ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ0095

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700584-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij woningoverval

In de strafzaak tegen [naam verdachte], die op 1 april 2011 door de Rechtbank Maastricht werd behandeld, stond de verdachte terecht voor een woningoverval die op 11 oktober 2010 in Heerlen zou hebben plaatsgevonden. De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld, waarbij de verdachte samen met een medeplichtige de woning van [naam benadeelde partij] binnendrong. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 maart 2011, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, gebaseerd op de aangifte van [naam benadeelde partij] en de verklaringen van getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2].

De verdediging daarentegen betwistte de betrokkenheid van de verdachte en wees op tegenstrijdigheden in de verklaringen van de getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de getuige [naam getuige 1] met de nodige omzichtigheid moest worden beoordeeld, aangezien deze getuige ook betrokken was bij het incident. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval vast te stellen. De verklaringen van de getuigen waren inconsistent en er was geen overtuigend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de dader was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat de twijfel over zijn betrokkenheid te groot was. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat het strafbare feit waarop deze vordering was gebaseerd niet bewezen was. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 1 april 2011 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Maastricht.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700584-10, 03/700432-10 (VTVV)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 april 2011 (bij vervroeging)
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, Vosseveld 2 Huis van Bewaring Regulier te Vught.
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 maart 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ’s nachts in een woning met geweld geld en goederen van [naam benadeelde partij] heeft gestolen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij heeft zich voor het bewijs gebaseerd op de aangifte van [naam benadeelde partij], alsmede op de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2].
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft gewezen op een aantal tegenstrijdigheden in de verklaringen van de aangever en de getuigen, bijvoorbeeld met betrekking tot de kleding en de (bij)naam van verdachte. Verdachte is van mening dat sprake is van een vooropgezet plan aan de kant van [naam getuige 1] en [naam getuige 2] om hem onterecht te beschuldigen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Na een melding van een woningoverval gaan verbalisanten op 11 oktober 2010 om 05.15 uur naar de [adres] te Brunssum. Daar treffen zij [naam benadeelde partij] aan. [naam benadeelde partij] verklaart tegen verbalisanten dat twee personen enkele uren geleden in zijn woning aan de [adres] te Hoensbroek zijn binnengedrongen. Bij het binnendringen zou er met iets in zijn gezicht gespoten zijn. Hij kent één van de personen als [naam getuige 1]. Deze [naam getuige 1] woont bij hem in het pand. Later die dag doet [naam benadeelde partij] aangifte. Hij verklaart dan dat hij om 3 uur ‘s nachts wakker is geworden vanwege geklop op zijn deur. Hij hoorde de stem van [naam getuige 1], deed de deur open en direct kreeg hij ‘iets’ in zijn gezicht gespoten. Hij werd aan de kant geduwd en bemerkte dat [naam getuige 1], die in hetzelfde pand woont, zijn woning binnendrong met nog iemand. [naam benadeelde partij] kon moeilijk zien wat er gebeurde door het spul dat in zijn ogen was gespoten, maar zag wel dat de andere persoon een rode pen in zijn hand had, waarmee hij stekende bewegingen in de richting van [naam benadeelde partij] maakte. Verder verklaart [naam benadeelde partij] dat [naam getuige 1] en de persoon die door [naam getuige 1] ‘Rocky’ werd genoemd de kasten hebben doorzocht. Op 21 oktober 2010 verklaart [naam benadeelde partij] nog dat [naam getuige 1] naast hem op de bank zat en zei welke goederen er meegenomen moesten worden. Deze goederen worden door [naam benadeelde partij] beschreven en voorts geeft hij een beschrijving van de kleding die de persoon die ‘Rocky’ werd genoemd, die nacht droeg, namelijk een donkerblauwe trainingsjas en een zwarte broek met drie verticale strepen en een petje.
Op 22 oktober 2011 wordt [naam getuige 1] door de politie gehoord. Zij verklaart samen met ene [R.] naar de woning van [naam benadeelde partij] te zijn gegaan, omdat die [R.] daar geld wilde gaan halen. [naam getuige 1] had namelijk aan [R.] verteld dat zij nog geld van [naam benadeelde partij] tegoed had. [naam benadeelde partij] is, toen hij de deur van zijn woning opende, door [R.] met een spuitbus in zijn gezicht gespoten. Zij heeft niet gezien dat [R.] [naam benadeelde partij] met een pen wilde steken. [R.] heeft daarna alle kasten doorzocht op zoek naar spullen om mee te kunnen nemen. [naam getuige 1] verklaart de naam ‘Rocky’ niet te hebben genoemd. Wel heeft zij ‘tig keer’ de naam ‘[R.]’ gezegd. Volgens [naam getuige 1] was zij het er niet mee eens met wat [R.] deed. Zij heeft niets uit de woning meegenomen en zij heeft zelfs nog geprobeerd tegen te houden dat [R.] goederen meenam, wat haar niet is gelukt.
Geconfronteerd met een foto van verdachte verklaart zij dat hij de [R.] is die bij haar was toen zij bij [naam benadeelde partij] naar binnen ging.
Tot slot wordt op 24 oktober 2011 de vriend van [naam getuige 1], [naam getuige 2], als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat een bekende van zijn vriendin [naam getuige 1], die hij kent als [R.], op bezoek kwam. [R.] heeft, omdat zijn joggingbroek kapot was, kleding van [naam getuige 2] aangetrokken, te weten een zwarte joggingbroek zonder strepen en een rood-zwart jasje met strepen. [R.] en [naam getuige 1] zijn vervolgens samen naar [naam benadeelde partij] gegaan. [R.] heeft van het toilet een spuitbus meegenomen. Na twintig minuten zijn ze teruggekomen met een aantal goederen in een plastic zak.
[naam getuige 2] heeft geen foto van verdachte te zien gekregen.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit.
Overwegingen
De rechtbank twijfelt er niet aan dat op 11 oktober 2010 ‘s nachts in de woning van [naam benadeelde partij] een incident heeft plaatsgevonden, waarbij [naam getuige 1] in de woning van [naam benadeelde partij] is geweest met nog een andere persoon. De rechtbank heeft wat dat betreft geen reden om aan de verklaring van [naam benadeelde partij] te twijfelen. Te meer nu deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [naam getuige 1].
In haar verklaring wijst [naam getuige 1] vervolgens verdachte aan als de persoon die met haar mee is gegaan. Hoewel ze met deze verklaring haar eigen betrokkenheid bij het feit lijkt te erkennen, is het wel zo dat ze vervolgens alle schuld op die persoon (verdachte) tracht af te schuiven. Waar aangever, bijvoorbeeld, verklaart dat [naam getuige 1] vertelde welke goederen meegenomen moesten worden, verklaart [naam getuige 1] juist dat zij de ander heeft geprobeerd tegen te houden. Reeds hierom is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [naam getuige 1] met de nodige omzichtigheid bejegend moet worden. Met die omzichtigheid in gedachten is het vervolgens opvallend dat [naam getuige 1] verklaart de derde persoon ‘wel tig keer’ ‘[R.]’ genoemd te hebben, waar aangever spreekt van ‘Rocky’. Dat leidt bij de rechtbank tot twijfel of het inderdaad wel verdachte is geweest die bij [naam getuige 1] was toen er binnengedrongen werd in de woning van [naam benadeelde partij]. Dat [naam getuige 1] vervolgens, geconfronteerd met een foto van verdachte, gezegd heeft dat hij het was die erbij was toen zij de woning van [naam benadeelde partij] binnenging, neemt deze twijfel niet weg. Een dergelijke herkenning past immers in haar eerdere verklaring en de daarin wellicht besloten liggende bedoeling om de schuld van zichzelf af te schuiven.
Ook om een andere reden twijfelt de rechtbank eraan of het inderdaad wel verdachte is geweest die bij [naam getuige 1] was toen er binnengedrongen werd in de woning van [naam benadeelde partij]. De door [naam benadeelde partij] gegeven beschrijving van de kleding die verdachte droeg, komt namelijk niet overeen met de door [naam getuige 2] gegeven beschrijving van de kleding die door verdachte zou zijn gedragen. Daar komt nog bij dat [naam getuige 2] slechts spreekt over ‘[R.]’, terwijl nergens uit blijkt dat hij daarmee verdachte bedoelt.
Nu voorts [naam benadeelde partij] niet geconfronteerd is met een foto van verdachte (of beter: heeft deelgenomen aan een meervoudige fotoconfrontatie) en er dus in het dossier geen herkenning van verdachte door [naam benadeelde partij] steekt, blijft bij de rechtbank teveel twijfel bestaan. Die twijfel maakt dat de rechtbank niet de overtuiging heeft gekregen dat verdachte daadwerkelijk degene is geweest die [naam benadeelde partij] heeft overvallen. Dat betekent dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde.
4 Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
De rechtbank zal de vordering na voorwaardelijk veroordeling afwijzen, nu zij het strafbare feit waarop de vordering is gebaseerd niet bewezen acht.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
- wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. A.W. Oosterman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 april 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 oktober 2010 in de gemeente Heerlen, in een woning gelegen aan de [adres] 31, om ongeveer 03.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer 30 euro en/of keukengereedschap en/of een aantal flesjes parfum en/of een hoeveelheid verzorgingsproducten en/of 2 scheerapparaten en/of een electrische tandenborstel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde Meurs, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte die [naam benadeelde partij] met een bijtende stof in het gezicht heeft gespoten en/of met een pen, in elk geval een soortgelijk voorwerp, stekende bewegingen naar (de ogen van) die [naam benadeelde partij] heeft gemaakt;
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700584-10
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 12 april 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, Vosseveld 2 Huis van Bewaring Regulier te Vught.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.