ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5629
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van abonnementskosten digitale televisie en internet door UPC Nederland B.V. afgewezen wegens gebrekkige onderbouwing
In deze zaak vorderde UPC Nederland B.V. (hierna: UPC) betaling van € 357,76 van de gedaagde, met een onderbouwing die betrekking had op een overeenkomst voor digitale televisie, internet en telefonie. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat hij nooit een abonnement had afgesloten voor digitale televisie en dat hij zijn overeenkomst voor internet en telefonie had opgezegd per 1 september 2006. UPC had echter geen contract of schriftelijke overeenkomst overgelegd ter onderbouwing van haar vordering. De kantonrechter oordeelde dat UPC onvoldoende had gesteld om de vordering te onderbouwen. De rechter merkte op dat de stelplicht van UPC niet was nageleefd, waardoor de bewijswaarde van de overgelegde producties verloren ging. De gedaagde had bovendien aangetoond dat hij gedurende een bepaalde periode onterecht bedragen aan UPC had betaald, wat zijn verweer versterkte. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van UPC aan alle kanten rammelde en dat er geen basis was voor toewijzing van de hoofdsom, rente of kosten. Het vonnis werd uitgesproken op 19 januari 2011, waarbij UPC werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 120,00 werden vastgesteld.