ECLI:NL:RBMAA:2011:BP3030

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-703737-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging wegens niet informeren van verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 2 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die geen vaste woon- of verblijfplaats had. De verdachte had bij zijn eerste verhoor bij de politie aangegeven dat hij wel over een e-mailadres beschikte, maar op geen van de zittingen was hij verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding en oproepingen voor de terechtzittingen niet op de juiste wijze aan de verdachte zijn betekend. De rechtbank oordeelt dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, omdat het niet heeft voldaan aan de verplichting om de verdachte per e-mail op de hoogte te brengen van de inhoud van de tenlastelegging en de details van de zittingen. Dit is in strijd met artikel 588a van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een afschrift van de dagvaarding of oproeping moet worden toegestuurd naar het laatste door de verdachte opgegeven adres. De rechtbank heeft de officier van justitie herhaaldelijk de kans gegeven om aan deze verplichting te voldoen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet op de hoogte is gesteld van zijn rechten en de procedure, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in deze zaak. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De zaak betreft een strafvervolging voor het in bezit hebben van kinderporno, maar de focus ligt op de procedurele fouten van het openbaar ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 03/703737-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 februari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Heerlen op 14 oktober 1958,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
1 Onderzoek van de zaak
In de zaak hebben op 23 augustus 2010, 22 november 2010 en 19 januari 2011 zittingen plaatsgevonden. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte kinderporno in bezit heeft gehad.
3 De voorvragen
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De gedingstukken geven de rechtbank aanleiding ambtshalve te onderzoeken of de officier van justitie in de strafvervolging ontvankelijk behoort te worden verklaard.
Op geen van de zittingen is verdachte verschenen.
Ter terechtzitting van 23 augustus 2010 is geconstateerd dat de verdachte bij het politieverhoor van 17 september 2009 heeft aangegeven dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, maar dat hij wel beschikt over een e-mailadres waarvan hij regelmatig de ingekomen post bekijkt. Uit deze verklaring heeft de rechtbank afgeleid dat verdachte op de hoogte wenst geworden te gehouden van zijn zaak. Nu het op de weg van het Openbaar Ministerie lag om verdachte per e-mail te informeren omtrent zijn zaak, inhoudende in ieder geval de inhoud van de tenlastelegging en de dag en het tijdstip van de terechtzitting alsmede de rechten van verdachte, is het onderzoek geschorst, teneinde het Openbaar Ministerie alsnog in de gelegenheid te stellen hieraan te voldoen, tevens met bevel tot oproeping van verdachte voor de nadere terechtzitting.
Ter terechtzitting van 22 november 2010 is geconstateerd dat zich bij de stukken geen afschrift bevindt van een e-mail waarin verdachte op de hoogte is gebracht van de beschuldiging, zijn rechten en de nadere terechtzitting, een en ander als bevolen ter terechtzitting van 23 augustus 2010. De rechtbank heeft daarop het eerder ter terechtzitting van 23 augustus 2010 gegeven bevel gehandhaafd en het onderzoek ter terechtzitting opnieuw geschorst, wederom met bevel tot oproeping van verdachte voor de nadere terechtzitting.
Ter terechtzitting van 19 januari 2011 is gebleken dat de officier van justitie opnieuw niet aan de opdracht heeft voldaan. De officier van justitie heeft zich, kort weergegeven, op het standpunt gesteld dat de opdracht van de rechtbank buitenwettelijk is, en heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak gevorderd. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en tot oplegging aan verdachte van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Hieruit kan, naar het oordeel van de rechtbank, worden afgeleid dat het Openbaar Ministerie van mening is dat het ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. Zij overweegt daartoe als volgt.
Op grond van artikel 588a, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering wordt een afschrift van de dagvaarding of oproeping van de verdachte om op de terechtzitting of nadere terechtzitting te verschijnen toegezonden aan het laatste door de verdachte opgegeven adres, indien de verdachte bij zijn eerste verhoor in de desbetreffende strafzaak aan de verhorende ambtenaar een adres heeft opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
Artikel 590, derde lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering, bepaalt dat indien aan de verzendplicht ingevolge artikel 588a niet of niet tijdig is voldaan, de rechter schorsing van het onderzoek ter terechtzitting beveelt, tenzij zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was, dan wel zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voorvloeit dat de verdachte kennelijk geen prijs stelt op berechting in zijn tegenwoordigheid.
In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 588a van het Wetboek van Strafvordering is onder andere te lezen: “artikel 588a geeft de verdachte op drie momenten de gelegenheid om een adres op te geven – anders dan zijn of haar GBA-adres – waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden gezonden: bij het eerste verhoor, bij het begin van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en bij het instellen van een gewoon rechtsmiddel. Dit behoeft niet het woonadres te zijn, maar kan ook een ander adres zijn waarop verdachte bereikt kan worden” (Kamerstukken II 2004/2005, 29 805, nr. 3, p. 11-12).
Op 12 januari 2010 heeft de Hoge Raad, met een beroep op de kennelijke bedoeling van de wetgever, bepaald dat onder het adres in Nederland waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden, mede een postadres of postbusnummer wordt begrepen.
Voorts bepaalt artikel 585, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dat kennisgeving van gerechtelijke mededelingen aan natuurlijke personen, geschiedt door betekening, toezending of mondelinge mededeling. Toezending geschiedt, ex artikel 585, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, door middel van een gewone of aangetekende brief over de post dan wel op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde wijze. De clausule ‘dan wel op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde wijze’ laat, aldus de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2004/05, 29 805, nr. 3, p. 20) ruimte voor toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot elektronische verzending van mededelingen in het strafproces en voor het stellen van regels daaraan.
Nu het openbaar ministerie in de geschetste situatie, ook na herhaalde opdracht van de rechtbank, heeft geweigerd om verdachte per e-mail op de hoogte te brengen van de inhoud van de tenlastelegging, de rechten van verdachte en van de dag, het tijdstip en de plaats van de terechtzitting, ziet de rechtbank reden om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte.
4 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen:
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.A. Ferwerda, voorzitter, mr. J.H. Klifman en
mr. G. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.T. Latour, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 februari 2011.
Buiten staat
mr. G. Dijkshoorn-Sleebe is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 31 augustus 2008, in elk geval in of omstreeks het tijdvak van 1 mei 2008 tot en met 16 september 2008 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland,
één of meermalen (telkens) een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten op een laptop-computer, merk [merk computer], althans op de harde schijf welke zich in die computer bevond, 914 afbeeldingen, in elk geval een aantal afbeeldingen, te weten (onder meer):
- foto 10452776fxp: een foto van een geheel naakte jongen tussen 8-12 jaar. Deze jongen zit en heeft zelf zijn benen omhoog getrokken. Het standpunt van de camera is zo opgesteld dat zijn bips, anus en penis nadrukkelijk in beeld zijn gekomen;
- foto 1029111EHX: een foto van 2 geheel naakte jongens leeftijd tussen 10-12 jaar liggend op een bed, beiden hebben hun geslachtsdeel in hun handen. Het lijkt erop of er aanwijzingen worden gegeven buiten het beeld van de camera. Het standpunt van de camera is zo dat hun penissen nadrukkelijk in beeld zijn gebracht;
- foto 10334681fro: een foto van een geheel naakt meisje tussen 10-12 jaar geheel naakt zittend. Dit meisje zit met gespreide benen in een stoel met een roze plaid erover heen. Het meisje trekt met beide handen aan haar schaamlippen. Hierdoor is te zien dat de vagina open staat. Het standpunt van de camera is zo opgesteld dat dit nadrukkelijk in beeld is gebracht;
- foto 10350922eRW: een foto van een geheel naakte jongen in de leeftijd van 10-12 jaar. Deze jongen staat in een doucheruimte en poseert op een niet natuurlijke wijze. Deze jongen draagt een zwart rubberen masker voor zijn gezicht om herkenning te voorkomen. Het standpunt van de camera is zo opgesteld dat zijn penis nadrukkelijk in beeld komt;
- foto 10377409znk: een foto van een geheel naakte jongen in de leeftijd van 10-12 jaar. Deze jongen heeft zijn beide benen opgetrokken zodat zijn bips, anus en penis duidelijk zichtbaar zijn. Het standpunt van de camera is zo opgesteld dat dit nadrukkelijk in beeld komt;
- foto 10452370 GIW: een foto van 2 geheel naakte jongens in de leeftijd tussen 10-14 jaar. Een van de jongens ligt op zijn rug en de andere buigt over deze heen en heeft diens penis in de mond. Het standpunt van de camera is zo opgesteld dat de penis en de mond van de pijpende jongen nadrukkelijk in beeld komt;
- foto 10452368wlb en Standing_Thundering888: een foto van een naakt meisje welke op de knieën zit en een naakte jongen in de leeftijd van 12-16 jaar welke met een erectie achter het meisje staat en haar vasthoudt bij haar middel, alsof hij haar gaat penetreren van achter. Het standpunt van de camera is zo opgesteld dat duidelijk de geslachtsdelen van beiden zichtbaar
zijn;
- foto 10483367nwu: een foto van een naakt meisje in de leeftijd van 8-12 jaar zittend op een gele pluche deken. Ze heeft haar benen omgetrokken zodat de vagina en anus duidelijk zichtbaar zijn. Het meisje draagt op haar hoofd een diadeem wit van kleur met roze pluche konijnoortjes;
bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, in bezit heeft gehad;