ECLI:NL:RBMAA:2011:BP9081

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08 / 755
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van een buurtplatform in een bestuursrechtelijke procedure inzake bouwvergunning Campus Maastricht

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht geoordeeld over de ontvankelijkheid van de vereniging Buurtplatform Randwyck in een bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot de bouwvergunning voor het project Campus Maastricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vereniging niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De vereniging stelde dat zij opkomt voor de belangen van haar leden, maar de rechtbank concludeerde dat niet is aangetoond dat de vereniging daadwerkelijk de belangen van haar leden behartigt. Tijdens de zittingen bleek dat de voorzitter van de vereniging, de heer [naam voorzitter], vrijwel alleen optrad en dat er geen adequate informatievoorziening naar de leden plaatsvond. De rechtbank merkte op dat de statuten van de vereniging vereisen dat deze door twee bestuursleden wordt vertegenwoordigd, maar dat de heer [naam voorzitter] in feite de enige vertegenwoordiger was. Dit leidde tot twijfels over de legitimiteit van de vereniging en haar rol in de procedure. De rechtbank oordeelde dat de vereniging niet-ontvankelijk is in haar bezwaar tegen de bouwvergunning, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij de belangen van haar leden vertegenwoordigt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde de vereniging niet-ontvankelijk in haar bezwaar, met veroordeling van de verweerder tot vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08 / 755
Uitspraak
in het geding tussen
[eiseres],
statutair gevestigd te Maastricht, eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht,
verweerder.
Datum bestreden besluit: 10 april 2008
Kenmerk: SEB 06-1185B
1. Procesverloop
Eiseres heeft tegen het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben aan de rechtbank gezonden en heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank de stichting Servatius Woningstichting (vergunninghoudster) in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen, van welke gelegenheid zij gebruik heeft gemaakt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad voor de enkelvoudige kamer van deze rechtbank op 23 april 2009. Eiseres is ter zitting verschenen bij haar voorzitter[naam]. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door M.E.J.M. Vorstermans-Rompelberg, J. Wintraecken en J. Demollin, allen werkzaam bij de gemeente Maastricht. Vergunninghoudster is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde M.R. de Boer, advocaat te Woerden.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:68 van de Awb het onderzoek heropend, omdat is gebleken dat het onderzoek in deze zaak niet volledig is geweest.
Vervolgens is het beroep gevoegd behandeld met het beroep in de zaak met registratienummer AWB 09/1013 ter zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank op 10 februari 2011, waar eiseres is vertegenwoordigd door [naam], voorzitter van de vereniging. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door
M.E.J.M. Vorstermans-Rompelberg, E. Verheijden, J. Wintraecken en R. Theunissen, allen werkzaam bij de gemeente Maastricht. Namens vergunninghoudster is verschenen
P.A. Kok, advocaat te Woerden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank de zaken gesplitst en doet zij in beide zaken afzonderlijk uitspraak.
2. Overwegingen
Op 21 december 2006 heeft vergunninghoudster een aanvraag bouwvergunning ingediend bij verweerder voor het realiseren van het plan Campus Maastricht op het perceel gelegen
[adres], kadastraal bekend gemeente Maastricht, sectie M, nrs. 1793, 2008, 2242 en 2265.
De campus is ontworpen als een 260 meter langgerekt gebouw bestaande uit geschakelde kubussen, dat uitmondt in een daarop dwars staand gebouw met een 64 meter hoge woontoren, eveneens opgebouwd uit kubussen. Onder de toren bevindt zich een door kubussen ingeklemde, halfronde sporthal. De kubussen zullen afgewerkt worden met gepatineerd koper. Rondom het complex wordt een grote vijver aangelegd met een zuiveringsinstallatie die de giftige koperdeeltjes uit het water zal filteren. Op de Campus is ruimte voor circa 550 wooneenheden (guesthouses, studio’s en appartementen), kantoren voor startende ondernemers, commerciële ruimten (niet bestemd voor bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3 of hoger) en er komt een groot sportcentrum.
Gelet op het feit dat het bouwplan niet past binnen het geldende bestemmingsplan “Randwyck Noord” heeft verweerder de aanvraag tevens opgevat als een verzoek om vrijstelling van voornoemd bestemmingsplan. In verband hiermee heeft verweerder het bouwplan vanaf 14 juni 2007 gedurende zes weken ter inzage gelegd en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen hieromtrent kenbaar te maken. Eiseres heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Bij besluit van 21 september 2007 heeft verweerder aan vergunninghoudster vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het realiseren van het plan Campus Maastricht. Tegen dit besluit is een bezwaarschrift ingediend door eiseres. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op haar bezwaren te worden gehoord.
Bij besluit van 10 april 2008 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft zich ook met dit besluit niet kunnen verenigen en heeft hiertegen beroep ingesteld bij deze rechtbank.
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de ambtshalve te beantwoorden vraag of eiseres als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt.
Namens verweerder en vergunninghoudster is bestreden dat eiseres belanghebbende is in de onderhavige procedure. Daartoe hebben zij onder meer aangevoerd dat de heer [naam voorzitter] in strijd met de statuten van eiseres haar enige bestuurder is, te weten voorzitter. Door vergunninghoudster is aangevoerd dat eiseres een individueel initiatief is dat moet dienen om de heer [naam voorzitter] toe te laten als belanghebbende. Namens verweerder is voorts nog naar voren gebracht dat er geen sprake is van een door een vereniging tot stand gebrachte bundeling van individuele belangen. Volgens verweerder blijkt nergens uit dat de heer [naam voorzitter] namens individuele leden met een persoonlijk belang inzake de verleende bouwvergunning spreekt. Verweerder heeft betoogd dat eiseres geen buurtplatform is in de zin van een vereniging met een bestuur en actieve leden. Eiseres geeft naar aanleiding van vragen van de wethouder geen informatie over wie de leden zijn en op welke wijze eiseres functioneert, terwijl eiseres ook niet ingaat op een uitnodiging voor een overleg met de wethouder, aldus verweerder. Verweerder heeft voorts aangevoerd dat er geen terugkoppeling plaatsvindt tussen het bestuur en de leden. Volgens verweerder is de heer [naam voorzitter] ook niet gemachtigd om op te treden namens eiseres.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Uit onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 augustus 2006 (LJN AY6762) volgt dat een belangenorganisatie die voor het belang van haar leden opkomt, daarmee opkomt voor een collectief belang, tenzij het tegendeel blijkt. Dit betekent dat de organisatie, in deze het buurtplatform, het belang van haar leden verdedigt en dat het aan de orde zijnde belang kan worden beschouwd als zo’n belang van haar leden.
Blijkens haar statuten stelt eiseres zich ten doel het bevorderen en verbeteren van de leefbaarheid en het leefmilieu ten behoeve van hen die wonen in de wijk Randwyck.
Uit de voorhanden zijnde gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat eiseres zich op het standpunt stelt dat zij dit collectieve belang onder meer beoogt te behartigen door deelname aan besprekingen met de gemeente Maastricht, de provincie en andere buurtplatforms omtrent verschillende ruimtelijke ordeningsprojecten.
De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak onvoldoende aanknopingspunten zijn om ervan uit te kunnen gaan dat eiseres met de onderhavige procedure opkomt voor het belang van haar leden en/of de wijk Randwyck. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Tijdens de zittingen is eiseres steeds – en uitsluitend – vertegenwoordigd door haar voorzitter, de heer [naam voorzitter]. Op 23 juli 2009 is door eiseres een machtiging overgelegd. Uit deze machtiging blijkt dat de heer [naam voorzitter] als voorzitter en de heer [naam secretaris], die destijds de secretaris was van eiseres, op 20 mei 2008 mondeling de heer [naam voorzitter] hebben gemachtigd beroep in te stellen tegen de bouwvergunning met vrijstelling ten behoeve van het realiseren van de Campus en ter zitting het woord te voeren. De rechtbank merkt in dit verband allereerst op dat deze machtiging laat in de procedure is gebracht na daartoe tweemaal te zijn verzocht bij brief van 23 juni 2008 respectievelijk ter zitting van 23 april 2009. Niet gebleken is dat er een algemene ledenvergadering aan het voeren van de beroepsprocedure is voorafgegaan. Op zichzelf is de machtiging naar het oordeel van de rechtbank rechtsgeldig, nu deze overeenkomstig de statuten door twee bestuursleden is ondertekend. Desgevraagd heeft de heer [naam voorzitter] tijdens de eerste zitting verklaard dat niemand in de wijk of leden van het buurtplatform op de hoogte was van het feit dat een zitting in het kader van de beroepsprocedure zou plaatsvinden. Naast de heer [naam voorzitter] is ook overigens niemand in de zittingzaal verschenen tijdens beide zittingen uit eventuele interesse in de procedure.
Met betrekking tot het informeren van haar leden en de wijk omtrent de activiteiten van het buurtplatform heeft de heer [naam voorzitter] tijdens de eerste zitting opgemerkt dat hij zo nu en dan via e-mail of via een informeel praatje op straat in de wijk contact houdt met leden van het buurtplatform en de overige wijkbewoners. Op de vraag van de rechtbank tijdens de eerste zitting hoe hij zich vergewist dat het buurtplatform zich ook daadwerkelijk bezighoudt met onderwerpen die in het belang van de verbetering van de leefbaarheid en het leefmilieu van de leden en de wijkbewoners zijn, kon de heer [naam voorzitter] ter zitting geen onderbouwd antwoord geven. Tijdens de algemene ledenvergadering van 14 september 2007 blijkt dat er op de vergadering slechts vijf personen, van wie drie bestuursleden aanwezig waren. Het summiere verslag van deze vergadering geeft geen inzicht in enig debat of informatieverschaffing rondom het in deze procedure centraal staande bouwplan. Het verslag vermeldt slechts dat het buurtplatform het bouwplan zal monitoren en dat de algemene ledenvergadering de heer [naam voorzitter] machtigt om een bezwaarschrift in te dienen. Nadere informatie met betrekking tot de leden van het buurtplatform is door de heer [naam voorzitter], nadat hij hiertoe door verweerder is verzocht, niet verstrekt.
Onder de gedingstukken bevindt zich slechts een door verweerder bij brief van 8 april 2008 ingebrachte ledenlijst, waarin de gegevens van de leden kennelijk onvolledig zijn. Tijdens de tweede zitting heeft de heer [naam voorzitter] aangegeven dat het aantal leden van het buurtplatform is uitgegroeid tot 97 leden. De heer [naam voorzitter] heeft dit aantal echter niet aannemelijk gemaakt. Onduidelijk is wie deze leden zijn en in welke zin het buurtplatform de leefbaarheid en het leefmilieu van deze leden eventueel zou verbeteren. Uit niets blijkt dat de heer [naam voorzitter] namens individuele leden met een persoonlijk belang inzake de verleende bouwvergunning spreekt. Niet is gebleken dat de heer [naam voorzitter] informeert naar de standpunten of wensen van de leden van het buurtplatform met betrekking tot het bouwplan Campus Maastricht, noch dat er enige informatieverschaffing heeft plaatsgevonden met betrekking tot het door de heer [naam voorzitter] namens het buurtplatform ingenomen standpunt in deze procedure. In dit kader acht de rechtbank ook van belang dat de heer [naam voorzitter] het buurtplatform vrijwel uitsluitend in zijn eentje vertegenwoordigt. Tijdens beide zittingen was eiseres immers alleen vertegenwoordigd door haar voorzitter de heer [naam voorzitter], hoewel blijkens artikel 10, tweede lid, van de statuten eiseres enkel door twee bestuursleden vertegenwoordigd kon worden. De heer [naam voorzitter] heeft aangegeven vrijwel altijd alleen namens eiseres te handelen. Namens verweerder is in dit kader ook aangegeven in de aanloop naar deze procedure, maar ook bij andere activiteiten van het buurtplatform, vrijwel altijd alleen met de heer [naam voorzitter] te maken te hebben gehad. Gebleken is dat op
17 maart 2009 de secretaris van eiseres, de heer [naam secretaris], uit het bestuur is getreden en sinds april 2010 de penningmeester. Volgens artikel 8, zesde lid, van de statuten moet er zo spoedig mogelijk een algemene ledenvergadering worden belegd om het bestuur weer op sterkte te krijgen tot het voorgeschreven minimum aantal van drie bestuursleden. Deze algemene ledenvergadering heeft, naar de heer [naam voorzitter] ter zitting heeft erkend, nooit plaatsgevonden.
De rechtbank stelt vast dat de afgelopen twee jaren het bestuur incompleet is geweest en dat de heer [naam voorzitter] sinds één jaar het enige bestuurslid van eiseres is. Deze situatie bevreemdt de rechtbank, zeker nu de heer [naam voorzitter] zelf stelt dat het buurtplatform 97 leden telt en een zodanig groot ledenbestand naar dezerzijds oordeel makkelijk een tweetal nieuwe bestuursleden kan voortbrengen. De rechtbank heeft gerede twijfels over de vraag of hetgeen de heer [naam voorzitter] namens het buurtplatform onderneemt ook daadwerkelijk als het belang van het buurtplatform kan worden geduid. In de namens eiseres ingebrachte gedingstukken, noch ter zitting heeft de heer [naam voorzitter] de twijfels van de rechtbank kunnen wegnemen.
Het feit dat er op een ledenvergadering slechts vijf leden, waarvan drie bestuursleden aanwezig waren, het feit dat het bestuur reeds geruime tijd incompleet is, het feit dat er geen aantoonbare informatie-uitwisseling tussen de heer [naam voorzitter] en de leden en/of de wijk heeft plaatsgevonden met betrekking tot deze beroepsprocedure en het feit dat de heer [naam voorzitter] vrijwel altijd in zijn eentje handelt, leidt de rechtbank tot de conclusie dat niet is aangetoond dat eiseres voor het belang van haar leden opkomt, noch dat het aan de orde zijnde belang kan worden beschouwd als het belang van haar leden.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat niet is gebleken dat eiseres door het optreden in rechte in dit geval een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand brengt waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijke optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. De rechtbank kan dit, gelet op de ontbrekende informatieverstrekking met betrekking tot de leden, in ieder geval niet nagaan. De rechtbank sluit met dit criterium aan bij het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 1986, nr. 12700 (AB 1987, 173).
De rechtbank overweegt voorts dat aan het vorenstaande niet kan afdoen dat eiser in de zaak met registratienummer AWB 09/1013 (met betrekking tot de kapvergunning) wel ontvankelijk is geacht, nu de rechtbank, gelet op de uitspraak van de Afdeling van
24 juni 2009 in dat geding, in die zaak aan de juistheid van het oordeel van de Afdeling over het zijn van belanghebbende was gebonden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft verweerder eiseres ten onrechte aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
Een en ander leidt tot de conclusie dat ten aanzien van het bezwaar van eiseres rechtens slechts één beslissing mogelijk is, namelijk niet-ontvankelijkverklaring. De rechtbank zal dan ook met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiseres alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank Maastricht:
1.verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
2.verklaart eiseres alsnog niet-ontvankelijk in haar bezwaar;
3.bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
4.bepaalt dat aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 wordt vergoed door verweerder;
Aldus gedaan door W.A.M. de Loo, voorzitter, J.N.F. Sleddens en F.L.G. Geisel, leden, in tegenwoordigheid van D.H.J. Laeven als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2011.
w.g. D. Laeven w.g. W. de Loo
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 23 maart 2011
Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Bij een spoedeisend belang kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.