ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5213

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
388982 CV EXPL 10-3611
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding uit leaseovereenkomst en geschil over aansprakelijkheid voor schade aan leaseauto

In deze zaak vorderde International Car Lease B.V., handelend onder de naam A.R.M. Autoleasing, betaling van schadevergoeding van RSM Wehrens, Mennen & De Vries Accountants N.V. wegens schade aan een leaseauto. De vordering was opgebouwd uit een hoofdsom van € 2.001,82 voor schade aan de auto, € 61,48 aan vervallen rente en € 468,30 aan buitengerechtelijke kosten. Car Lease stelde dat de auto bij inlevering schade vertoonde die voor rekening van RSM kwam op basis van de leaseovereenkomst. RSM betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat de auto slechts normale gebruikssporen vertoonde. De rechtbank oordeelde dat Car Lease onvoldoende had aangetoond dat de schade onder de aansprakelijkheid van RSM viel. De rechtbank merkte op dat Car Lease niet voldoende had gemotiveerd wat de aard en omvang van de schade was en dat de bewijsstukken niet duidelijk waren. De vordering van Car Lease werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van RSM. Het vonnis werd uitgesproken op 2 februari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Zaaknummer: 388982 CV EXPL 10-3611
typ: RK
Vonnis d.d. 2 februari 2011
in de zaak van
INTERNATIONAL CAR LEASE B.V., handelend onder de naam A.R.M. AUTOLEASING,
gevestigd te [plaats],
eisende partij,
verder te noemen: Car Lease,
gemachtigde: mr. D.R. Boekhoven, werkzaam bij B&D Juristen te Utrecht
tegen
RSM WEHRENS, MENNEN & DE VRIES ACCOUNTANTS N.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te [plaats],
gedaagde partij,
verder te noemen: RSM,
gemachtigde: mr. J.J.H.S. Thomassen, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn achtereenvolgens de navol¬gende proces¬stukken gewisseld:
-exploot van dagvaarding van 10 augustus 2010 met dertien, deels meervoudige, producties in fotokopievorm;
-conclusie van antwoord met twee, deels meervoudige, producties in fotokopievorm;
-conclusie van repliek met twee, deels meervoudige, producties in fotokopievorm;
-conclusie van dupliek.
Daarna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader op vandaag gesteld is.
MOTIVERING
a. de vordering
Bij voormeld exploot van dagvaarding vorderde Car Lease aanvankelijk de veroordeling van RSM - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van een bedrag van € 2.531,60, vermeerderd met de contractuele dan wel wettelijke handelsrente vanaf 22 augustus 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
De vordering was als volgt opgebouwd:
€ 2.001,82 hoofdsom (ter zake schade aan lease-auto)
€ 61,48 tot en met 21 september 2009 vervallen overeengekomen rente
€ 468,30 vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
Bij repliek vermindert Car Lease haar vordering in die zin, dat de gevorderde rente per maand berekend wordt naar 0,83% (in plaats van de in het exploot genoemde 1,5%) en dat de tot en met 21 september 2009 vervallen rente derhalve “bijgesteld” wordt naar een bedrag van
€ 33,22, zodat de vordering in totaal € 2.502,94 bedraagt.
b. het geschil
Car Lease voert ter onderbouwing van haar vordering het navolgende aan.
Partijen hebben op enig moment een leaseovereenkomst gesloten ter zake van een auto van het merk [merk] (partijen laten zich over de ingangsdatum niet uit, maar de meebetekende kopie van het leasecontract lijkt de datum 22 mei 2002 te vermelden). Na afloop van de overeenkomst dient de auto in goede staat en eventueel met “gewone gebruikssporen” bij Car Lease ingeleverd te worden. De verplichting de auto vrij van “verwijtbare schade” in te leveren, volgt uit de leaseovereenkomst zelf en in het bijzonder uit de artikelen 6 en 12 van de algemene leaseovereenkomst en vormt één van de kernprestaties die de lessee (in casu RSM) te leveren heeft. In een brochure die bij de overeenkomst gevoegd is (productie 1 bij repliek), wordt uitgelegd wat dient te worden verstaan onder “verwijtbare schade” en “gebruiksschade” (in het exploot aangeduid als “gebruikersschade”), zodat over de uitleg van schade zoals bedoeld in de overeenkomst, geen onenigheid kan ontstaan.
Een medewerker van RSM heeft bij inlevering van de auto een inleverrapport ondertekend (productie 13 bij exploot). Car Lease heeft de auto door een onafhankelijk schadebureau op schade laten beoordelen. RSM was daarvan op de hoogte en zij wist dat eventuele schade zo snel mogelijk hersteld zou worden. Gelet op de brochure en het schaderapport kan - volgens Car Lease - vastgesteld worden dat de aangetroffen schade voor rekening van RSM behoort te komen. Het gaat bijvoorbeeld om lakschade als gevolg van diepe krassen. Een diepe kras (zoals aangetroffen) valt onder “verwijtbare schade”.
De kosten van het herstel van de schade bedroegen € 2.001,82. De factuur die Car Lease daarvoor op 25 april 2009 aan RMS gestuurd heeft (productie 2 bij exploot), is tot op heden onbetaald gebleven.
Ingevolge artikel 11 d van de tussen partijen geldende algemene leaseovereenkomst is de leasenemer (RSM) “van rechtswege” (bedoeld zal juist zijn: ingevolge de overeenkomst) in verzuim indien niet voldaan wordt aan (een van) zijn/haar betalingsverplichtingen en is alsdan zonder nadere ingebrekestelling rente verschuldigd, op jaarbasis gelijk aan de wettelijke rente vermeerderd met 2%.
De onderbouwing van de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten is primair (eveneens) gelegen in artikel 11 d van de algemene leaseovereenkomst.
RSM voert in de eerste plaats aan dat Car Lease niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu de leaseovereenkomst aangegaan is met “HLB Wehrens Mennen en De Vries accountants en belastingadviseurs”, waarvan RSM niet de rechtsopvolgster is.
Daarnaast betwist RSM dat de onderhavige auto bij inlevering schade vertoonde waarvoor zij op grond van de leaseovereenkomst aansprakelijk zou zijn. De auto vertoonde slechts “normale gebruikssporen”, waaronder sporen van hagel. Dit blijkt ook uit de uit de door Car Lease zelf overgelegde “foto’s” (het gaat hier om enkele zeer vage kopieën, gehecht aan de eveneens vage kopie van het “inleverrapport”). Er was geen sprake van schade door het in- en uitladen van goederen of als gevolg van onoordeelkundig handelen met onoordeelkundig gebruik van de auto dan wel door gebrek aan normale zorg en onderhoud of door nalatigheid. De medewerker van RSM die de auto ingeleverd heeft en het innameformulier ondertekend heeft (de vaste berijder van de auto), heeft zich daarbij niet “akkoord verklaard” met de gestelde schade, laat staan met het voor herstel in rekening gebrachte schadebedrag.
Bovendien had Car Lease RSM in de gelegenheid moeten stellen om de pretense schade te (doen) beoordelen, hetgeen niet gebeurd is. De gestelde herstelschade staat bovendien niet in redelijke verhouding tot de dagwaarde van de auto bij inlevering.
Ten aanzien van de gevorderde rente voert RSM aan dat de leaseovereenkomst spreekt over de wettelijke rente, en niet de wettelijke handelsrente die Car Lease in rekening brengt.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten bedraagt circa 25% van de hoofdsom. Dit is disproportioneel en kan de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan.
Bij repliek legt Car Lease uit dat “HLB Wehrens Mennen en De Vries accountants en belastingadviseurs” inderdaad als contractspartij genoemd staat in het originele contract, maar dat RSM reeds sinds 2004 wel degelijk contractspartij geworden is. Sinds die tijd (een exacte datum noemt Car Lease niet) worden de facturen naar RSM gestuurd en heeft RSM die facturen altijd zonder tegenspraak behouden en betaald.
Daarnaast voert Car Lease ten aanzien van de gestelde schade nog aan dat RSM in haar brief van 8 juli 2009 (productie 2 bij repliek) zelf erkent dat de auto met schade ingeleverd is.
Bij dupliek stelt RSM dat zij niet (nimmer) aan Car Lease medegedeeld heeft dat zij de leaseovereenkomst van “HLB Wehrens Mennen en De Vries accountants en belastingadviseurs” overgenomen heeft, zodat van een uitdrukkelijke instemming met die overname geen sprake kan zijn. Een rechtsgeldige contractsovername heeft niet plaatsgevonden. RSM handhaaft derhalve haar verweer ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid van Car Lease.
Tevens voert zij aan dat Car Lease verzuimt om te concretiseren om welke in artikel 12 van de algemene leaseovereenkomst bedoelde schade het gaat, en handhaaft zij haar verweer dat geen sprake was van verwijtbare schade.
c. de beoordeling
RMS betwist niet dat zij reeds vanaf 2004 de facturen die betrekking hebben op de onderhavige leaseovereenkomst ontvangt en betaalt. Evenmin betwist zij dat zij buiten rechte inhoudelijk verweer gevoerd heeft tegen de onderhavige vordering. De door Car Lease bedoelde brief van 8 juli 2009, waarin RSM inhoudelijk ageert tegen de factuur die ten grondslag ligt aan de onderhavige vordering, is afkomstig van RSM en gericht aan Car Lease en is naar aard en inhoud niet door RSM betwist. Daarmee staat ruim voldoende vast dat RSM reeds sinds 2004 als opvolgende contractspartij optreedt richting Car Lease ter zake van de onderhavige leaseovereenkomst, en dat Car Lease derhalve thans de juiste partij in rechte betrokken heeft. Dit onderdeel van het verweer faalt derhalve.
Ten aanzien van de schade aan de auto wordt als volgt overwogen. Van doorslaggevend belang is het antwoord op de vraag of de leaseauto bij aflevering uitsluitend ‘normale gebruikssporen’ had, of dat er tevens sprake was van ‘verwijtbare schade’ (zoals partijen dit noemen), die op grond van artikel 12 van de algemene leaseovereenkomst voor rekening van RSM dient te komen. Dit artikel luidt (voor zover thans relevant):
“12. a. In de lease-prijs zijn niet inbegrepen (tenzij in het lease-contract anders vermeld) en derhalve voor rekening van de lease-nemer:
- (…)
- schade ontstaan door onoordeelkundig handelen met of gebruik van de auto of ontstaan door gebrek aan normale zorg en onderhoud of door nalatigheid;
- schade veroorzaakt door het in- en uitladen van goederen;
- schade ontstaan door het niet in acht nemen van de doorrijhoogte;
- onderhouds- en/of reparatiekosten aan onderdelen en accessoires, welke niet standaard deel uitmaken van de auto;
- (…)”
Wat dan opvalt, is dat Car Lease nauwelijks een woord wijdt aan de precieze aard, omvang en inhoud van de aangetroffen schade. Pas onder punt 10 bij repliek stelt Car Lease dat zij een “diepe kras” aangetroffen heeft. Onder punt 11 bij repliek stelt Car Lease dat zij de auto “wenst terug te ontvangen” met gewone gebruikssporen en niet met schade zoals ‘diepe krassen’ en ‘grotere deuken’, maar zij verzuimt daarbij te vermelden dat zij diepe krassen (meervoud) en grotere deuken (groter dan wat?) aan de onderhavige auto aangetroffen heeft en waar. Car Lease verwijst in dit kader wel naar een “inleverrapport” (bedoelde productie 13 bij exploot spreekt zelf over een “inname formulier”), doch uit deze nauwelijks leesbare kopie valt - bij gebrek aan een nadere toelichting op dit processtuk - de aard en ernst van de geconstateerde schade niet af te leiden. Genoemde productie 13 bevat daarnaast nog een aantal kopieën van foto’s van (onderdelen van) een auto. Nog daargelaten dat ook deze kopieën zo vaag zijn dat zij geen helder beeld verschaffen, verzuimt Car Lease om zelfs maar naar deze stukken te verwijzen, ook indirect. Volstrekt onduidelijk blijft om die reden wanneer en door wie die foto’s gemaakt zijn en zelfs of de op die kopieën afgebeelde auto wel de onderhavige auto is. Zelfs indien de foto’s wel duidelijk waren geweest, kan er daarom geen enkel gewicht aan worden toegekend.
Verder stelt Car Lease dat de geconstateerde schade “getuige het schaderapport” meer is dan de gebruikssporen die na verloop van vijf jaar bij normaal gebruik aanwezig zijn. Daar waar Car Lease zich beroept op een schaderapport, verzuimt zij opnieuw naar een productie te verwijzen. Het heeft er wel alle schijn van dat zij doelt op het processtuk dat direct achter productie 2 aan het exploot gehecht zit. Dit is een (kopie van) een “expertise” van MACADAM van 18 maart 2009. Onder het kopje “Schades” staat drie keer “KRAS” vermeld, één keer “DEUK” en één keer “DEUKEN”. Er staat echter niets vermeld over hoe diep de krassen zijn, noch over hoe groot de deuken zijn. Ook worden er geen conclusies verbonden aan zulke “constateringen”, met name over de eventuele (mate van) “verwijtbaarheid” van die schades, laat staan dat er iets vermeld wordt over de vraag of die schades vallen onder de in artikel 12 van de algemene leaseovereenkomst bedoelde schadesoorten. Car Lease legt zelf ook niet uit tot welke van die schadesoorten de beweerdelijk geconstateerde schade behoort. Een verwijzing naar een algemene brochure is daartoe hoe dan ook onvoldoende: het gaat er om of deze schade(s) daar al dan niet toe behoort/behoren.
Car Lease heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd gesteld dat sprake is van schade die op grond van artikel 12 van de algemene leaseovereenkomst voor rekening van RSM dient te komen. De vordering komt derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.
Nu hoofdsom afgewezen wordt, volgen de nevenvorderingen hetzelfde lot.
Car Lease zal als de in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de aan de zijde van RSM gevallen proceskosten veroordeeld worden.
BESLISSING
Wijst de vordering af.
Veroordeelt Car Lease tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van RSM tot de datum van dit vonnis begroot op € 350,00 aan salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.