3 De voorvragen
3.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging sluit zich aan bij het niet-ontvankelijkheidsverweer dat door de raadsman van medeverdachte [naam medeverdachte] werd gevoerd in diens strafzaak. Gelet hierop pleit de verdediging voor de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, omdat gehandeld zou zijn in strijd met (primair) het Zwolsmancriterium, dan wel (subsidiair) het zogenoemde Karmancriterium.
Het Zwolsmancriterium zou aan de orde zijn, omdat politieambtenaar [S.] na zijn verhoor door de rechter-commissaris, in strijd met de uitdrukkelijke instructies van die rechter-commissaris, contact heeft opgenomen met politieambtenaar [L.] vóórdat laatstgenoemde door de rechter-commissaris werd gehoord. Om die reden is volgens de verdediging sprake van een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde, waarbij doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
Het Karmancriterium zou aan de orde zijn, omdat door voornoemd handelen van politieambtenaar [S.] sprake is van een fundamentele inbreuk op de procesorde die het wettelijke systeem in zijn kern raakt, nu [S.] de verhouding tussen hem en de rechterlijke macht heeft miskend.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat van een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie geen sprake kan zijn. Zij voert hiertoe aan dat er geen aanleiding is om te menen dat sprake is van doorgestoken kaart, nu elke verbalisant iets anders heeft verklaard te hebben gezien. Bovendien is het belang van de verdediging niet geschaad. Indien de rechter-commissaris zou menen dat in strijd met zijn instructie was gehandeld, zou hij dat ongetwijfeld hebben aangekaart, aldus de officier van justitie.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verbalisant [S.] op 25 januari 2011 en verbalisant [L.] op 27 januari 2011 in deze zaak als getuigen werden gehoord door de rechter-commissaris.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de rechter-commissaris getuige [S.] heeft aangezegd dat hij zich met betrekking tot deze zaak en tot de inhoud van het verhoor diende te onthouden van contact met de collega’s die nog zouden moeten worden gehoord op 27 januari 2011, zulks tot na het verhoor van die getuigen.
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat in de tijd gelegen tussen beide verhoren [S.] en [L.], in strijd met de aanzegging van de rechter-commissaris, contact met elkaar hebben gehad. Immers, [L.] verklaarde tegenover de rechter-commissaris onder meer: ‘Collega [S.] heeft mij verteld dat hij bij de rechter-commissaris had aangegeven dat hij mij gebeld heeft.’
De rechtbank stelt voorop dat verbalisant [S.] onjuist heeft gehandeld door in strijd met de aanzegging van de rechter-commissaris contact op te nemen met verbalisant [L.]. Dit betreft een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek dat niet meer kan worden hersteld. Een dergelijk verzuim kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet (artikel 359a, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering).
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een ernstige schending van beginselen van behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak en evenmin van een fundamentele inbreuk op de procesorde die het wettelijk systeem in zijn kern raakt, zoals door de verdediging is gesteld.
Gelet op de inhoud van de verklaringen van de verschillende verbalisanten ziet de rechtbank geen enkele reden om aan te nemen dat deze op enigerlei wijze op elkaar zijn afgestemd. De rechtbank acht de verklaringen juist betrouwbaar, nu iedere verbalisant – er werden in totaal vijf verbalisanten door de rechter-commissaris gehoord – lijkt te verklaren vanuit zijn/haar eigen gezichtspunt. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging.