vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
zaaknummer / rolnummer: 145251 / HA ZA 09-1357
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. H.G.M. Hilkens te Echt-Susteren,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOSTIMOS B.V.,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
advocaat mr. F.J. van Benthem te Etten-Leur.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Nostimos genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 april 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 27 augustus 2010.
Ten slotte is vonnis bepaald en wel nader op heden. Wegens een herverdeling van zaken wordt dit vonnis door een andere rechter gewezen dan degene die de comparitie heeft gedaan.
2. De feiten
Op 24 oktober 2002 is [eiseres] betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Als bestuurster van een personenauto is zij in een kop-staartbotsing betrokken geraakt, meer in het bijzonder is zij achterop een voorligger gereden en daarna door twee achteropkomende auto’s in meer of mindere mate van achteren geraakt. De bestuurder van één van die twee achteropkomende auto’s was WA-verzekerd bij Interpolis. Via de heer [betrokkene], werkzaam bij de assurantietussenpersoon van [eiseres], verneemt Nostimos dat [eiseres] het op prijs zou stellen dat Nostimos – een onderneming die zich tegenover derden als [eiseres] presenteert als letselschade-deskundige - in deze schadezaak haar belangen zou gaan behartigen. Vanaf 14 november 2002 heeft Nostimos met instemming van [eiseres] dan ook haar belangen in deze behartigd. Als intermediair tussen [eiseres] en Nostimos treedt, met instemming van [eiseres], de heer [betrokkene] op. Ook op brieven aan het adres van [eiseres] reageert zij via [betrokkene]. Op 12 september 2003 heeft [eiseres] een door Nostimos aan haar toegezonden “Akkoordverklaring” ondertekend waarin zij verklaart “te hebben ontvangen van N.V. Interpolis Schade in Tilburg, in deze betalende voor en namens de heer [betrokkene] uit [woonplaats] en namens Avéro Achmea optredend namens [betrokkene];
een bedrag van € 2.000,-- zijnde een slotbetaling voor de materiële en immateriële schade inclusief wettelijke rente, zegge tweeduizend euro. Door deze betaling is voldaan aan alle aanspraken hoegenaamd ook, die ondergetekende terzake van het ongeval/gebeurtenis in Heeze-Leende op 24 oktober 2002 tegen wie dan ook heeft of zal kunnen doen gelden.”
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat - veroordeling van Nostimos tot betaling van de door haar geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente en kosten. [eiseres] stelt daartoe dat Nostimos toerekenbaar is tekortgekomen in de behartiging van haar belangen. Dat heeft geleid tot een onjuist advies om accoord te gaan met een schadebedrag van € 2.000,--. Dit advies zou door een redelijk handelend vakgenoot (letselschade-deskundige) niet zijn gegeven. Door een en ander heeft [eiseres] aanzienlijke schade geleden.
3.2. Die tekortkomingen formuleert [eiseres] als volgt:
a. Nostimos had nader onderzoek dienen te (laten) verrichten naar de aansprakelijkheid in de schadezaak, te meer nu de lezing van [eiseres] afwijkt van de lezing van de wederpartij, in plaats van die aansprakelijkheid in de gevoerde onderhandelingen in het midden te laten. Nostimos had tesamen met [eiseres] de aard van het ongeval dienen te reconstrueren in een persoonlijke bespreking of bezichtiging ter plaatse. Het ontbreken van direct contact tussen Nostimos en [eiseres] accentueert de nalatigheid van Nostimos;
b. Nostimos heeft geen of onvoldoende medische gegevens van [eiseres] opgevraagd en evenmin een medische expertise laten uitvoeren, waardoor de hoogte van haar schade niet naar behoren is vastgesteld;
c. Nostimos heeft in het geheel niet met [eiseres] gesproken over de consequenties van de ondertekening van de “Akkoordverklaring” en als zij op de hoogte was geweest van die gevolgen had zij dat document niet ondertekend; immers zij heeft ingestemd met een afwikkeling van haar schade zonder vaststelling van aansprakelijkheid en tegen een aanzienlijk lager bedrag dan haar daadwerkelijk geleden schade;
d. Nostimos heeft de kwestie van de causaliteit onvoldoende uitgediept en als daarin geen duidelijkheid was gekomen dan had analoge toepassing van de bedrijfsregeling schuldloze derden mogelijk uitkomst kunnen bieden;
e. Nostimos heeft zich uitsluitend gericht tot Interpolis terwijl ook andere verzekeraars in beeld zijn geweest;
f. Nostimos had [eiseres] op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp dienen te wijzen zodat een op basis van de gefinancierde rechtshulp ingeschakelde letseladvocaat de discussie over alle relevante juridische thema’s met Interpolis had kunnen voeren zonder dat dit voor [eiseres] buitensporige kosten met zich mee zou hebben gebracht.
3.3. Nostimos voert gemotiveerd verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst betreft een overeenkomst van opdracht, waarbij Nostimos zich tegenover [eiseres] heeft verplicht werkzaamheden te verrichten, te weten het als letselschadedeskundige behartigen van haar belangen, gericht op het verkrijgen van schadevergoeding voor de gevolgen van het ongeval op 24 februari 2002.
De opdrachtnemer Nostimos heeft bij haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Daarbij dient als criterium te worden gehanteerd of Nostimos heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Een en ander is afhankelijk van de concrete omstandigheden van de betreffende zaak.
4.2. [eiseres] heeft onder verwijt e. gesteld dat Nostimos zich ook op andere verzekeraars heeft moeten richten zonder aan te geven op welke verzekeraar casu quo welke betrokken auto bij de botsing zij het oog heeft. Uit de feiten en het debat tussen partijen komt naar voren dat [eiseres] kennelijk het oog heeft op de twee personen(auto’s) die achterop haar zijn gereden. Uit de door tussenkomst van Nostimos getroffen regeling – zoals hiervoor onder de feiten gememoreerd – blijkt evenwel dat de regeling met twee verzekeraars, elk optredend voor een verzekerde, is gesloten. Naar moet worden aangenomen betreft het de verzekeraars van de auto’s die achterop [eiseres] zijn gereden. Om die reden treft het verwijt van [eiseres] op dit punt geen doel.
4.3. Het kan aan Nostimos niet worden verweten dat zij in haar contacten met [eiseres] gebruik heeft gemaakt van de intermediairrol die de heer [betrokkene] van begin af aan is gaan vervullen en dat zij is afgegaan op de informatie die haar via de heer [betrokkene] bereikte. [eiseres] heeft tegenover Nostimos laten blijken met deze gang van zaken in te stemmen en daarvoor zelfs uitdrukkelijk te hebben gekozen. Ook als zij rechtstreeks werd benaderd, placht zij via [betrokkene] te reageren.
4.4. Nostimos heeft er op gewezen dat zij de uitvoering van de opdracht rekening heeft gehouden met de volgende feiten en analyse van deze schadezaak. Uit de feiten blijkt – begrepen in combinatie met het door Nostimos overgelegde schaderapport van de auto van [eiseres] – dat de auto van [eiseres] door de schade aan de voorzijde reeds total loss was. Voor die schade moest [eiseres] zelf opkomen omdat die was veroorzaakt doordat zij bij iemand achterop was gereden. De geweldsinwerking van die voor haar eigen rekening blijvende botsing was veel ernstiger en heviger dan die van de beide botsingen tegen de achterzijde van haar auto. Door die laatste botsingen ontstond slechts schade aan haar achterbumper en werden het achtertussenpaneel en de beide achterschermen van haar auto ontzet.
4.5. [eiseres] heeft van deze analyse van de zaak, zoals destijds kennelijk door Nostimos gemaakt, niet gemotiveerd gesteld dat Nostimos op dit punt niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot zou zijn opgetreden. De juistheid van die analyse kan dan ook in de verdere beoordeling worden meegenomen.
4.6. Met die analyse ontstond in de onderhandelingen met Interpolis c.s. de vraag naar de omvang van de schadevergoedingsplicht van Interpolis c.s. Immers werd door deze met recht vragen opgeworpen c.q. rezen vragen als: welke schade is door welke aanrijding ontstaan? Welk deel van de schade dient voor rekening van [eiseres] te blijven? Welke letselschade met bijbehorende beperkingen is door welke aanrijding ontstaan?
Nostimos heeft het standpunt ingenomen dat zij er – in het licht van die gerezen vragen – destijds bij heeft stil gestaan dat het beantwoorden van die vragen moeilijk zou zijn. Het gaat dan immers om het leveren van bewijs en daaraan zijn kosten verbonden. Bij de afweging van de pro’s en contra’s heeft – zo begrijpt de rechtbank - Nostimos nog acht geslagen op de schade aan de zijde van [eiseres]. In het bijzonder heeft Nostimos met betrekking tot die schade aangegeven dat zij ervan is uitgegaan dat [eiseres], die vóór het ongeval een uitkering via de Sociale VerzekeringsBank ontving en welke kennelijk nadien niet is gewijzigd, geen inkomensschade leed.
4.7. Tegenover dit laatste schade-aspect zoals door Nostimos toegelicht en gemotiveerd – zoals zij dat bij de uitvoering van de opdracht heeft gehanteerd - heeft [eiseres] ten gronde geen stelling betrokken. Met name is niet gesteld dat [eiseres] zonder de gevolgen van het ongeval in een betere inkomenspositie dan die van een uitkering van de SVB had kunnen verkeren. Op de comparitie na antwoord, ruim 8 jaar na het ongeval – stelt zij zonder nadere toelichting dat zij “verlies aan arbeidsvermogen” heeft, zonder dat nader toe te lichten. Dat heeft op haar weg gelegen en [eiseres] was daartoe ook in de gelegenheid, bijvoorbeeld aan de hand van de door haar, zonder nadere toelichting, overgelegde medische stukken. Er mag van worden uitgegaan dat zij daartoe, bijgestaan door haar letselschade-advocaat, ook in staat moet zijn geweest.
4.8. Op goede gronden is Nostimos bij de uitvoering van haar opdracht er dan ook van uitgegaan dat terzake de normaliter in dit soort zaken grootste schadepost aan de zijde van [eiseres] geen schade was of, naar de rechtbank begrijpt, zou worden geleden. Daarop voortbouwend, is Nostimos er bij de uitvoering van de opdracht en de met Interpolis gevoerde onderhandelingen van uitgegaan dat sprake zou kunnen zijn van een lage schade-omvang aan de zijde van [eiseres], een percentage eigen schuld en buitengerechtelijke kosten die in verhouding moesten blijven met de omvang van de te vergoeden schade teneinde als schadepost door de aansprakelijke verzekeraar te worden geaccepteerd. Wat betreft die verhouding tussen kosten en schade heeft Nostimos zich ook laten leiden door [eiseres]. Zij heeft bij herhaling via [betrokkene] te kennen gegeven voorzichtig te zijn met die buitengerechtelijke kosten.
4.9. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen, valt niet in te zien dat Nostimos zich niet naar behoren van haar opdracht zou hebben gekweten door in de onderhandelingen met Interpolis de aansprakelijkheid in het midden te laten en het met die aansprakelijkheid samenhangende feitenonderzoek naar de toedracht van het ongeval achterwege te laten. Datzelfde geldt ook voor het verwijt b. en daarbij komt dat [eiseres] niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke hoogte van aan de beide achteropkomende automobilisten toe te rekenen letselschade Nostimos zou zijn uitgekomen, indien zij een medische expertise bij [eiseres] had laten uitvoeren. Verwijt c. kan gelet op haar formulering en onderbouwing en verder gelet op hetgeen is overwogen en geoordeeld omtrent de verwijten a. en b. niet als een zelfstandig verwijt meer worden gezien. Het deelt het lot van de beide, reeds besproken verwijten.
4.10. Verwijt d. omtrent de causaliteit kan [eiseres] niet helpen, enerzijds omdat uit hetgeen is overwogen en geoordeeld genoegzaam blijkt dat de causaliteit op goede gronden door Nostimos bij de uitvoering van haar opdracht is meegenomen en anderzijds omdat [eiseres] haar verwijt “onvoldoende uitgediept” niet heeft toegelicht en haar punt dat analoge toepassing van een bepaalde regeling “mogelijk uitkomst” had kunnen bieden noch heeft toegelicht, noch daarin niet valt te lezen dat Nostimos tekort zou zijn geschoten bij de uitvoering van de opdracht.
4.11. Hetgeen [eiseres] Nostimos onder f. verwijt kan haar evenmin baten. Met de verwerping van de verwijten a. tot en met e. moet ervan worden uitgegaan dat Nostimos zich naar behoren van haar taak als opdrachtnemer heeft gekweten. Op een opdrachtnemer ligt in beginsel geen verplichting om de cliënt/opdrachtgever te wijzen op de mogelijkheid om eventueel goedkoper door een concurrent haar belangen te laten behartigen. [eiseres] heeft niet onderbouwd waarom dat hier anders zou zijn.
4.12. De vordering van [eiseres] moet worden afgewezen en zij dient de proceskosten van Nostimos te betalen.
5. De beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering van [eiseres] af
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van Nostimos en begroot deze tot aan dit vonnis op € 1.166,-- (griffierecht € 262,-- en salaris advocaat € 904,--) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2011.?