ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5638

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
400404 EXPL 10-5363
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande bedragen voor telecommunicatiediensten door Ziggo B.V. tegen gedaagde

In deze zaak heeft Ziggo B.V. de gedaagde, die in persoon procedeert, aangesproken tot betaling van een openstaand bedrag van € 798,39, voortvloeiend uit een abonnement voor telecommunicatiediensten. De gedaagde heeft de vordering niet betwist, maar heeft zich beperkt tot een verzoek om clementie, waarbij hij zijn persoonlijke en financiële situatie uiteenzette. De kantonrechter heeft de vordering van Ziggo beoordeeld en geconcludeerd dat de hoofdsom van € 628,32 toewijsbaar is, aangezien de gedaagde niet heeft betwist dat hij deze bedragen verschuldigd was voor de periode van 27 mei 2009 tot en met 28 januari 2010. De nevenvorderingen, waaronder vervallen rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten, zijn echter afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat Ziggo niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van betalingsverzuim en dat de vordering op deze onderdelen niet toereikend was onderbouwd. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door kantonrechter H.W.M.A. Staal op 12 januari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Zaaknummer 400404 EXPL 10-5363
Vonnis van 12 januari 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ZIGGO B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Utrecht,
verder ook te noemen: Ziggo,
eisende partij,
gemachtigde: een onbekend gelaten persoon ten kantore van de besloten vennootschap
LAVG, deurwaarders te Roermond
tegen
[gedaagde],
wonend te [adres],
verder ook te noemen: [gedaagde],
gedaagde partij,
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ziggo heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 1 november 2010 in rechte betrokken ter zake van een vordering als omschreven in het exploot van dagvaarding, tegelijk waarmee drie (ongenummerde) producties als ‘bijlagen’ betekend zijn.
[gedaagde] heeft ter eerst dienende datum schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft de zaak vervolgens in het licht van het gevoerde verweer om proceseconomische redenen direct voor uitspraak naar de rol verwezen.
De uitspraakdatum is nader op vandaag gesteld.
MOTIVERING
a. het geschil
Ziggo vordert de veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van € 798,39, nog te vermeerderen met de wettelijke rente over een daarvan deel uitmakend bedrag van € 628,32 vanaf 15 oktober 2010 tot de datum van algehele voldoening en onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
De vorderingen zijn gebaseerd op een destijds tussen partijen geldend abonnement en op de constatering dat [gedaagde] facturen voor het gebruik van daaruit voorvloeiende ‘diensten’ (telefonie, internet, televisie) - al dan niet gedeeltelijk - onbetaald gelaten heeft, zodat thans nog een bedrag van € 628,32 openstaat. Naast deze hoofdsom maakt Ziggo aanspraak op bedragen van € 20,07 aan tot 15 oktober 2010 vervallen rente en € 150,00 aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten (‘incassoprovisie’). Ziggo zegt de overeenkomst wegens wanbetaling voortijdig beëindigd, althans ontbonden te hebben en zich niet te beroepen op enig beding in de volgens haar wel van toepassing verklaarde algemene voorwaarden.
Met name stelt zij (in het algemeen) bij voortijdige beëindiging niet ‘uit te factureren’, zodat de hoofdsom slechts ziet op werkelijke kosten van abonnement en gebruik tot de datum van beëindiging (welke datum in het exploot niet genoemd wordt).
[gedaagde] beperkt zich in zijn verweer tot een schets van zijn persoonlijke omstandigheden (fysiek en financieel) en een daaraan gekoppeld verzoek om clementie. Dit laatste mondt uit in een kennelijk tot Ziggo gericht verzoek om ‘kwijtschelding’, omdat [gedaagde] zichzelf en zijn echtgenote financieel niet in staat acht het met de vordering gemoeide bedrag te voldoen, mede gelet op het feit dat zij met meer schuldeisers te maken hebben en de Kredietbank Limburg om hulp hebben moeten vragen.
b. de beoordeling
Met inachtneming van het gevoerde verweer zal de kantonrechter de diverse posten waaruit de vordering van Ziggo bestaat, aan een kritische toets onderwerpen, nu weliswaar de bevoegdheid tot ‘kwijtschelding’ geheel bij Ziggo ligt, doch in het verweer tevens gelezen moet worden dat [gedaagde] de rechter vraagt om nauwlettend na te gaan of Ziggo voldoende aangevoerd heeft om de vordering op alle onderdelen te rechtvaardigen.
Voor de hoofdsom is dat laatste zonder twijfel het geval: de overeenkomst is - zij het niet in detail, doch nogal globaal en zonder verwijzing naar documenten - voldoende aangeduid en voor de facturen geldt dat zij min of meer gedetailleerd in het exploot beschreven zijn (zonder bijvoeging van de originelen of kopieën overigens). Omdat [gedaagde] ook niet betwist dat de met de zeven facturen in rekening gebrachte bedragen voor het tijdvak 27 mei 2009 tot en met 28 januari 2010 verschuldigd waren én onbetaald gebleven zijn, is het hiermee in totaal gemoeide bedrag van € 628,32 toewijsbaar.
Dit geldt echter niet voor de posten vervallen rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Daargelaten dat Ziggo zich voor de post ‘incassoprovisie’ beroept op een wel zeer abstracte uiteenzetting van ‘redelijke noodzaak of redelijke omvang’ van de inspanningen van haar ‘incasso-intermediair’, valt immers op dat zij nergens met zoveel woorden stelt dat op een concreet moment betalingsverzuim van [gedaagde] ingetreden is, van rechtswege dan wel door een daad van ingebrekestelling. Ziggo laat volledig in het midden waarom zij zich gerechtigd acht [gedaagde] rente en kosten in rekening te brengen. De loutere stelling dat betrokkene ‘tekort geschoten (is) in de nakoming van zijn verplichtingen’, is niet toereikend om tot ontbinding over te gaan (zoals Ziggo wel lijkt te veronderstellen), maar stellig ook niet om daarop een recht op rente en op vergoeding van kosten te baseren. Het vagelijk aanduiden van ‘vervaldata van de facturen’ en ‘sommaties’ evenmin, omdat daaraan noch concrete data als moment van intreden van verzuim verbonden zijn (het woord ‘verzuim komt in het hele exploot zelfs niet voor), noch de verbinding gelegd is met de verzuimgrond in concreto (per factuur of voor een reeks facturen). Ziggo voldoet aldus niet aan haar gemotiveerde stelplicht. De nevenvorderingen ontberen een toereikende grondslag.
De beide nevenvorderingen worden Ziggo bijgevolg ontzegd.
De veroordeling van [gedaagde] blijft beperkt tot de hoofdsom en de daarover sedert de datum van dagvaarding (als gevolg van de invordering in rechte) in elk geval wel verschuldigde wettelijke rente.
[gedaagde] kan zelfs niet verwezen worden in de proceskosten, omdat het voorgaande tevens impliceert dat Ziggo niet of onvoldoende gemotiveerd heeft dat gerechtelijke invordering onontkoombaar was. De proceskosten worden daarom in het geheel gecompenseerd.
Voor een eventuele betalingsregeling ter zake van het resterende saldo zal [gedaagde] zich zelf tot (de gemachtigde van) Ziggo moeten wenden, omdat de kantonrechter deze net zo min als ‘kwijtschelding’ aan een schuldeiser bindend kan opleggen.
[gedaagde] doet er goed aan een concreet aflossingsvoorstel aan de wederpartij te doen.
BESLISSING
[gedaagde] wordt veroordeeld om aan Ziggo tegen bewijs van kwijting een bedrag van
€ 628,32, te betalen, met de wettelijke rente vanaf 1 november 2010 tot de datum van algehele voldoening.
De proceskosten worden aldus gecompenseerd, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Het vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht,
en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.