ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ1534

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
21 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
159709/KG ZA 11-109
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van tijdelijk huisverbod en voorlopige voorziening in civiele zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Maastricht op 21 maart 2011 uitspraak gedaan in een kort geding betreffende de schorsing van een tijdelijk huisverbod dat aan verzoekster was opgelegd door de burgemeester van de gemeente Nuth. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. S.F.J. Bergmans, verzocht om een voorlopige voorziening om het huisverbod te schorsen, dat oorspronkelijk was ingesteld op 27 februari 2011 en zou eindigen op 27 maart 2011. De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.P.H.M. Quaedvlieg, had het huisverbod opgelegd met als doel een afkoelingsperiode te creëren en noodzakelijke hulpverlening op gang te brengen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er inmiddels met hulpverlening was begonnen, wat een belangrijk doel van het huisverbod had bereikt.

De voorzieningenrechter overwoog dat het doel van het huisverbod, namelijk het bewerkstelligen van een afkoelingsperiode, voldoende gewaarborgd was door de beschikking van de rechter-commissaris van 1 maart 2011 en de aan verzoekster opgelegde voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten een algeheel contactverbod tussen verzoekster en haar echtgenoot, wat de veiligheid van de medebewoners moest waarborgen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen noodzaak was om het huisverbod te handhaven, gezien de korte tijd tot de afloop ervan en de reeds ingezette hulpverlening.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot schorsing van het huisverbod toegewezen en het huisverbod opgeheven, waarbij hij benadrukte dat de belangen van alle betrokken partijen zorgvuldig waren afgewogen. De uitspraak werd mondeling gedaan, en partijen werd meegedeeld dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Zaaknummer: 159709 / KG ZA 11-109
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter, als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gegeven op 21 maart 2011, naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb
in het geding tussen
[EISERES]
wonende te Nuth,
verder te noemen; verzoekster,
gemachtigde mr. S.F.J. Bergmans, advocaat te Maastricht,
en
de burgemeester van de gemeente Nuth,
zetelende te Nuth,
verder te noemen: de burgemeester,
vertegenwoordigd door mr. J.P.H.M. Quaedvlieg, ambtenaar van de gemeente Heerlen.
In deze zaak is belanghebbende als bedoeld in artikel 8:26 Awb:
- de heer [BELANGHEBBENDE], wonende te Nuth,
niet verschenen.
Tegenwoordig zijn: mr. F.L.G. Geisel, voorzieningenrechter, en M. Veldman, griffier.
Verschenen zijn:
-verzoekster, bijgestaan door mr. S.F.J. Bergmans
-voor de burgemeester mr. J.P.H.M. Quaedvlieg.
Na de behandeling van het verzoek met gesloten deuren, waarbij beide partijen, de burgemeester aan de hand van een daartoe overgelegde pleitnota, hun standpunten nader hebben toegelicht, heeft de voorzieningenrechter het onderzoek ter zitting gesloten en onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- Wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe en schorst met onmiddellijke ingang het door de burgemeester opgelegde tijdelijke huisverbod.
Gronden
Op 17 maart 2011 heeft verzoekster de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb te treffen.
Het verzoek strekt tot schorsing van de bij besluit van 3 en 4 maart 2011 aan verzoekster bevolen verlenging van het tijdelijk huisverbod. Tevens heeft verzoekster beroep ingesteld zowel tegen het initiële huisverbod van 27 februari 2011 als tegen de verlenging daarvan bij besluit van 3 en 4 maart 2011. Het huisverbod, dat betrekking heeft op de woning aan de [adres] ter Nuth, eindigt op 27 maart 2011.
Voorshands gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat mr. Quaedvlieg als ambtenaar van de gemeente Heerlen toereikend is gemachtigd om in deze procedure namens de burgemeester van de gemeente Nuth op te treden. In de bodemprocedure zal hij inzichtelijk moeten maken waaraan hij de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de burgemeester van de gemeente Nuth ontleent.
Er bestaat voorts onvoldoende aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:86 Awb en de beroepen in de bodemprocedure meteen af te doen.
De vraag is dan in dit geding of er aanleiding bestaat het door de burgemeester aan verzoekster opgelegde huisverbod te schorsen. Bij die vraag komt het aan op een afweging van alle rechtstreeks bij het tijdelijk huisverbod betrokken belangen. Voor zover dat een oordeel over de bodemprocedure inhoudt, is dat overigens van voorlopige aard en voor de bodemrechter op geen enkele wijze bindend.
In deze zaak was het doel van het tijdelijke huisverbod een afkoelingsperiode te bewerkstelligen en om noodzakelijke hulp op gang te brengen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat dat doel gediend was met het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan verzoekster.
De door verzoekster in dat verband opgeworpen vraag of het huisverbod met evenveel recht ook aan de echtgenoot van verzoekster had kunnen worden opgelegd, kan en mag in het midden blijven. De maatregel van een tijdelijk huisverbod strekt tot bescherming van de medebewoners en heeft geen strafrechtelijk karakter. Uit feiten en omstandigheden is genoegzaam gebleken dat de aanwezigheid van verzoekster in de woning een ernstig vermoeden van ernstig en onmiddellijk gevaar heeft opgeleverd voor de veiligheid van de medebewoners, in dit geval haar echtgenoot en hun [[LEEFTIJD]] dochter [[X]]. Bij echtelijke ruzies zal doorgaans ook de andere partij enige blaam treffen en dat is in dit geval niet anders. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden echter is de burgemeester gehouden een nader onderzoek te doen naar de vraag of het huisverbod wel aan de juiste persoon is opgelegd. Verzoekster heeft te weinig gesteld om zo'n uitzonderlijke omstandigheid in dit geval aan te nemen.
Inmiddels resten er nog slechts zes dagen tot aan de expiratie van het tijdelijke huisverbod.
Dat roept, gelet op de strekking van het huisverbod en de met het tijdelijke huisverbod te bewerkstelligen doelen, mede in verband met de verplichting voor de voorzieningenrechter om de na het huisverbod voorgevallen omstandigheden in zijn afweging te betrekken, de vraag op naar het belang van de burgmeester bij handhaving van het tijdelijke huisverbod.
Verzoekster stelt, en namens de burgemeester is dat bevestigd, dat met hulpverlening een bescheiden aanvang is gemaakt. Daarmee is een belangrijk doel van het huisverbod bereikt. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat binnen de periode waarop het tijdelijk huisverbod betrekking heeft alle problemen dienen te zijn opgelost.
Voor het overige ziet de voorzieningenrechter het doel van het huisverbod, te weten het bewerkstelligen van een afkoelingsperiode, voldoende gewaarborgd met de door verzoekster overgelegde beschikking van de rechter-commissaris van 1 maart 2011 en de in het kader van de schorsing van de inbewaringstelling door haar aan verzoekster opgelegde nadere voorwaarden. Van belang hierbij acht de voorzieningenrechter dat daarin een wezenlijke en bepalende rol aan de reclassering is toegedicht. Bovendien voorzien de door de rechter-commissaris geformuleerde voorwaarden, voor zover hier van belang, in een algeheel contactverbod tussen verzoekster en haar echtgenoot. Dat verbod verbiedt rechtstreeks contact tussen beide zonder uitdrukkelijke toestemming van de reclassering, ook en zelfs nadat het tijdelijk huisverbod is geëindigd. Met juistheid heeft de burgemeester betoogd dat het bestuursrechtelijk huisverbod op één punt verder gaat dan de door de rechter-commissaris opgelegde schorsingsvoorwaarden, doordat verzoekster op grond van die voorwaarden wél in de echtelijke woning zou kunnen verblijven op het moment dat haar echtgenoot daar niet is terwijl het bestuursrechtelijk traject dat belet. Gelet op de doelen waarvoor de burgemeester het tijdelijk huisverbod in deze zaak heeft ingezet, kan de burgemeester daaraan evenwel geen argument ontlenen om aan het tijdelijk huisverbod te kunnen blijven vasthouden. Als gezegd die doelen zijn (ook) met de schorsingsvoorwaarden gewaarborgd. Tot slot acht de voorzieningenrechter van belang dat de vrouw heeft toegezegd dat zij in dezen op heel korte termijn met de reclassering contact zal hebben.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester met hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in de periode tot aan het verstrijken van het tijdelijke huisverbod, handhaving van dat tijdelijke over zes dagen eindigend huisverbod noodzakelijk is voor het bereiken van de eerdergenoemde doelen.
Onder die omstandigheden alle rechtstreeks betrokken belangen, waaronder ook het belang van de [[LEEFTIJD]] dochter [[X]], tegen elkaar afwegend, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat onmiddellijke opheffing van het tijdelijke huisverbod gerechtvaardigd en geboden is.
Rechtsmiddel
Partijen is ter zitting meegedeeld dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open staat.
Afschriften
Van dit proces-verbaal wordt ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van de Wth tevens een afschrift gezonden aan: heer [BELANGHEBBENDE], echtgenoot, de heer J.L. Heuvelmans, regiopolitie Limburg-Zuid en de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg.
Ondertekening
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
w.g. Geisel w.g. M. Veldman