Zijn keuze toch als hulpofficier op te treden roept twijfel op over zijn vermogen tot oordeelsvorming – en dat van zijn collega – en levert een vormverzuim op dat niet meer kan worden hersteld.
In dit verband is van belang dat aan een hulpofficier van justitie bevoegdheden toekomen op grond waarvan een verdachte tegen zijn wil aan het lichaam kan worden onderzocht en op grond waarvan een verdachte van zijn vrijheid kan worden beroofd door een inverzekeringstelling. Gelet op deze vergaande inbreuken in de persoonlijke levenssfeer van een verdachte, moeten de deelnemers aan het strafproces in Nederland erop kunnen vertrouwen dat deze bevoegdheden worden uitgeoefend door daartoe gecertificeerde hulpofficieren van justitie. Dit vertrouwen is door [J.E.] ernstig geschaad. Deze schending levert naar het oordeel van de rechtbank een verzuim op waardoor niet meer gesproken kan worden van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet. Dat de hectiek van het politiewerk als een rechtvaardiging voor die schending zou moeten kunnen gelden, verwerpt de rechtbank. De verwijzing van [J.E.] en zijn collega naar een uitspraak van de rechtbank Utrecht d.d. 24 januari 2008 (de rechtbank begrijpt dat het gaat om LJN: BC3189) kan de keuze in dit geval op te treden als niet gecertificeerde hulpofficier ook niet schragen, nu het in de Utrechtse casus enkel ging om de inverzekeringstelling van een verdachte. Bovendien maakt het verschil of de desbetreffende politieambtenaar die als hulpofficier optreedt niet is gecertificeerd omdat de hercertificering door een vergissing niet tijdig is geschied dan wel dat de politieambtenaar welbewust, en wetende dat hij er niet in slaagt zijn certificaat opnieuw te behalen, dergelijke ingrijpende beslissingen neemt.
De officier van justitie zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging.
4 Het beslag
De rechtbank zal zich, gelet op de beslissing dat de officier niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging, niet in staat verklaren tot het geven van een beslissing met betrekking tot de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerpen als vermeld op bijlage II bij dit vonnis.
5 De beslissing
De rechtbank:
Ontvankelijkheid
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Beslag
- verklaart zich niet in staat tot het geven van een beslissing met betrekking tot de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven voorwerpen als vermeld op bijlage II.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. J.H. Klifman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.P.J.M. Vugs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 april 2011.
Mr. van Binnebeke is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 april 2010 in de gemeente(n) [naam plaats] en/of [naam plaats], in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk heeft vervoerd althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer (10,10 + 10,35=) 20,45 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 19,58 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 13 april 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer (21,1 gram + 28,14 gram + 3,87 gram =) 53,11 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of
- ongeveer (30,91 gram + 15,07 gram + 49,32 gram + 29,8 gram =) 125,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer (6 gram + 6 gram =) 12 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer (31,9 gram + 84,98 gram + 98,24 gram + 97,84 gram + 47,53 gram + 42,76 gram + 34 gram + 46,03 gram + 26,76 gram + 34 gram + 46,8 gram + 18,52 gram + 112,9 gram + 97,82 gram + 20,19 gram + 29,12 gram + 39,65 gram + 3,76 gram + 9,85 gram =) 922,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA en/of metamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 13 april 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 165 gram hasjiesj en/of ongeveer 29,3 gram hennep, in elk geval een totale hoeveelheid van meer dan 30 gram, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op of omstreeks 13 april 2010 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
- een wapen van categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool met de merkaanduiding CRVENA ZASTAVA en/of
- munitie van categorie III, te weten zeven kogelpatronen, kaliber 7,65mm,
voorhanden heeft gehad
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700212-10
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 29 april 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te Curaçao [geboortegegevens verdachte],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.