ECLI:NL:RBMAA:2011:BP7861

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
144802 / HA ZA 09-1282
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van bevoegdheid door schuldeiser bij saneringsplan en toetsingskader

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 9 maart 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een andere besloten vennootschap (hierna: gedaagde). Eiseres vorderde betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 14.077,12, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. Gedaagde had eerder een voorstel gedaan aan haar schuldeisers om slechts 15% van hun vorderingen te voldoen, maar eiseres weigerde dit voorstel. Gedaagde stelde dat eiseres misbruik maakte van haar bevoegdheid door niet akkoord te gaan met het saneringsvoorstel, en vorderde in reconventie dat eiseres zou worden bevolen om akkoord te gaan met het voorstel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres recht had op volledige betaling van haar vordering, ook al was er geen direct uitzicht op betaling door gedaagde. De rechtbank oordeelde dat het een schuldeiser in beginsel vrijstaat om een akkoord te weigeren, tenzij er sprake is van misbruik van die bevoegdheid. De rechtbank heeft de door gedaagde aangevoerde gezichtspunten over de financiële situatie en de gevolgen van een faillissement van gedaagde in overweging genomen, maar oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die nopen tot afwijking van de hoofdregel. De vordering van eiseres werd toegewezen, met uitzondering van de wettelijke handelsrente over de buitengerechtelijke incassokosten, en de vordering in reconventie werd afgewezen. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 144802 / HA ZA 09-1282
Vonnis van 9 maart 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres].,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.E. Gerritsen te Schiphol-Rijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Maastricht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K.P. Meegdes te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 februari 2010,
- de conclusie van antwoord in reconventie, en
- het proces-verbaal van comparitie van 29 juni 2010.
1.2
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden. Wegens een herverdeling van zaken wordt dit vonnis gewezen door een andere rechter dan de rechter ten overstaan van wie is gecompareerd.
2. De feiten
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende - tussen partijen vaststaande - feiten.
2.1
[eiseres] heeft aan [gedaagde] verschillende zaken verkocht en geleverd. De door [eiseres] daarvoor aan [gedaagde] gezonden facturen zijn voor € 13.173,12 onbetaald gebleven. [eiseres] heeft [gedaagde] tevergeefs aangemaand.
2.2
De advocaat van [gedaagde] heeft de schuldeisers van [gedaagde] aangeschreven en verzocht akkoord te gaan met betaling tegen finale kwijting van een bedrag ter hoogte van 15% van hun vordering. Alleen [eiseres] heeft aan dat verzoek haar akkoord onthouden.
3. Het geschil in conventie en reconventie
3.1
[eiseres] vordert in conventie veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 14.077,12, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf de vervaldag van de individuele facturen althans vanaf de dag van dagvaarding. Het bedrag in hoofdsom is opgebouwd uit het saldo van de onbetaald gelaten facturen en € 904,00 voor buitengerechtelijke incassokosten.
3.2
In reconventie vordert [gedaagde] - kort gezegd - dat [eiseres] wordt bevolen akkoord te gaan met het voorstel van [gedaagde] om tegen finale kwijting 15% van de vordering van [eiseres] te voldoen, althans dat voor recht wordt verklaard dat [eiseres] gehouden is dat voorstel te accepteren.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in conventie en reconventie
4.1.1
[gedaagde] stelt dat zij, als gevolg van de wereldwijde economische malaise, in financiële problemen is geraakt. Teneinde het tij te keren zijn onder meer de personeelskosten sterk terug gebracht, aldus [gedaagde]. Volgens haar is daarnaast een derde bereid gevonden om € 4.700,00 ter beschikking te stellen voor het saneren van de schulden en is in dat kader aan de schuldeisers het onder 2.2 vermelde voorstel gedaan. De totale schuldenlast bedroeg ongeveer € 45.000,00, zo stelt [gedaagde].
4.1.2
Volgens [gedaagde] maakt [eiseres], door niet akkoord te gaan met het voorstel, misbruik van haar bevoegdheid om volledige betaling van haar vordering te eisen. [gedaagde] verwijst daarbij naar de volgens haar ter zake in de jurisprudentie ontwikkelde gezichtspunten, te weten:
1. is het schikkingsvoorstel door een onafhankelijke en deskundige partij getoetst?;
2. is het schikkingsvoorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd?;
3. is voldoende duidelijk gemaakt dat het aanbod het uiterste is waartoe de schuldenaar financieel in staat moet worden geacht?;
4. biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldeiser: hoe groot is de kans dat de weigerende schuldeiser dan evenveel of meer zal ontvangen?;
5. wat is de zwaarte van het financiële belang dat de schuldeiser heeft bij volledige nakoming?;
6. hoe groot is het aandeel van de weigerende schuldeiser in de totale schuldenlast?;
7. staat de weigerende schuldeiser alleen naast de overige met de schuldregeling instemmende schuldeisers?
Toetsing van de onderhavige zaak aan die gezichtspunten moet volgens [gedaagde] tot de conclusie leiden dat het [eiseres] niet vrij staat om niet akkoord te gaan met het voorstel. Verwezen wordt, onder meer, naar de jaarrekeningen 2008 en 2009 van [gedaagde], die een dalend resultaat en vermogen laten zien. Ingeval van faillissement zal er volgens [gedaagde] sprake zijn van een lege boedel en zal [eiseres], zeker indien rekening wordt gehouden met de boedelschuldeisers, geen enkele betaling tegemoet kunnen zien. Benadrukt wordt dat [eiseres] de enige schuldeiser is die niet akkoord is gegaan.
4.2
[eiseres] betwist dat er sprake is van een algemeen aanvaard saneringsvoorstel. Zij gaat er niet mee akkoord dat een substantieel deel van haar vordering onbetaald blijft, terwijl zij – indien zij het voorstel niet aanvaard – uitzicht op volledige betaling blijft houden.
4.3.1
Onder verwijzing naar Hoge Raad 12 augustus 2005 (NJ 2006, 230) stelt de rechtbank voorop dat het een schuldeiser in beginsel vrijstaat het hem door de schuldenaar aangeboden akkoord - dat inhoudt dat hij slechts een (beperkt) deel van zijn vordering betaald krijgt en voor het restant afstand doet van zijn recht op voldoening - te weigeren. Dit kan uitzondering lijden indien de uitoefening van deze bevoegdheid wordt misbruikt (art. 3:13 BW) en de schuldeiser aldus naar redelijkheid aanvaarding van het aanbod niet had kunnen weigeren. Bij de toewijzing van een vordering tot medewerking aan een buitengerechtelijk akkoord is terughoudendheid geboden. Slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan plaats zijn voor een bevel aan een schuldeiser om aan de uitvoering van een hem aangeboden akkoord mee te werken. Het ligt in beginsel op de weg van de schuldenaar die zodanige medewerking in rechte wenst af te dwingen de specifieke feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen, waaruit kan worden afgeleid dat de schuldeiser naar redelijkheid niet tot weigering van instemming met het akkoord heeft kunnen komen.
De door [gedaagde] aangehaalde gezichtspunten kunnen relevant zijn, voor zover de in dat kader gestelde feiten en omstandigheden tot de conclusie leiden dat [eiseres] naar redelijkheid niet tot weigering van zijn instemming heeft kunnen komen.
4.3.2
Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van de onder 4.3.1 aangehaalde hoofdregel, waartoe het volgende.
Uit de door [gedaagde] overgelegde stukken daaromtrent blijkt dat de overige schuldeisers akkoord zijn gegaan met betaling van 15% van hun vordering, zonder dat daaraan de voorwaarde is verbonden dat de andere schuldeisers eveneens een dergelijk voorstel zouden aanvaarden (productie 3 bij conclusie van antwoord in conventie en producties 4, 5 en 6 bij brief van 15 juni 2010). Dit betekent allereerst dat sanering van de andere schulden niet afhankelijk is van het akkoord van [eiseres]. Bovendien volgt daaruit dat - uitgaande van de stellingen van [gedaagde] over de hoogte van de schulden en de mededeling ter comparitie dat ‘de betalingregeling ad 15% wordt uitgevoerd’ - er een totaalschuld resteert van ongeveer
(15% x [45.000,00 – 14.000,00] + 14.000,00 =) € 18.650,00. Het aandeel van [eiseres] in de thans kennelijk resterende totale schuld is daarmee ongeveer 75%. Onder deze omstandigheden staat het [eiseres] vrij ervoor te kiezen om zijn vordering integraal te handhaven, ook wanneer er (op dit moment) geen direct uitzicht is op betaling door [gedaagde].
Bovendien staat, als door [eiseres] gesteld en door [gedaagde] niet betwist, vast dat een door [eiseres] afgesloten verzekering van debiteurenbedragen (kredietverzekering) geen dekking biedt indien [eiseres] met het voorstel akkoord gaat. In de, ook door [gedaagde] aangehouden, aanname dat de verzekeringsdekking (substantieel) méér bedraagt dan 15% van de vordering, maakt [eiseres] daarom geen misbruik van haar recht indien zij haar akkoord aan de regeling onthoudt.
4.4
Uit hetgeen onder 4.3 is overwogen volgt dat het – enige – verweer van [gedaagde] in conventie wordt verworpen. De conventionele vordering zal daarom worden toegewezen, slechts met uitzondering van de gevorderde wettelijke handelsrente over de buitengerechtelijke incassokosten. Voor dat deel heeft de vordering immers niet betrekking op vertraging in de betaling van het uit hoofde van een handelsovereenkomst verschuldigde. Bij gebreke van een andere door [eiseres] ter zake gestelde ingangsdatum, zal de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de incassokosten worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
4.5
Eveneens onder verwijzing naar de overwegingen onder 4.3 zal de vordering in reconventie worden afgewezen.
4.6
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
In conventie worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] begroot op:
- dagvaarding € 77,25
- vast recht € 316,00
- salaris advocaat € 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.297,25
De begroting van de proceskosten in reconventie sluit op € 452,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief
€ 452,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 14.077,12, vermeerderd met
- de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over € 13.173,12 vanaf de vervaldag van de individuele facturen, en
- de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 904,00 vanaf de dag van dagvaarding,
telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.297,25,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 452,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2011.?