ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ1150

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
416841 EJ VERZ 11-29
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen en verstoring van de arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 13 april 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap MEDIA GROEP LIMBURG B.V. (MGL) en een werknemer, hierna aangeduid als [verweerder]. MGL verzocht de ontbinding op basis van gewichtige redenen, primair wegens dringende redenen en subsidiair vanwege veranderingen in de omstandigheden. Het verzoek was voorwaardelijk, afhankelijk van de uitkomst van een eerder kort geding waarin de werknemer de nietigheid van een ontslag op staande voet had ingeroepen.

De kantonrechter oordeelde dat de verwijten aan de werknemer, die eerder in een andere zaak waren behandeld, geen dringende redenen voor ontslag op staande voet opleverden. De rechter concludeerde dat de onderlinge verstandhouding tussen partijen zodanig was verslechterd dat voortzetting van het dienstverband niet langer zinvol was. De verstoring van de arbeidsrelatie werd grotendeels aan MGL toegeschreven, wat in de uiteindelijke vergoeding tot uitdrukking zou komen.

De achtergrond van het geschil betrof een boek dat de werknemer samen met een oud-collega wilde schrijven over de 'affaire Haffmans', een onderwerp dat door MGL aan het licht was gebracht. MGL had de werknemer verboden om zonder toestemming van de hoofdredactie aan dit boek mee te werken. Ondanks dit verbod ging de werknemer door met het benaderen van betrokkenen, wat leidde tot een vertrouwensbreuk. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer MGL had misleid over de status van het boek en dat dit de belangen van de werkgever had geschaad.

Uiteindelijk besloot de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 mei 2011, onder toekenning van een vergoeding van € 85.000,-- bruto aan de werknemer. De rechter benadrukte dat de verstoring van de arbeidsrelatie in grote mate aan MGL te wijten was, en dat de werknemer in zijn verweer tegen het ontslag op staande voet gelijk had gekregen. De proceskosten werden gecompenseerd, met de mogelijkheid voor MGL om haar verzoek tot ontbinding in te trekken binnen een bepaalde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Sittard-Geleen
BESCHIKKING OP VOORWAARDELIJK VERZOEK EX ARTIKEL 7:685 BW
Beschikking d.d. 13 april 2011
Zaak/repnr.: 416841 EJ VERZ 11-29
De kantonrechter
Gezien het op 23 februari 2011 ontvangen verzoekschrift van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEDIA GROEP LIMBURG B.V. (MGL), gevestigd en kantoorhoudende te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, gemachtigde mr. J.L.J.E. Koster te Maastricht, waarin zij verzoekt de tussen haar als werkgeefster en
[verweerder], wonende te [adres], gemachtigde mr. R.J. Veenhuysen te Maastricht, als werknemer bestaande arbeidsovereenkomst, voor zover die nog mocht bestaan, wegens gewichtige redenen te ontbinden, primair dringende redenen, subsidiair veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat aan verweerder geen vergoeding toekomt;
voorts gezien de overige stukken, waaronder het 31maart 2011 ontvangen verweerschrift, alsmede de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 4 april 2011;
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met het door [verweerder] aangespannen kort geding over de nietigheid van het ontslag op staande voet onder zaaknummer
416306 CV EXPL 11-873.
Op de op 4 april 2011 gehouden mondelinge behandeling waren aanwezig:
- MGL, vertegenwoordigd door [hoofdredacteur], hoofdredacteur,
en [senior P&O functionaris], senior P&O functionaris, bijgestaan door haar gemachtigde
mr. J.L.J.E. Koster;
- [verweerder], bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R.J. Veenhuysen.
Overweegt
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
Tussen partijen staat vast dat [verweerder] op 3 februari 1997 in vaste dient is getreden bij MGL, althans haar rechtsvoorgangster, en dat [verweerder] laatstelijk werkzaam is geweest als zowel eindredacteur op de locatie in Sittard als stadsverslaggever op de locatie in Maastricht.
Het salaris bedraagt laatstelijk € 4.556,93 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en 8,5% eindejaarsuitkering en vaste winstdeling.
Het verzoek
[verweerder] is op 20 januari 2011 door MGL op staande voet ontslagen wegens een dringende reden. [verweerder] heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen en zich daarbij beschikbaar gesteld om zijn werkzaamheden te verrichten en aanspraak gemaakt op doorbetaling van het loon, hetgeen voor MGL aanleiding is om voorwaardelijk, voor het geval er nog een arbeidsverhouding zou bestaan, ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken.
Achtergrond van het geschil is het misstand dat de kranten van MGL in 2006 en 2007 aan het licht hebben gebracht dat zich in de katholieke kerk voordeed, te weten de gedragingen van de Deken van Gulpen Joep Haffmans, wat in Limburg bekend staat als de “affaire Haffmans”.
Deken Haffmans is in 2007 plotseling overleden. Vlak voor zijn overlijden heeft er een zeer uitvoerig interview plaatsgevonden tussen twee journalisten van MGL, waaronder [oud-collega], en Deken Haffmans en zijn advocaat. Op dat interview rust een embargo dat MGL met Haffmans en zijn advocaat heeft afgesproken. De inhoud van het interview dat opmerkelijke passages bevat kan pas in de toekomst openbaar worden gemaakt nadat een afgesproken toekomstige voorwaarde in vervulling is gegaan. MGL beschikt daarnaast over zeer veel materiaal en bewijsstukken waarover in de toekomst wellicht nog gepubliceerd gaat worden.
MGL is eigenaar van een boekenfonds dat boeken uitgeeft, met name over onderwerpen die in het Limburgse aandacht hebben getrokken. MGL is voornemens om op den duur een boek uit te geven over de affaire Haffmans.
Op 26 oktober 2010 heeft [verweerder] hoofdredacteur [hoofdredacteur] laten weten met oud-collega [oud-collega] voornemens te zijn een boek te gaan schrijven over de affaire Haffmans.
Bij mail van 29 oktober 2010 heeft [hoofdredacteur] laten weten dat hij de toestemming weigert om medewerking te verlenen aan de totstandkoming van het boek. Overeenkomstig de cao is ook de directie van MGL in deze geraadpleegd. [verweerder] heeft zich hiertegen, door tussenkomst van journalistenvakbond NVJ, verzet.
MGL stelt zich op het standpunt dat het [verweerder] op grond van de cao en de arbeidsovereenkomst niet toegestaan was om zonder toestemming van de directie/hoofdredactie van MGL nevenactiviteiten te ontplooien in de vorm van het schrijven van een boek over een onderwerp dat nota bene door MGL zelf als misstand aan het licht is gebracht. MGL heeft daarbij beklemtoond dat [verweerder] het boek samen zou gaan schrijven met [oud-collega] die lange tijd in dienst was geweest van MGL en beschikt over knowhow en informatie die toebehoort aan MGL.
Desondanks zijn [verweerder] en [oud-collega] doorgegaan met het benaderen van personen die met de affaire Haffmans te maken hebben, welke personen zich hebben afgevraagd hoe het nu kan dat (oud) journalisten van MGL bezig zijn met het schrijven van een boek buiten MGL om.
MGL heeft dit verschil van mening over het schijven van het boek steeds als een zakelijk verschil van inzicht beschouwd. De vraag of het gegeven verbod om mee te werken aan het boek al dan niet terecht is zou worden voorgelegd aan de rechter.
Op 6 januari 2011 is het MGL gebleken dat het boek al in de voorverkoop lag via de webshops van andere dagbladen, zoals Dagblad van het Noorden, waar men het boek kan bestellen. Deze uitgeverij is een concurrerende uitgeverij. De uitgave van het boek wordt verwacht in maart 2011. De omvang van het boek is bekend (224 pagina’s), alsmede de prijs (€ 17,90) en omslag.
MGL vermoedt dat [verweerder] niet de waarheid heeft verteld: het boek is klaar, dan wel praktisch klaar terwijl [verweerder] zei dat hij nog moest beginnen met het schrijven. [verweerder] heeft MGL onjuist geïnformeerd, zo niet misleid. Een geding over de vraag of het gegeven verbod al dan niet terecht wat, heeft geen zin meer.
Op 13 januari 2011 publiceerde Villamedia, het persorgaan van de Nederlandse Vereniging voor Journalisten, een artikel onder de kop “journalisten krijgen schrijfverbod” (Villamedia 13 januari 2011). Villamedia bleek te bezitten over brieven van MGL die zowel naar [verweerder] waren gestuurd als naar zijn advocaat. Dit artikel is door andere media overgenomen, waaronder ANP en L1 Radio.
Voornoemde kwesties waren voor MGL aanleiding om met [verweerder] een verantwoordingsgesprek aan te gaan, welke op 20 januari 2011 heeft plaatsgevonden. [verweerder] heeft toegegeven dat de betreffende brieven via [oud-collega] aan Villamedia ter hand waren gesteld. MGL heeft toen besloten [verweerder] op staande voet te ontslaan, welk ontslag in de brief van 21 januari 2011 is bevestigd. Ook dit is breed uitgemeten in de pers, “[hoofdredacteur] ontslaat journalist om boek” (Villamedia d.d. 21 januari 2011).
Het voorwaardelijk verzoek is gebaseerd op dezelfde dringende reden als het ontslag op staande voet.
Als [verweerder] weet dat zijn werkgever de affaire Haffmans aan het licht heeft gebracht, daarover zeer uitvoerig heeft gepubliceerd en ook weet, althans moet weten via [oud-collega], dat MGL nog tal van gegevens heeft om nadere publicaties aan de affaire Haffmans te wijden én als [verweerder] weet dat MGL ook een boekenfonds heeft dat boeken uitgeeft die ook gaan over zaken die de publicitaire aandacht in Limburg hebben getrokken, dan moet [verweerder] ook weten dat hij conform artikel 8.4 lid 1 tweede zin vooraf schriftelijke toestemming zou moeten vragen (en krijgen) om een boek te mogen schrijven over de affaire Haffmans. Bovendien moet hij op grond van artikel 8.1.6. van het Handboek MGL, dat deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst, zich onthouden van nevenactiviteiten die in de ruimste zin in strijd kunnen zijn met de belangen van de werkgever.
[verweerder] heeft MGL misleid door te zeggen dat hij het boek nog moest schrijven terwijl het praktisch klaar is. [verweerder] heeft de belangen van de werkgever geschaad omdat het voor de werkgever thans realiter niet meer mogelijk is om zelf een boek over de affaire Haffmans te schrijven, hetgeen wel in de planning lag.
En als klap op de vuurpijl geeft hij de correspondentie tussen hem en de hoofdredacteur en tussen raadslieden van partijen aan de pers, of laat die aan de pers geven. [verweerder] heeft hierover in het verantwoordinggesprek iets gezegd in de trant van: “jullie weten toch hoe [oud-collega] is”, of woorden van gelijke strekking. MGL komt daarna in het nationale nieuws en wordt weggezet als een dictatoriale onderneming die het schrijven van boeken verbiedt aan haar werknemer.
Al met al daden en gedragingen die ten gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Subsidiair stelt MGL dat er op grond van het vorenstaande sprake is van veranderingen in de omstandigheden, alsmede dat de vertrouwensrelatie zodanig is verstoord dat vruchtbare samenwerking in de toekomst niet meer tot de mogelijkheden behoort. Dit is voor het overgrote deel door [verweerder] veroorzaakt, zodat hem geen vergoeding toekomt
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal hierna bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De kantonrechter
Zoals reeds ter zitting is besproken zal, mede onder verwijzing naar het gelijktijdig behandelde kort geding en het betreffende vonnis (416306 CV EXPL 11-873) de arbeidsovereenkomst niet worden ontbonden op basis van een dringende reden. De vraag of [verweerder] toestemming van [hoofdredacteur] dan wel MGL nodig had voor het schrijven van onderhavig boek c.q. de vrijheid van meningsuiting van [verweerder] dient te wijken voor het belang van MGL is in deze procedures niet vast komen te staan.
Over het doen lekken, althans het geven aan [oud-collega] van een brief van [hoofdredacteur] aan hem, heeft de kantonrechter reeds geoordeeld dat [verweerder] hier zorgvuldiger mee om had moeten gaan, temeer nu door [verweerder] niet is weersproken dat hij hierover op
20 januari 2011 tegen MGL gezegd heeft: “jullie weten toch hoe [oud-collega] is”, of woorden van gelijke strekking. Voor de berichtgeving die vervolgens door Villamedia is verschenen en op haar beurt gevolgd is door andere media kan [verweerder] niet verantwoordelijk worden.
De kantonrechter heeft in kort geding reeds geoordeeld dat dit geen reden voor ontslag op staande voet oplevert en daar mee ook geen gewichtige reden voor ontbinding.
Gelet op hetgeen uit de stukken is gebleken en in aanmerking genomen hetgeen door partijen ter toelichting daarop ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, kan de kantonrechter evenwel niet anders concluderen dan dat de onderlinge verstandhouding inmiddels zodanig is verslechterd dat voortzetting van het dienstverband niet langer meer zinvol kan worden geacht. Nu [verweerder] in zijn verweer tegen het ontslag op staande voet het gelijk aan zijn zijde heeft, dan is de verstoring van de arbeidsrelatie in grote mate aan MGL te wijten.
De kantonrechter zal mitsdien de arbeidsovereenkomst tussen partijen -voor zover die nog zou blijken voort te duren- ontbinden met ingang van 1 mei 2011, onder vergoeding van
€ 85.000,-- bruto. Daarbij heeft de kantonrechter alle hiervoor weergegeven omstandigheden in aanmerking genomen, alsmede de gebruikelijke omstandigheden, zoals de lengte van het dienstverband, de (fictieve) opzegtermijn en de leeftijd van [verweerder].
Op de voet van artikel 7: 685 lid 9 BW worden partijen van de voorgenomen beslissing in kennis gesteld en is MGL bevoegd het verzoek binnen de hierna te noemen termijn in te trekken.
Er zijn termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren. Ingeval MGL evenwel haar verzoek intrekt, zal zij de proceskosten van [verweerder] dienen te dragen.
Beschikt:
De kantonrechter:
Bepaalt dat de termijn waarbinnen MGL haar verzoek zal kunnen intrekken (i.c. door middel van een schriftelijke mededeling, eventueel bij faxbericht, aan de griffier en in afschrift aan de wederpartij) zal lopen tot en met 27 april 2011.
Voor het geval MGL haar verzoek niet binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2011, voor zover deze nog bestaat.
Kent aan [verweerder] ten laste van MGL een vergoeding toe van € 85.000,-- bruto.
Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Voor het geval MGL haar verzoek binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Veroordeelt MGL in de proceskosten, die aan de zijde van [verweerder] worden vastgesteld op € 400,-- voor salaris gemachtigde.
Aldus afgegeven door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.