ECLI:NL:RBMAA:2011:BP2275

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700187-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en advies over bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 27 januari 2011 uitspraak gedaan over de gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde had een van de bijzondere voorwaarden van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling, namelijk het volgen van een leefstijltraining, overtreden. Ondanks dat hij zich wel aan de algemene voorwaarde en een andere bijzondere voorwaarde, het meldingsgebod, had gehouden, oordeelde de rechtbank dat er gronden waren om de vordering van de officier van justitie toe te wijzen. De rechtbank hield rekening met het feit dat de veroordeelde zich naar behoren had gehouden aan de algemene voorwaarde geen strafbare feiten te plegen en dat hij zijn taakstraf naar behoren uitvoerde.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die op 9 december 2010 was ingediend, beoordeeld. De officier stelde dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet had nageleefd, omdat hij zijn leefstijltraining niet had afgerond en de aanwijzingen van de toezichthouder niet had opgevolgd. Tijdens de openbare terechtzitting op 13 januari 2011 zijn de officier van justitie, de veroordeelde, diens raadsman en een reclasseringswerker gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarde van de leefstijltraining heeft gehouden, maar dat hij wel voldeed aan de andere voorwaarden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de veroordeelde een gedeelte van de vrijheidsstraf, namelijk 2 maanden, alsnog moet ondergaan. Dit besluit is genomen met inachtneming van de positieve ontwikkelingen in het leven van de veroordeelde, zoals het niet plegen van nieuwe strafbare feiten en het afronden van zijn taakstraf. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, maar heeft de duur van de te ondergaan straf beperkt tot 2 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Vi-zaaknummer: 99-000050-49
Parketnummer: 03/700187-09
Repertoriumnummer: 799/10
BESLISSING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Maastricht van 19 augustus 2009 onder voormeld parketnummer is
[verdachte],
geboren [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens],
hierna te noemen: de veroordeelde,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
Bij besluit van 17 juni 2010 is de veroordeelde met ingang van 23 juli 2010 voorwaardelijk in vrijheid is gesteld onder de voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een proeftijd van 365 dagen heeft te houden aan de bij wet gestelde algemene voorwaarde, zijnde het niet plegen van een strafbaar feit;
- zich gedurende een proeftijd van 237 dagen heeft te houden aan de volgende bijzondere voorwaarden, inhoudende dat hij
o de COVA training afrondt en deelneemt aan een leefstijltraining;
o zich binnen 5 werkdagen na invrijheidstelling moet melden bij de toezichthoudende reclasseringsinstantie, te weten GGZ Zuid Limburg, Postbus 545, 6130 AM Sittard;
o zich aldaar dient te melden zo vaak als door de toezichthouder noodzakelijk wordt geacht.
De vordering
De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 9 december 2010 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept, nu veroordeelde voor het einde van de proeftijd de bij zijn voorwaardelijke invrijheidstelling gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Immers, de veroordeelde heeft zijn leefstijltraining niet afgerond alsmede de aanwijzingen van de toezichthouder niet opgevolgd en daarmee het meldingsgebod overtreden.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in haar vordering, nu de vordering op 15 december 2010 is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de grond bevat waarop zij berust.
De behandeling ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 13 januari 2011. De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman mr. R.J.H. Corten, advocaat te Sittard. Voorts heeft de rechtbank gehoord [S.], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, Mondriaan Justitiële Verslavingszorg Limburg. De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de stukken in de onderhavige zaak.
De raadsman heeft aangevoerd dat het disproportioneel is om de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde volledig te herroepen, nu de veroordeelde slechts enkele bijeenkomsten van de leefstijltraining heeft gemist en wel volledig heeft voldaan aan het meldingsgebod. De raadsman heeft aangevoerd dat in dit verband tevens van belang is dat de veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd, dat hij een taakstraf ter zake van een eerder strafbaar feit naar behoren aan het afronden is, dat hij geen drugs meer gebruikt, dat hij samenwoont en op afroepbasis werkt. De raadsman verwijst naar een vergelijkbare zaak waarin door de rechtbank te Rotterdam is bepaald dat er onvoldoende overtredingen waren om aanleiding te vormen om de voorwaardelijke invrijheidsstelling te herroepen (LJN BN1268). Volgens de raadsman bestaat het risico dat de positieve wendingen in het leven van de veroordeelde teniet worden gedaan, zodra hij weer gedetineerd zal raken. De raadsman heeft dan ook bepleit dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot herroeping.
[S.] heeft ter terechtzitting verklaard dat de veroordeelde zich consequent recalcitrant heeft gedragen tijdens de sessies van de leefstijltraining. Ondanks een officiële waarschuwing bleef de veroordeelde zich provocerend gedragen. Vanwege zijn niet-veranderende houding en het feit dat werd vermoed dat de veroordeelde ten tijde van een sessie van de leefstijltraining softdrugs had gebruikt, is de leefstijltraining per direct beëindigd. [S.] heeft ten slotte verklaard dat de reclassering verder toezicht op de veroordeelde niet langer wenselijk acht.
De beoordeling
Gezien het afloopbericht gedragsinterventie van de Reclassering van 23 november 2010 en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld, is de rechtbank gebleken dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden bijzondere voorwaarde ter zake van het volgen van een leefstijltraining. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat er termen zijn om de vordering toe te wijzen. De rechtbank houdt hierbij echter wel rekening met het gegeven dat de veroordeelde zich naar behoren heeft gehouden aan de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde geen strafbare feiten te plegen én aan de bijzondere voorwaarde ter zake van het meldingsgebod. Dat de veroordeelde zijn taakstraf naar behoren aan het uitvoeren is, acht de rechtbank overigens niet meer dan normaal. Het voorgaande in ogenschouw nemende acht de rechtbank gronden aanwezig om te gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk, te weten voor de duur van 2 maanden, moet worden ondergaan.
Beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe;
- gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan een gedeelte voor de duur van 2 maanden.
Aldus gegeven door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. S.V. Pelsser en
mr. G. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2011, zijnde
mr. G. Dijkshoorn-Sleebe buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.