Parketnummers: 03/700105-10, 03/700177-10 (ttz.gev), 03/850115-10 (ttz.gev), 03/500597-09 (ttz.gev), 03/505368-09 (ttz.gev)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2011
[naam verdachte],
geboren op [geboortegegevens verdachte],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman is mr. R. Herregodts, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 2 juni 2010 en 12 januari 2011. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de raadsman hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
03/700105-10
Feit 1: als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven;
Feit 2: heroïne en cocaïne in zijn bezit heeft gehad;
03/700177-10
als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven;
03/850115-10
als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven;
03/500597-09
Feit 1: een wapen voorhanden heeft gehad;
Feit 2: als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven;
Feit 3: als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven;
Feit 4: als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven;
Feit 5: als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven;
03/505368-09
een ambtenaar in functie heeft beledigd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 03/700105-10:
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 februari 2010 cocaïne in zijn bezit heeft gehad, maar wel dat verdachte die dag ongeveer 10 gram heroïne aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van feit 1 in de gevoegde zaak met parketnummer 03/500597-09:
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 12 februari 2009 een wapen, te weten een keukenmes, voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/505368-09:
De officier van justitie acht, gelet op de aangifte en bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 september 2009 opsporingsambtenaar J. Roijen heeft beledigd.
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 03/700105-10, het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/700177-10, het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/850115-10 en de feiten 2 tot en met 5 in de gevoegde zaak met parketnummer 03/500597-09:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 februari 2010, 22 maart 2010, 6 januari 2010, 12 februari 2009, 20 april 2009, 12 mei 2009, 29 december 2009 en 16 september 2009 in de gemeente Maastricht als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven.
Ten aanzien van de ad informandum gevoegde feiten:
De officier van justitie is van mening dat de ad informandum gevoegde feiten, met uitzondering van feit 2, in de beoordeling kunnen worden betrokken.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 03/700105-10:
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 03/700105-10:
De raadsman heeft betoogd dat in onderhavige zaak geen sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld, zodat de aanhouding en insluitingsfouillering van verdachte onrechtmatig zijn geschied. De inbeslaggenomen drugs zijn aldus verkregen met behulp van onjuiste toepassing van strafvorderlijke bevoegdheden en dienen, als ‘fruits of the poisonous tree’ te worden uitgesloten van het bewijs. Bij gebrek aan andere bewijsmiddelen verzoekt de raadsman verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/8501115-10:
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 in de gevoegde zaak met parketnummer 03/500597-09:
De raadsman is van mening dat er onvoldoende grond was om verdachte te onderwerpen aan de controle van zijn identiteit. Hij verwijst in dit verband naar een volgens hem vergelijkbare zaak die ten grondslag heeft gelegen aan de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, d.d. 26 juni 2009, LJN BJ1570. Dit maakt dat zowel de daaropvolgende aanhouding als de insluitingfouillering onrechtmatig hebben plaatsgevonden. Verdachte moet dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feiten 2, 3, 4 en 5 in de gevoegde zaak met parketnummer 03/500597-09:
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/505368-09:
De raadsman heeft betoogd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 16 september 2009 een ambtenaar in functie heeft beledigd.
Ten aanzien van de ad informandum gevoegde feiten:
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat alleen feit 2 niet in de beoordeling kan worden betrokken, nu de stukken niet aan het dossier zijn toegevoegd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 03/700105-10, het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/700177-10, het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/850115-10 en de feiten 2 tot en met 5 in de gevoegde zaak met parketnummer 03/500597-09:
De rechtbank heeft op basis van het onderzoek van de regionale vreemdelingenrecherche geconstateerd dat verdachte, in het verleden gebruik heeft gemaakt van verschillende aliassen, waaronder de alias [naam verdachte], geboren te Casablanca (Marokko) op 6 september 1973 en de alias [S.F.], geboren op 1 januari 1971. Verdachte is onder beide namen tot ongewenst vreemdeling verklaard bij beschikkingen d.d. 19 januari 1993 en 19 februari 1997. Beide beschikkingen zijn in persoon aan verdachte uitgereikt. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat verdachte ook weet dat hij in Nederland ongewenst vreemdeling is.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 03/700105-10
Op 19 februari 2010 zagen twee verbalisanten dat een persoon, vermoedelijk van Noord Afrikaanse afkomst, op de Franciscus Romanusweg te Maastricht, contact zocht met drie personen. Ambtshalve is hen bekend dat in het gebied waarin zij surveilleerden veel overlast wordt veroorzaakt door drugsrunners van voornamelijk Noord Afrikaanse afkomst en potentiële drugskopers. Nadat verbalisanten hun dienstvoertuig hadden gekeerd zagen zij dat beide partijen zich meteen scheidden. Hierdoor rees bij verbalisanten het redelijk vermoeden dat de drie personen mogelijk kopers waren en werden gerund door de man van mogelijk Noord Afrikaanse afkomst. Alle personen werden vervolgens gecontroleerd. De man van mogelijk Noord Afrikaanse afkomst, verdachte, deelde de verbalisanten mede dat hij zich niet kon legitimeren middels een legitimatiebewijs, maar gaf op te zijn [naam verdachte]. Na controle bleek dat de man gesignaleerd stond en hij werd derhalve aangehouden. Tijdens zijn insluitingsfouillering in het cellencomplex werden diverse hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen. Na onderzoek door het NFI bleek het te gaan om ongeveer 10 gram heroïne.
Gelet op het aantreffen van verdachte in Nederland, de beschikkingen tot ongewenstverklaring en de betekening van deze beschikkingen aan verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan. Voorts vormen voornoemende bevindingen voor de rechtbank het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank zal daarbij voorbij gaan aan de stelling van de verdediging dat geen sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld, en dat op grond daarvan de aanhouding en insluitingfouillering van verdachte onrechtmatig zouden zijn geschied. Op grond van artikel 8a van de Politiewet 1993 kan een ambtenaar van de politie inzage van een identiteitsbewijs vorderen, zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van de politietaak. Deze taak omvat zowel de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de handhaving van de openbare orde als de hulpverleningstaak. Gelet op het gedrag van verdachte, op een plek die ambtshalve bekend staat als een gebied met veel drugsoverlast, mochten alle personen, waaronder dus ook verdachte, worden gevraagd naar hun identiteit. Nu verdachte zich niet kon legitimeren waren verbalisanten gerechtigd hem aan te houden.
Ten aanzien van het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/700177-10
Op 22 maart 2010 werd verdachte door verbalisant [B.] aangetroffen op de Markt te Maastricht. Verdachte werd vervolgens aangehouden ter zake het zich als ongewenst verklaarde vreemdeling in Nederland bevinden. Gelet op het aantreffen van verdachte in Nederland, de beschikkingen tot ongewenstverklaring en de betekening van deze beschikkingen aan verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/850115-10
Op 6 januari 2010 zag verbalisant [B.] verdachte lopen over de Boschstraat te Maastricht. Gelet op het feit dat hem ambtshalve ambtshalve bekend dat verdachte ongewenste vreemdeling is in Nederland, hield hij verdachte aan. Gelet op het aantreffen van verdachte in Nederland, de beschikkingen tot ongewenstverklaring en de betekening van deze beschikkingen aan verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 in de gevoegde zaak met parketnummer 03/500597-09
Op 12 februari 2009, waren twee verbalisanten belast met de surveillance op het Stationsplein te Maastricht. Verbalisanten zagen dat een persoon van Noord Afrikaanse afkomst over het Stationsplein liep. Op het moment dat hij de verbalisanten zag, draaide de persoon zich onmiddellijk om en vervolgde zijn weg richting de stationshal. Ter controle van zijn identiteit werd deze persoon door de verbalisanten aangesproken. Nu verdachte geen legitimatiebewijs kon tonen, werd hij op grond van artikel 2 van de Wet op de Identificatieplicht aangehouden. Bij verificatie bij de meldkamer bleek dat verdachte als ongewenst vreemdeling in het systeem voorkwam. Bij de insluiting van verdachte werd voorts een keukenmes in de binnenzak van zijn jas aangetroffen en in beslag genomen. Na onderzoek bleek het te gaan om een wapen om de zin van artikel 2, eerste lid categorie IV onder 7e van de Wet wapens en munitie.
Gelet op het aantreffen van verdachte in Nederland, de beschikkingen tot ongewenstverklaring en de betekening van deze beschikkingen aan verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan. Voorts vormen voornoemende bevindingen voor de rechtbank het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank zal daarbij voorbij gaan aan de stelling van de verdediging dat er onvoldoende grond was om verdachte te onderwerpen aan de controle van zijn identiteit. Op grond van artikel 8a van de Politiewet 1993 kan een ambtenaar van de politie inzage van een identiteitsbewijs vorderen, zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van de politietaak. Deze taak omvat zowel de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de handhaving van de openbare orde als de hulpverleningstaak. Gelet op het gedrag van verdachte, op een plek die ambtshalve bekend staat als een gebied met veel drugsoverlast, mocht verdachte worden gevraagd naar zijn identiteit.
Ten aanzien van feit 3 in de gevoegde zaak met parketnummer 03/500597-09
Op 20 april 2009 wordt verdachte op grond van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht aangehouden op de Wilhelminabrug te Maastricht, nu het verbalisant [K.] ambtshalve bekend is dat verdachte als ongewenst vreemdeling in Nederland verblijft. Gelet op het aantreffen van verdachte in Nederland, de beschikkingen tot ongewenstverklaring en de betekening van deze beschikkingen aan verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4 in de gevoegde zaak met parketnummer 03/500597-09
Op 12 mei 2009 zagen verbalisanten de hen ambtshalve bekende verdachte lopen op de Meerssenerweg te Maastricht. Hierna werd verdachte door hen op heterdaad aangehouden ter zake zich als ongewenst verklaarde vreemdeling in Nederland bevinden. Gelet op het aantreffen van verdachte in Nederland, de beschikkingen tot ongewenstverklaring en de betekening van deze beschikkingen aan verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5 in de gevoegde zaak met parketnummer 03/500597-09
Op 29 december 2009, omstreeks 00.10 uur, kregen verbalisanten van de regionale politiemeldkamer opdracht om naar de Hoenderstraat 16b te Maastricht te gaan, nu de bewoner van dit pand mensen over zijn dak had horen lopen. Ter plaatse werd de ambtshalve bekende verdachte aangetroffen en aangehouden op grond van vermoedelijke overtreding van artikel 2.4.9. van de APV Maastricht.
Gelet op het aantreffen van verdachte in Nederland, de beschikkingen tot ongewenstverklaring en de betekening van deze beschikkingen aan verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/505368-09
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aanhouding d.d. 16 september 2009;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de politie.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 20 februari 2010 in de gemeente Maastricht, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
op 20 februari 2010 in de gemeente Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine), zijnde heroïne als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
op 22 maart 2010 in de gemeente Maastricht, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
op 06 januari 2010 in de gemeente Maastricht, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
op 12 februari 2009, in de gemeente Maastricht, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een keukenmes, waarvan, gelet op de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dit voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
op 12 februari 2009, in de gemeente Maastricht, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
op 20 april 2009, in de gemeente Maastricht, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
4.
op 12 mei 2009 in de gemeente Maastricht, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
op 29 december 2009 in de gemeente Maastricht, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
op 16 september 2009 in de gemeente Maastricht, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [J.R.], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, hoofdagent van politie, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jij bent een vuile rat".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. 03/700105-10 feit 1:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
T.a.v. 03/700105-10 feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
T.a.v. 03/500597-09 feit 1:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
T.a.v. 03/500597-09 feit 2:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
T.a.v. 03/500597-09 feit 3:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
T.a.v. 03/500597-09 feit 4:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
T.a.v. 03/500597-09 feit 5:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
T.a.v. 03/505368-09:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
T.a.v. 03/700177-10:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
T.a.v. 03/850115-10:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
De strafbaarheid van het feit
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het verwijt dat zijn cliënt als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging in verband met overmacht in de zin van noodtoestand. Hij verwijst in dit verband naar een volgens hem vergelijkbare zaak die ten grondslag heeft gelegen aan de uitspraak van de Hoge Raad, d.d. 28 oktober 2008, LJN BE9611. Voor een geslaagd beroep op overmacht moet blijkens dit arrest komen vast te staan dat verdachte alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijze van hem konden worden gevergd teneinde aan zijn verplichting om Nederland te verlaten te voldoen. De raadsman heeft vervolgens benadrukt dat:
- verdachte vier maal, zonder resultaat, is gepresenteerd bij de autoriteiten van Marokko;
- een ID-onderzoek heeft plaatsgevonden via Interpol Brussel, Algerije, Marokko en Frankrijk;
- verdachte heeft meegewerkt aan presentaties en zoveel mogelijk informatie heeft verschaft over zijn identiteit en zijn herkomst. Zo heeft hij onder andere de naam van zijn schoolmeester in Marokko genoemd, de namen van zijn ouders en zijn geboorteplaats. Desondanks is het de Marokkaanse autoriteiten niet gelukt de identiteit van verdachte vast te stellen;
- de Marokkaanse autoriteiten geen inzicht hebben gegeven in het door hen in Marokko verrichte onderzoek. Niet blijkt dat ook daadwerkelijk een onderzoek heeft plaatsgevonden. Daarnaast bevindt zich in het strafrechtelijke en vreemdelingrechtelijke dossier geen schriftelijk verslag van de presentatie van verdachte en hetgeen daar is besproken.
Gelet op dit alles moet volgens de raadsman worden geconcludeerd dat verdachte alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijze van hem konden worden gevergd om te voldoen aan zijn plicht om Nederland te verlaten.
Met betrekking tot het door de verdediging gevoerde beroep op overmacht is de officier van justitie van mening dat onvoldoende duidelijk is dat verdachte alles heeft gedaan wat nodig is om aan zijn plicht te voldoen Nederland te verlaten. Zij verwijst in dit verband naar volgens haar vergelijkbare zaken die ten grondslag hebben gelegen aan de uitspraak van de rechtbank Maastricht d.d. 10 november 2009, LJN BK3158 en het hof ’s-Hertogenbosch d.d. 17 december 2009, LJN BK7937.
Artikel 61 Vreemdelingenwet 2000 verplicht de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf Nederland uit eigen beweging te verlaten. Gelet op de parlementaire geschiedenis betekent dit dat de ongewenst verklaarde vreemdeling de rechtsplicht heeft het land te verlaten, van welke plicht slechts is uitgezonderd de vreemdeling van wie aannemelijk is dat hij buiten zijn schuld niet in het bezit kan komen van reisdocumenten. Bij een beroep op overmacht als het onderhavige dient de rechtbank vast te stellen dat verdachte zijnerzijds alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijze van hem kunnen worden gevergd teneinde aan zijn, strafrechtelijk gesanctioneerde, verplichting om Nederland te verlaten te voldoen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gezien de voorhanden processtukken en gelet op het onderzoek ter terechtzitting, niet aannemelijk geworden dat verdachte alles in het werk heeft gesteld om aan de in artikel 61 van de Vreemdelingenwet gestelde verplichting te voldoen. Zo lag het onder meer op de weg van verdachte om de autoriteiten in Marokko, waaronder de gemeente van zijn geboorteplaats en het weeshuis waar hij heeft verbleven, aan te schrijven, hulp in te schakelen van de faciliterende ondersteuning van de International Organization for Migration (IOM) of op eigen initiatief op een informele manier te trachten het land te verlaten. Gesteld noch gebleken is dat verdachte op dit vlak iets heeft ondernomen. Ook anderszins heeft verdachte geen blijk gegeven van de bereidheid initiatief te tonen om Nederland te verlaten. In dit verband verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 26 januari 2009, in de zaak met parketnummer 20/002796-07, waaruit blijkt dat verdachte blijkens het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank Maastricht d.d. 22 oktober 2008, in een eerdere procedure heeft verklaard geen namen van medewerkers van het weeshuis te hebben genoemd “omdat hem daarnaar niet was gevraagd”. Daaruit blijkt reeds dat verdachte niet uit eigener beweging met meer informatie is gekomen. Daar komt bij dat verdachte in het verleden gebruik heeft gemaakt van verschillende aliassen, hetgeen de vaststelling van zijn identiteit bemoeilijkt, zo niet onmogelijk maakt. Dit dient voor risico van verdachte te komen.
De stelling van de raadsman dat de Marokkaanse autoriteiten onvoldoende onderzoek hebben verricht, wat daar ook van zij, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de eigen verantwoordelijkheid van verdachte. Het door de verdediging gevoerde beroep op overmacht zal dan ook worden verworpen.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Met betrekking tot de overtreding in het kader van de Wet wapens en munitie, heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een geldboete op te leggen ter hoogte van € 75,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Ten aanzien van de mogelijke schending van de Salduz-jurisprudentie heeft zij betoogd dat strafvermindering niet een gepaste sanctie is op het vormverzuim en dat vaststelling van een schending in onderhavige zaak voldoende is.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 in de zaak met parketnummer 03/700105-10 en het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/700177-10:
De raadsman heeft aangevoerd dat in strijd is gehandeld met artikel 6 EVRM, nu ondanks uitdrukkelijke voorkeur voor mr. Doesburg, advocaat te Breda, de politie tweemaal een piketadvocaat heeft ingeschakeld. Deze schending van artikel 6 EVRM dient te worden meegewogen bij de bepaling van de strafmaat.
Ten aanzien van feiten 2, 3, 4 en 5 in de gevoegde zaak met parketnummer 03/500597-09:
De raadsman is van mening dat niet uit de stukken blijkt dat verdachte is gewezen op zijn recht voorafgaande aan zijn verhoor een raadsman te raadplegen, noch dat een raadsman is ingeschakeld. Verdachte heeft geen afstand gedaan van zijn recht een raadsman te raadplegen. Deze schending van het Salduz arrest van het EHRM moet zijns inziens dan ook in de strafmaat worden meegewogen.
Ten aanzien van het feit in de gevoegde zaak met parketnummer 03/505368-09:
De raadsman heeft betoogd dat verdachte voorafgaande aan zijn verhoor niet is bezocht door een raadsman. Nu verdachte ook geen afstand heeft gedaan van dit recht, is in strijd gehandeld met de Salduz jurisprudentie van het EHRM, hetgeen dient te leiden tot strafvermindering.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Ten aanzien van de overtredingen van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht:
Verdachte heeft meermalen als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleven. Voorts heeft de rechtbank bij de straftoemeting ook acht geslagen op de zes ad informandum gevoegde feiten. Deze zijn:
- 500545-09
25 juni 2009, Prof. Pieter Willemstraat, Maastricht, gemeente Maastricht, ongewenste vreemdeling;
- 500404-09
25 april 2009, Grote Gracht, Maastricht, gemeente Maastricht, ongewenste vreemdeling;
- 505441-09
12 november 2009, Bloemenweg, Maastricht, gemeente Maastricht, ongewenste vreemdeling;
- 508313-09
5 december 2009, Maasboulevard, Maastricht, gemeente Maastricht, ongewenste vreemdeling;
- 700650-09
18 november 2009, Maastricht, gemeente Maastricht, ongewenste vreemdeling;
- 700383-09
3 juli 2009, Maastricht, gemeente Maastricht, ongewenste vreemdeling.
De rechtbank zal het op de dagvaarding onder 2 gevoegde ad informandum feit van 11 januari 2010 met parketnummer 03/852006-10, niet betrekken bij de beoordeling, nu van dit feit de stukken ontbreken in het dossier.
Bij de straftoemeting kan de rechtbank aansluiting zoeken bij de door het Landelijk overleg van strafvoorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten. Voor het onwettig verblijven in Nederland geldt een oriëntatiepunt van twee maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft echter ook acht geslagen op het feit dat verdachte blijkens zijn strafblad reeds eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, en waarbij hij veelvuldig is veroordeeld voor het als ongewenste vreemdeling in Nederland verblijven. Inmiddels is verdachte, zonder daarbij rekening te houden met periodes van vrijheidsbeneming op grond van de Vreemdelingenbewaring, in totaliteit al tot meer dan zes jaar gevangenisstraf veroordeeld ter zake overtredingen van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de maximale strafbedreiging van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht en de maximale verhoging daarvan op grond van artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht enerzijds en gelet op het feit dat verdachte recent is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, is de rechtbank van oordeel dat met een nieuwe veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen strafrechtelijk doel meer wordt gediend en dat derhalve veroordeling tot straf in deze niet meer op zijn plaats is.
Verdachte zal, voor wat betreft de overtredingen van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, geen straf opleggen.
Ten aanzien van de overige misdrijven
Verdachte heeft op 20 februari 2010 ongeveer 10 gram heroïne aanwezig gehad en op 16 september 2009 een ambtenaar in functie beledigd.
De rechtbank acht, ter zake de belediging, de stelling van de raadsman dat in strijd is gehandeld met de Salduz-jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, niet juist, gelet op het feit dat verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht om voorafgaande aan zijn verhoor een onderhoud te hebben met een advocaat. Van schending van verdachtes belangen is derhalve geen sprake, zodat daar bij de strafoplegging ook geen rekening mee hoeft te worden gehouden.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht
Ten aanzien van de overtreding
Voorts heeft verdachte zich op 12 februari 2009 schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie, door een keukenmes bij zich te dragen.
Evenals de officier van justitie, acht de rechtbank voor een dergelijke overtreding een geldboete van € 75,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, passend en geboden.
6 Het beslag
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggeven voorwerp, te weten het mes, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp dat aan verdachte toebehoort, is begaan.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 57, 62, 63, 197, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, de artikel 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
T.a.v. 03/500597-09 feit 1:
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 75,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende voorwerp: 1 mes.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en mr. R.P.J. Quaedackers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.T. Latour griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 januari 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 februari 2010 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
hij op of omstreeks 20 februari 2010 in de gemeente Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 700177-10
hij op of omstreeks 22 maart 2010 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 850115-10
hij op of omstreeks 06 januari 2010 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 500597-09
Hij op of omstreeks 12 februari 2009, in de gemeente Maastricht, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten keukenmes, in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dit voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daarin in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Hij op of omstreeks 12 februari 2009, in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
Hij op of omstreeks 20 april 2009, in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij opgrond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;(500405-09)
hij op of omstreeks 12 mei 2009 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;(500534-09)
hij op of omstreeks 29 december 2009 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;(505494-09)
Tenlastelegging bij gevoegde verdachte met parketnummer: 505368-09
hij op of omstreeks 16 september 2009 in de gemeente Maastricht, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [J.R.], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, hoofdagent van politie in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jij bent een vuile rat", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700105-10
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 26 januari 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te Casablanca (Marokko) op 6 september 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. R. Herrogodts, advocaat te Breda.