ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ1561

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
415436 EJ VERZ 11-48
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens onherstelbare verstoring van de arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 30 maart 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Finance 4 Business B.V. (F4B) en een administratief medewerkster, hierna te noemen [verweerster]. F4B heeft het verzoek ingediend op grond van veranderingen in de omstandigheden die hebben geleid tot een onherstelbare verstoring van de arbeidsrelatie. De werknemer was sinds 13 april 2009 in dienst bij F4B, maar na enkele maanden voldeed zij niet aan de verwachtingen van de werkgever. F4B heeft verschillende tekortkomingen in het functioneren van [verweerster] aangevoerd, waaronder disfunctioneren en een gebrek aan proactieve houding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat F4B onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het disfunctioneren van [verweerster] en dat er geen verbetertraject is opgestart, wat in dit geval verwijtbaar is aan F4B. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsrelatie onherstelbaar is verstoord, maar dat de werkgever [verweerster] zonder goede gronden op non-actief heeft gesteld. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, met toekenning van een vergoeding van € 4.750,00 bruto aan [verweerster]. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van disfunctioneren en de noodzaak van een verbetertraject voordat tot ontbinding kan worden overgegaan.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/repnr: 415436 EJ VERZ 11-48
Typ: JS
Beschikking op verzoek ex artikel 7:685 BW d.d. 30 maart 2011
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FINANCE 4 BUSINESS B.V.,
gevestigd te Elsloo, gemeente Stein,
(onder andere) kantoorhoudende te Beek, DSM-straat 1-2,
verzoekster, hierna te noemen F4B,
gemachtigde mr. B.M.M. Hepkema te Gulpen,
tegen
[verweerster],
wonende te [adres],
verweerster, hierna te noemen [verweerster],
gemachtigde mr. P. Pijls te Geleen.
1. Het verloop van de procedure
Op 15 februari 2011 is ter griffie een verzoekschrift met producties ontvangen strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden.
Daarop is op 8 maart 2011 een verweerschrift ontvangen.
De inhoud daarvan, alsmede van de aantekeningen van de op 16 maart 2011 gehouden mondelinge behandeling, wordt hier herhaald en ingelast.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.
2. Het verzoek en het verweer
F4B verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden wegens gewichtige redenen, in verband met veranderingen in de omstandigheden als gevolge van de handelwijze van [verweerster], waardoor de arbeidsrelatie tussen partijen dusdanig ernstig en onherstelbaar verstoord is geraakt dat elk vertrouwen in een verdere samenwerking verloren is gegaan en continuering van de arbeidsovereenkomst niet langer haalbaar is.
[verweerster] is bij schriftelijke arbeidsovereenkomst van 27 februari 2009 per 13 april 2009 voor onbepaalde tijd bij F4B in dienst getreden als administratief medewerkster.
[verweerster] was voorafgaande aan de indiensttreding bij F4B werkzaam bij ZR Accountants en Adviseurs B.V., na te noemen ZR, alwaar zij een rijke ervaring als administratrice heeft opgedaan.
Na indiensttreding bij F4B en een periode van kennismaking tussen partijen, waarin het functioneren van [verweerster] regelmatig werd geëvalueerd, heeft op 23 juni 2009 een beoordeling plaatsgevonden, waarin [verweerster] werd gestimuleerd ervoor te zorgen dat de samenwerking voor beide partijen een zo vruchtbare als mogelijk zou worden, hetgeen schriftelijk is vastgelegd.
F4B stelt dat na enkele maanden het gehoopte resultaat van [verweerster] uitbleef. [verweerster] bleek niet de kwalitatief sterke administratrice van ZR te zijn waar zij F4B om bekend stond.
F4B noemt in dat kader een gebrek aan een pro actieve houding op het werk, zowel aan de zijde van leidinggevende als aan de zijde van de medewerkers van F4B. Verder laten de kwaliteiten van [verweerster] te wensen over. Zij maakt regelmatig inhoudelijke fouten, vergeet basale zaken en er is sprake van incomplete dossiers.
F4B verwijst naar een op 16 juni 2010 met [verweerster] plaatsgevonden en vastgelegd beoordelingsgesprek, waarvan het beoordelingsformulier wordt overgelegd.
Na een op 25 oktober 2010 gehouden gesprek naar aanleiding van geconstateerde fouten, waarbij [verweerster] door de directie van F4B werd aangesproken over haar gedragingen, ontaarde de reactie van [verweerster] in een scheldpartij. [verweerster] heeft vervolgens het pand verlaten nadat zij de deur zo hard had dichtgeslagen dat de spanningen van het kozijn het moesten ontgelden, onder mededeling dat zij vanaf nu ziek was.
F4B stelt dat [verweerster] zich niet als een goed werknemer heeft gedragen en haar willens en wetens schade heeft berokkend. Deze gedragingen van [verweerster] hadden plaats-gevonden in de aanwezigheid van zowel collega’s als klanten van F4B.
F4B heeft [verweerster] bij brief van 25 oktober 2010 gewezen op haar verplichting dat zij daags na het voorval gewoon op haar werk diende te verschijnen.
[verweerster] heeft vervolgens op 26 oktober 2010 formeel haar ziektemelding van de dag daarvoor bevestigd. Zij is op 17 januari 2011 geheel arbeidsgeschikt verklaard.
F4B geeft aan dat [verweerster] vanaf 17 januari 2011 niet meer op kantoor is geweest en dat zij [verweerster] sindsdien vrij heeft gesteld van het verrichten van werkzaamheden, op non actief heeft gesteld, met behoud van loon. F4B verzoekt de arbeidsrelatie met [verweerster] te beëindigen.
[verweerster] weerspreekt het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van F4B gemotiveerd en betwist dat expliciet sprake is van enig disfunctioneren, zoals weergegeven in haar - bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nader toegelicht - verweerschrift, waarop hierna zal worden ingegaan.
3. De beoordeling
Tussen partijen staat vast dat [verweerster], geboren op [1971], sedert 13 april 2009 bij F4B in dienst is in de functie van administratief medewerkster, tegen een salaris van laatstelijk € 1.325,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
Allereerst heeft de kantonrechter zich ervan vergewist dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met het be¬staan van een opzegverbod.
F4B legt disfunctioneren door [verweerster] en een daardoor ontstane vertrouwensbreuk in de arbeidsrelatie tussen partijen ten grondslag aan het ontbindingsverzoek.
F4B geeft aan dat [verweerster] achteraf niet de kwalitatief sterke administratrice bleek te zijn die zij had verwacht. Gelet op haar arbeidsverleden bij ZR had F4B immers een hoog verwachtingspatroon over de te leveren kwaliteit.
F4B stelt, in verhouding tot ZR, over een relatief klein personeelsbestand te beschikken van 15 medewerkers verdeeld over 2 vestigingen.
Naar de mening van F4B is hierin wellicht de oorzaak gelegen die heeft geleid tot een zichtbaar en voor haar achteraf gebleken verschil in de gedragingen op de werkplek door [verweerster]. ZR is in dat opzicht een organisatie met een groter personeelsbestand die daardoor meer expansie biedt.
Ook geeft F4B aan dat de oorzaak grotendeels te wijten is aan de privé situatie van [verweerster]. F4B verwijt [verweerster] naast haar baan bij F4B dagelijks bezig te zijn geweest met de privé onderneming van haar echtgenoot.
Omtrent het functioneren van [verweerster] stelt F4B dat ondanks de beloofde beterschap zij met regelmaat inhoudelijke fouten constateert, zowel voor wat betreft het vergeten van basale zaken en incomplete dossiers als gemaakte fouten bij klanten, waardoor het werk niet binnen de overeengekomen termijn bleek te kunnen worden voltooid.
F4B verwijst daartoe naar een aan [verweerster] verstrekte opdracht voor het in orde brengen van de boekhouding van een nieuwe klant vóór 30 juni 2010, waarvan de deadline door [verweerster] niet is gehaald. F4B stelt haar beklag hierover aan [verweerster] kenbaar te hebben gemaakt, doch [verweerster] handelt vervolgens niet zoals van haar mag worden verwacht, waarna een van haar collega’s de geconstateerde (boekhoudkundige) fouten heeft moet herstellen.
[verweerster] weerspreekt dat zij niet zou hebben gehandeld zoals van haar werd verwacht.
Zij stelt de in dit kader van haar verlangde correcties te hebben doorgevoerd, doch daarbij ook bij F4B te hebben aangegeven dat een en ander niet eenvoudig en inzichtelijk was, het betroffen in dat geval 3 verschillende bedrijven van dezelfde persoon, hetgeen zij op dat moment niet wist, en 3 verschillende afboekingen.
Dat [verweerster] veelvuldig privé telefoongesprekken tijdens haar werkzaamheden bij F4B voerde, wordt door haar eveneens betwist. [verweerster] geeft aan weleens door haar echtgenoot te zijn gebeld, doch dat zij niet meer of vaker privé telefoongesprekken voerde dan haar collega’s.
[verweerster] betwist te hebben gegild en geschreeuwd tijdens het op 25 oktober 2010 met de directie plaatsgevonden gesprek over de foutieve boekingen. Zij voert aan naar aanleiding van de aan haar adres geuite beschuldigingen emotioneel te zijn aangegrepen, doch niet te hebben geschreeuwd, gegild en met de deur te hebben gegooid in die mate als door F4B gesteld.
Met inachtneming van het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de onderhavige procedure zich in beginsel niet leent voor een uitgebreid feitenonderzoek, waaronder het horen van getuigen. Dit brengt ondermeer met zich dat niet kan worden nagegaan wat tijdens het gesprek op 25 oktober 2010 allemaal precies is voorgevallen.
De kantonrechter zal zich aan de hand van de gedingstukken en de toelichting van partijen ter zitting een oordeel moeten vormen.
F4B stelt dat [verweerster] op 13 april 2009 bij haar in dienst is getreden en dat na circa enkele maanden het gehoopte resultaat van [verweerster] uitbleef.
De kantonrechter acht deze stelling te algemeen geformuleerd, nu F4B geen duidelijk afgebakende periode aangeeft, zonder aanduiding van een dag en/of week die door haar als ijkmoment / -periode is gehanteerd.
Uit de op 23 juni 2009 plaatsgevonden beoordeling, die schriftelijk is vastgelegd, blijkt dat de resultaten van het op dat moment twee maanden durende dienstverband tussen partijen voor [verweerster] tot een positief resultaat heeft geleid.
De op 16 juni 2010 plaatsgevonden beoordeling is in haar geheel door F4B als voldoende gewaardeerd, met de opmerking van de leidinggevende dat aan [verweerster] het cijfer 5,5 wordt toegekend en als net voldoende wordt aangemerkt, terwijl bij alle categorieën als beoordeling het predicaat “voldoende” wordt aangegeven. Feitelijke verbetersuggesties worden door F4B niet aangegeven.
De kantonrechter is van ook van oordeel dat het door F4B gestelde disfunctioneren van [verweerster] niet dan wel onvoldoende aannemelijk is gemaakt in deze procedure.
Vervolgens stelt F4B het gesprek van 25 oktober 2010 aan de orde, waar F4B kennelijk zwaar gewicht aan toekent.
[verweerster] ontkent dat zij tijdens het op 25 oktober 2010 plaatsgevonden gesprek zou hebben gegild en/of geschreeuwd en zodanig hard met de deur zou hebben gegooid dat de spanningen van het kozijn het dienden te ontgelden.
Hieromtrent wordt bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ter zitting echter wel door een drietal aanwezige medewerkers van F4B verklaard dat door [verweerster] is gegeild en geschreeuwd en dat zij bij het verlaten van het vertrek hard met de deur heeft gegooid, onder mededeling dat zij vanaf nu “ziek was”, hetgeen duidelijk hoorbaar was voor de op kantoor aanwezige klanten en overige medewerkers.
De kantonrechter kan zich dan ook niet aan de indruk ontrekken dat de spanningen bij [verweerster] op dat moment zodanig waren opgelopen dat zij haar emoties wellicht niet meer onder controle had. Het tijdens dit gesprek aan de orde gestelde doorvoeren van correcties betreffende de boekhouding van 2InVision en de wijze waarop deze zaak aan de orde werd gesteld, hebben [verweerster] naar haar stelling immers “volledig overdonderd”.
De daaropvolgende gedraging van [verweerster] evenals het gegeven dat een collega van [verweerster] heeft moeten zorg dragen voor de mutaties en correcties van de door [verweerster] gemaakte fouten, zijn bij F4B in het verkeerde keelgat geschoten.
Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat F4B voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het aanvankelijk blindelings in [verweerster] gestelde vertrouwen onherstelbaar verstoord is geraakt, waaromtrent [verweerster] eveneens aangeeft dat terugkeer naar haar werkplek bij F4B geen haalbare optie is.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het verzoek tot ontbinding tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verandering in de omstandigheden dient te worden toegewezen.
Nu de kantonrechter ertoe zal overgaan de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van verandering in de omstandigheden, ligt de vraag voor of aan [verweerster] ten laste van F4B een vergoeding als bedoeld in artikel 7:685 lid 8 BW dient te worden toegekend.
De kantonrechter is van oordeel dat, nu disfunctioneren van [verweerster] ten processe niet aannemelijk is geworden, [verweerster] in dit kader ook niets te verwijten valt.
[verweerster] heeft zich weliswaar niet gepast gedragen tijdens het gesprek op 25 oktober 2010, doch ten processe is niet gesteld noch gebleken dat [verweerster] zich eerder aan zulke gedragingen heeft schuldig gemaakt, dan wel dat F4B [verweerster] eerder op haar gedragingen heeft aangesproken.
Een verbetertraject is door F4B niet opgestart, wat gezien het nog maar korte dienstverband van [verweerster] wel voor de hand had gelegen, hetgeen echter in dit geval niet voor risico van [verweerster] dient te komen. De kantonrechter acht dit dan ook in overwegende mate verwijtbaar aan F4B.
Daarenboven is de kantonrechter van oordeel dat daar nog bij dient te worden meegewogen dat het F4B is geweest die [verweerster] actief heeft benaderd om bij haar in dienst te treden en dat zij [verweerster] vervolgens meteen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde heeft aangeboden, waardoor het in het onderhavige geval maatgevende incident van 25 oktober 2010 geheel in de risicosfeer van F4B is komen te vallen.
Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat F4B [verweerster] zonder goede gronden op non-actief heeft gesteld, zonder [verweerster] de gelegenheid te geven haar gedrag te verbeteren en zonder aan te geven dat schending van “een goed werknemerschap” door [verweerster] is overtreden.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien acht de kantonrechter een vergoeding van € 4.750,00 bruto passend. Daarbij is naast het eerder genoemde korte dienstverband en het verder overwogene, tevens rekening gehouden met de leeftijd van [verweerster] alsmede de hoogte van het door haar verdiende bruto maandsalaris inclusief vakantiegeld.
De kantonrechter stelt partijen in kennis van het voornemen de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2011 te ontbinden met toekenning van voormelde ten laste van F4B komende vergoeding aan [verweerster].
Op de voet van het bepaalde in artikel 7:685 lid 9 BW zal F4B in de gelegenheid worden gesteld het verzoek in te trekken voor het hierna te melden tijdstip.
De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt in het geval F4B haar verzoek handhaaft. Indien F4B haar verzoek intrekt, zal zij in de aan de zijde van [verweerster] gerezen proceskosten worden veroordeeld.
4. Beschikt
De kantonrechter:
stelt F4B tot uiterlijk 15 april 2011 in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank, sector kanton, locatie Heerlen, postbus 4487, 6401 CZ Heerlen;
in het geval F4B haar verzoek handhaaft:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige reden met ingang van 1 mei 2011;
kent aan [verweerster] ten laste van F4B een vergoeding toe van € 4.750,00 bruto en veroordeelt F4B om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerster] of aan een door haar aan te wijzen derde te voldoen;
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
in het geval F4B haar verzoek intrekt:
veroordeelt F4B in de aan de zijde van [verweerster] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op € 400,00 salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. P.H. Brandts, kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.