Het Besluit SUWI bepaalt in:
Artikel 4.2a Mogelijkheid individuele re-integratieovereenkomst te sluiten door overheidswerkgever
-1. De overheidswerkgever kan ten behoeve van de werknemer, bedoeld in artikel 72a van de WW, op diens aanvraag een individuele re-integratieovereenkomst sluiten met een re-integratiebedrijf, overeenkomstig de voorkeur van de aanvrager, ter uitvoering van werkzaamheden die zijn gericht op de inschakeling in het arbeidsproces.
-2. De overheidswerkgever bepaalt het ten hoogste aan het re-integratiebedrijf verschuldigde bedrag voor de uitvoering van de individuele re-integratieovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, en het tijdvak waarvoor de individuele re-integratieovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt gesloten.
-3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de voorwaarden waaronder door de overheidswerkgever een individuele re-integratieovereenkomst als bedoeld in het eerste lid kan worden gesloten en omtrent de inhoud van de individuele re-integratieovereenkomst, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 4.4. Weigering van sluiting van een individuele re-integratieovereenkomst
De aanvraag om een individuele re-integratieovereenkomst kan in ieder geval worden geweigerd in de gevallen waarin op grond van artikel 4:35, eerste lid, onderdeel a en b, en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht een subsidieverlening kan worden geweigerd en indien niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 4.2, derde lid, of artikel 4.2a, derde lid, door het UWV of de overheidswerkgever gestelde voorwaarden.
Artikel 5.17. Gegevensverstrekking in verband met re-integratietaak overheidswerkgevers
-1. Het UWV verstrekt uit de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administraties aan overheidswerkgevers als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de WW, kosteloos de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 72a van de WW.
-2. Het UWV verstrekt uit de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administraties aan het participatiefonds, bedoeld in artikel 1 van het Besluit participatiefonds, kosteloos de gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van het participatiefonds waarborgen te bieden voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen, voor zover die taak samenhangt met de uitvoering van artikel 72a van de WW.
-3. Een overheidswerkgever of het participatiefonds, bedoeld in het tweede lid, kan het UWV op verzoek of uit eigen beweging kennisgeven van het gegronde vermoeden dat een persoon van wie de inschakeling in de arbeid wordt bevorderd onvoldoende medewerking verleent aan deze werkzaamheden, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de WW door het UWV.
De wijze waarop de re-integratie activiteiten dienen te worden ingevuld is niet wettelijk vastgelegd. De overheidswerkgever kan daar dus zijn eigen invulling aan geven. Of de ondersteuning bij re-integratie noodzakelijk is, bepaalt in eerste instantie de (ex) werkgever.
Het uitgangspunt van [verzoeker] in deze is dat LVO onvoldoende re-integratie inspanningen heeft verricht welke in zijn ogen wel noodzakelijk zijn om hem opnieuw naar arbeid toe te geleiden. De noodzakelijke inspanningen van LVO zouden naar zijn mening dienen te bestaan uit het door [verzoeker] kunnen volgen van een cursus Oriëntatie op de Arbeidsmarkt en een cursus docent Maatschappijleer op kosten van LVO.
Ter zitting heeft [verzoeker] gesteld dat hij zich bij allerlei landelijke organisaties heeft ingeschreven om te bemiddelen. Dat hij wekelijks voldoet aan de sollicitatieverplichting, maar dat hij tot nu toe overal afwijzingen op heeft ontvangen.
Het uitgangspunt van LVO is dat in casu voor [verzoeker] als ex-werknemer geen noodzaak aanwezig is voor re-integratie inspanningen van LVO. LVO stelt hiertoe dat [verzoeker] 40 jaar is, hij een goede arbeidsmarktpositie heeft en de basisbegeleiding van het UWV in dit kader voldoende wordt geacht. De door [verzoeker] als noodzakelijke scholing gesteld, acht LVO niet noodzakelijk om een passend beroep uit te kunnen oefenen op de arbeidsmarkt. Daarenboven stelt LVO dat zij tijdens het dienstverband en daarna tijdens het aanhangig zijn van de ontbindingsprocedure tal van voorstellen heeft gedaan om [verzoeker] bij zijn functioneren middels een coachingstraject te begeleiden en daarna naar een andere baan te geleiden –waaronder mediation, outplacement, workshop Jobmarketing, begeleidingstraject bij geschikt bureau- , maar dat [verzoeker] deze voorstellen allemaal heeft afgewezen. LVO stelt dat dit voor rekening en risico van [verzoeker] dient te komen. LVO voegt hier nog aan toe dat er voor [verzoeker] in ieder geval geen plaats meer is binnen de Stichting LVO. [verzoeker] kan de vergoeding die hij bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft toegekend gekregen (deels) aanwenden om zelf maatregelen te nemen naar een nieuwe werkplek toe, aldus LVO.
LVO is van mening dat het verzoek dient te worden afgewezen. Ook het verzoek met betrekking tot toekenning materiële en immateriële schadevergoeding dient te worden afgewezen nu deze niet voldoende onderbouwd is, er geen bewijsstukken zijn overgelegd en de grondslag van deze eis ontbreekt.
Ter zitting wordt desgevraagd door LVO toegestemd in het verstrekken van een neutraal getuigschrift aan [verzoeker].
[verzoeker] heeft op 11 februari 2011 nadere stukken toegezonden, waarop LVO desgevraagd heeft gereageerd bij schrijven van 21 februari 2011.
De kantonrechter dient te beoordelen of LVO voldoende heeft gedaan in het kader van de verplichting voortvloeiende uit artikel 72a WW om [verzoeker] te re-integreren.
Uit de nadere stukken is de kantonrechter gebleken dat een groot aantal scholen in Limburg onder het bestuur van LVO vallen. Om welk percentage het gaat van het totaal aantal scholen in de directe omgeving kan de kantonrechter niet beoordelen maar het betekent voor [verzoeker] in ieder geval een behoorlijke beperking qua arbeidsplaatsen en mogelijkheden op de arbeidsmarkt in Limburg.
De kantonrechter stelt vast dat het LVO was die verzocht heeft om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Uit de betreffende beschikking van de kantonrechter wordt duidelijk dat toen al kenbaar is gemaakt dat een terugkeer naar een school die ressorteert onder het LVO geen optie is. Dat [verzoeker] destijds niet meegewerkt heeft aan allerlei trajecten die LVO -in het kader van of aan de ontbinding voorafgaande- heeft aangeboden is naar het oordeel van de kantonrechter niet onbegrijpelijk en hem mogelijk ook niet kwalijk te nemen. De kantonrechter overweegt dat dit niet zonder meer voor rekening en risico van [verzoeker] komt zoals LVO stelt. [verzoeker] wilde boven alles zijn baan behouden en in dat kader niet meewerken aan iets waarmee hij zijn baan prijs zou geven.
Voorts ziet de re-integratieverplichting uit artikel 72a WW op de periode gelegen nadat de werknemer zijn baan is kwijtgeraakt, het betreft namelijk de ex-werknemer c.q. ex-werkgever. De voorstellen die LVO aanvoert als door haar gedaan om [verzoeker] te begeleiden naar een andere baan kunnen niet geplaatst worden in het kader van artikel 72aWW nu deze zijn gelegen in de periode dat [verzoeker] nog bij LVO in dienst was.
Nadien heeft LVO geen initiatieven of voorstellen meer gedaan, sterker nog zij heeft waar kon duidelijk gemaakt niets meer met [verzoeker] te maken te willen hebben.
De kantonrechter is van oordeel dat LVO op grond van artikel 72a WW verplicht is tot bevordering van het opnieuw inschakelen in de arbeid van [verzoeker]. Dit klemt te meer nu LVO het werkgebied van [verzoeker] -om haar moverende redenen- ernstig heeft beperkt en er vele scholen in de directe omgeving niet in aanmerking komen om zijn werkzaamheden aan te bieden c.q. uit te voeren. De kantonrechter overweegt dat hij in de gegeven omstandigheden wel een noodzaak aanwezig acht om [verzoeker] te re-integreren en LVO de verplichting heeft hierin te voorzien. De cursus Oriëntatie op de Arbeidsmarkt en een cursus docent Maatschappijleer zoals door [verzoeker] aangevoerd acht de kantonrechter in het kader van de verplichting die voortvloeit uit artikel 72a WW in zijn geval noodzakelijk om te kunnen re-integreren.
Het overige door [verzoeker] verzochte valt buiten het kader van artikel 72a WW en de kantonrechter wijst het overige verzochte derhalve af.
Gezien de uitkomst van het geding, acht de kantonrechter termen aanwezig om LVO in de kosten van deze procedure te veroordelen.