Eiseres stelt bij inleidende dagvaarding sedert 1 januari 2008 bij gedaagde in dienst te zijn, thans op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, en tot op het moment van haar non-actiefstelling werkzaam te zijn in de functie van teamlid ten behoeve van de Divisie Kinderen en Jeugdigen, tegen een brutoloon van laatstelijk € 2.718,00 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag, op basis van een dienstverband van 36 uur per week.
Eiseres is op 6 december 2010 door gedaagde zonder opgaaf van redenen op non-actief ge-steld en gedaagde heeft haar sindsdien de toegang tot haar werkplek geweigerd.
Op 7 december 2010 heeft gedaagde de op non-actiefstelling per brief bevestigd, waarin door haar wordt gesteld: “deze maatregel heb ik genomen om een time-out te creëren, zodat de organisatie zich kan beraden op de thans voorkomende problematiek, die ik genoegzaam bekend bij u veronderstel”.
Eiseres stelt hierdoor totaal te zijn overrompeld. Zij heeft gedaagde bij herhaling om ophel-dering gevraagd. Op 16 december 2010 vindt vervolgens een bespreking plaats bij eiseres thuis, na welk gesprek de reden voor de op non-actiefstelling in nevelen gehuld bleef.
Vervolgens werd eiseres uitgenodigd voor een gesprek bij gedaagde op 28 december 2010, waarvan eiseres zich had voorgesteld, gelet op een reactie zijdens gedaagde gedaan op 16 december 2010 “dat alles wel goed zou komen”, dat haar terugkeer bij gedaagde zou worden besproken. Eiseres werd echter een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst voorgelegd, waarmee zij zich niet kan verenigen.
Bij brief van 24 januari 2011 aan eiseres volgt een inhoudelijke reactie waarin gedaagde aangeeft: “De reden dat wij met mw. [eiseres] in gesprek zijn gegaan om te bezien of een regeling in der minne bereikt zou kunnen worden, inhoudende een geregelde ontbinding, is gelegen in het feit dat wij in toenemende mate twijfels krijgen bij de vraag of mw. [eiseres] die stabiele betrouwbare persoon is die op een verantwoorde wijze werkzaam kan zijn in de ortho-psychiatrische setting van MIKX”. Verder draagt gedaagde aan dat bij eiseres loonbe-slagen zijn gelegd en dat dit “een sterke aanwijzing is dat er met de stabiliteit en verant-woordelijkheidsgevoel van mw. [eiseres] toch wel een en ander aan de hand is.”
Gedaagde heeft op 28 december 2010 aan al het personeel op de afdeling kenbaar gemaakt dat de arbeidsovereenkomst met eiseres op 28 december 2010 zou worden beëindigd.
Eiseres is sinds haar non-actiefstelling zwaar aangeslagen en verward, waarbij zij last heeft van spanningsklachten. Zij kreeg verder gaandeweg last van slapeloosheid, hartkloppingen en pijnlijke schouders, waarna zij zich vanaf januari 2011 onder behandeling heeft gesteld van een fysiotherapeut en een psycholoog. Op 7 februari 2011 heeft eiseres zich ziek gemeld, terwijl zij bij brief van 8 februari 2011 aan gedaagde heeft laten weten onverkort aanspraak te maken op wedertewerkstelling in haar eigen functie zodra zij weer hersteld zou zijn.
De arbo-arts heeft eiseres weer arbeidsgeschikt geacht vanaf 21 februari 2011, onder advise-ring de op non-actiefstelling te continueren.
Eiseres stelt sindsdien niets meer van gedaagde te hebben vernomen.