3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Het feit kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden.
Zij heeft hierbij opgemerkt dat op 13 oktober 2010 ter hoogte van Gilze-Rijen door een automatisch kentekenherkenningssysteem (ANPR) is waargenomen dat een auto met kenteken [..-..-..] zich op de autosnelweg A58 richting het zuiden bevond. In het ANPR zijn kentekens opgenomen van auto’s die in verband kunnen worden gebracht met de handel in verdovende middelen. Een opname van een kenteken geschiedt wanneer er mutaties zijn met betrekking tot runners- of dealactiviteiten. Indien de auto met het desbetreffende kenteken dan voorbij het ANPR rijdt, levert dit een zogenoemde “hit” op.
Bij de politie Limburg-Zuid waren er twee mutaties bekend die betrekking hadden op voornoemd kenteken. In het kader van het project “Waakzaam Twee” wordt een auto na een “hit” een stopteken gegeven en wordt de bestuurder op grond van de Wegenverkeerswet 1994 aan een controle onderworpen door hem/haar naar het kentekenbewijs en rijbewijs te vragen
De rechtbank te Maastricht heeft op 17 februari 2010 geoordeeld dat deze werkwijze leidt tot een détournement de pouvoir. Het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft echter in hoger beroep tegen voornoemd oordeel op 5 oktober 2010 geoordeeld dat er bij een dergelijke werkwijze geen sprake is van détournement de pouvoir, hetgeen in overeenstemming is met het arrest van de Hoge Raad van 21 november 2006 . Een bewuste kentekenselectie op basis van de Opiumwet, maakt de strekking van deze uitspraken niet anders volgens de Officier van Justitie.
Toen verdachte in Elsloo een stopteken kreeg, is hij op grond van de Wegenverkeerswet 1994 gecontroleerd. Verbalisanten vroegen daarbij aan verdachte waar hij geweest was. Het antwoord van verdachte dat hij die avond alleen bij een vriend in Sittard was geweest, wekte bevreemding nu de auto ter hoogte van Gilze-Rijen was gezien. Nadat bij een raadpleging van het bedrijfsprocessensyteem antecedenten bleken op grond van de Opiumwet, is een verdenking op overtreding van de Opiumwet ontstaan. Er is toen opdracht gegeven om de auto te doorzoeken en de speurhond heeft tussen de voorstoelen en de achterbank een melding gemaakt. Hierop is de rugleuning losgemaakt en zijn de verdovende middelen aangetroffen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank te Maastricht in haar vonnis van 17 februari 2010 heeft geoordeeld dat de werkwijze volgens het project “Waakzaam Twee” leidt tot een détournement de pouvoir. Het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zoals dat door de officier van justitie is aangehaald, betrof niet het hoger beroep tegen voormeld vonnis maar een andere zaak uit het project “Waakzaam Twee”. Een zaak die volgens de raadsman significant verschilt van het onderhavige geval. Aangezien er sprake is van détournement de pouvoir is het bewijs onrechtmatig verkregen.
De raadsman heeft primair bepleit dat dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Nu er alsdan onvoldoende wettig en overtuigend bewijs resteert, zal verdachte dienen te worden vrijgesproken..
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat zo de werkwijze de toets der kritiek kan doorstaan, er onvoldoende aanleiding was voor het rijzen van een verdenking in het kader van de Opiumwet. Verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar een redelijk aantal kentekens op zijn naam heeft gehad, maar dat de auto’s hem niet ter beschikking hebben gestaan. Hij was een zogeheten “katvanger”. De mutaties die door de officier van justitie zijn overgelegd hebben dan ook geen betrekking op verdachte. De mutaties hebben of betrekking op de auto of kunnen geen betrekking hebben op verdachte, omdat er daarin gesproken wordt over een Noord-Afrikaanse man, terwijl verdachte toch echt een blank uiterlijk heeft. Ook dit vormverzuim dient tot bewijsuitsluiting te leiden.
Mocht de rechtbank deze standpunten niet overnemen, dan moet volgens de raadsman toegegeven worden dat verdachte het voorwaardelijk opzet gehad op het vervoeren van harddrugs heeft gehad, omdat hij veronderstelde hash te vervoeren en dit niet gecontroleerd heeft. Hiermee heeft hij het risico aanvaard dat hij harddrugs zou vervoeren in de plaats van softdrugs.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 13 oktober 2010 waren verbalisanten belast met de actie “Waakzaam Twee” en werd middels ANPR tussen 23:00 uur en 23:55 uur waargenomen dat een Opel Astra met het kenteken [..-..-..] vanuit Gilze-Rijen naar het zuiden van Nederland, richting Limburg, reed. De auto werd achtereenvolgens geregistreerd in Gilze-Rijen en vervolgens op de A2 richting Limburg.
Ter hoogte van Elsloo gaven verbalisanten de eerder genoemde auto een stopteken op grond van de Wegenverkeerswet 1994, waaraan de bestuurder van de auto voldeed, en vorderden zij de bestuurder inzage te geven in het rijbewijs en kentekenbewijs. De bestuurder van de auto bleek verdachte te zijn. Op de vraag van verbalisanten waar verdachte vandaan kwam en waar naartoe hij onderweg was, zei verdachte dat hij vanuit Sittard was vertrokken en dat hij richting Maastricht ging en dat hij alleen bij een vriend in Sittard was geweest. Verdachte verklaarde voorts dat hij in een huurauto reed en dat hij deze auto al ongeveer een maand huurde. Uit raadpleging van het bedrijfsprocessensysteem van de politie bleek dat er drie mutaties waren waarin verdachte in verband werd gebracht met de handel in verdovende middelen. Tevens bleek verdachte een antecedent te hebben op het gebied van de Opiumwet. Dit in combinatie met de leugenachtige verklaring van verdacht omtrent de plaats waar hij vandaan kwam, maakte dat bij verbalisanten het vermoeden rees dat verdachte zich schuldig maakte aan een delict strafbaar gesteld bij de Opiumwet.