ECLI:NL:RBMAA:2011:BP2157

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700390-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door grootouder met minderjarige kleindochters

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 26 januari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 80-jarige verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn kleindochters, die op het moment van de feiten minderjarig waren. De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer 10 jaar meermalen ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het tongzoenen met zijn kleindochters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn kleindochters op een ongepaste manier heeft gekust, waarbij hij zijn tong in hun mond duwde. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank heeft de aangiftes van de kleindochters als geloofwaardig beschouwd, ondersteund door verklaringen van getuigen, waaronder een broer en de moeder van een van de slachtoffers.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een van de kleindochters, maar heeft hem vrijgesproken van de zwaardere aanklacht van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar opgelegd, rekening houdend met zijn hoge leeftijd en slechte gezondheid. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die emotionele schade hebben geleden door zijn daden. De rechtbank heeft benadrukt dat dergelijk grensoverschrijdend gedrag niet getolereerd kan worden en dat het ernstige psychische gevolgen kan hebben voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700390-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Raadsman is mr. P.M.F.M. Maas, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 januari 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: met [aangeefster/benadeelde partij 1], toen zij de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het tongzoenen van die [aangeefster/benadeelde partij 1].
Feit 2: met [aangeefster/benadeelde partij 1], toen zij de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het tongzoenen van die [aangeefster/benadeelde partij 1].
Feit 3: met [aangeefster/benadeelde partij 1], toen zij de leeftijd van 12 jaren maar nog niet die van 16 jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het tongzoenen van die [aangeefster/benadeelde partij 1].
Feit 4: [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft verkracht, dan wel haar heeft aangerand.
Feit 5: met [aangeefster/benadeelde partij 2], toen zij de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het tongzoenen van die [aangeefster/benadeelde partij 2].
Feit 6: met [aangeefster/benadeelde partij 2], toen zij de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten tongzoenen van die [aangeefster/benadeelde partij 2].
Feit 7: met [aangeefster/benadeelde partij 2], toen zij de leeftijd van 12 jaren maar nog niet die van 16 jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het tongzoenen van die [aangeefster/benadeelde partij 2].
Feit 8: [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft verkracht, dan wel haar heeft aangerand.
Over de tenlastelegging
De rechtbank overweegt ambtshalve dat in feit 4, primair, als pleegplaats “in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, en/of te Lanaken, in elk geval in België” ten laste is gelegd. In feit 4, subsidiair, is daarentegen als pleegplaats enkel “te Maastricht” ten laste gelegd. De rechtbank is van oordeel dat in het subsidiair tenlastegelegde “te Maastricht” als plaats van het delict, gezien de inhoud van het dossier, als een kennelijke verschrijving beschouwd moet worden. Uit het primaire en subsidiaire gedeelte van de telastelegging, in onderlinge samenhang beschouwd, volgt naar het oordeel van de rechtbank immers noodzakelijk, dat het subsidiair aan verdachte tenlastegelegde evenzeer als het primair tenlastegelegde feit geacht wordt te zijn begaan, “in Maastricht, in elk geval in Nederland, en/of te Lanaken, in elk geval in België”. De verfeitelijking betreft immers hetzelfde feitelijk handelen. Ter terechtzitting is dit feit bij de bespreking van de feiten ook door alle partijen aangeduid als “het gebeurde in Lanaken”. De rechtbank stelt op basis van het verhandelde ter terechtzitting vast, dat deze verschrijving/omissie niet tot enige onduidelijkheid van de tenlastelegging heeft geleid bij verdachte of de raadsman. De rechtbank zal derhalve het subsidiair tenlastegelegde verbeterd lezen, en in die zin verbeteren, zodat daar waar er als pleegplaats staat ‘te Maastricht’ wordt gelezen en verbeterd “in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, en/of te Lanaken, in elk geval in België”. Het rechtskarakter van de tenlastelegging wordt daardoor niet veranderd noch worden de grenzen van de in de tenlastelegging neergelegde omschrijving van de feitelijke toedracht van het gebeurde daardoor overschreden.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak gevorderd vanwege een gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2, 3, 5, 6 en 7:
Op 1 april 2009 heeft [aangeefster/benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum], aangifte gedaan tegen verdachte, haar opa. Haar verklaring komt er op neer dat zij in het verleden meermalen slachtoffer is geworden van grensoverschrijdend seksueel gedrag van verdachte jegens haar.
Zo gaf verdachte haar bij binnenkomst in zijn woning bijna altijd een tongzoen. Hij deed dan altijd gek en knuffelde haar op zo’n manier dat het voor anderen niet opviel als hij kuste. Hij gaf vervolgens een kus waarbij hij zijn mond opendeed en zijn tong naar buiten stak. Met zijn tong drukte hij dan op dusdanige wijze tegen haar mond dat haar mond daardoor open ging en verdachtes tong in haar mond kwam. Verdachte begon met deze manier van zoenen van aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 1] toen zij ongeveer zes jaar oud was en ging hiermee door totdat zij niet meer bij hem en haar oma thuis kwam. Ongeveer vier jaar voor 1 april 2009 is zij met haar moeder naar verdachte toegegaan om hem ondermeer met het tongzoenen te confronteren. Na deze confrontatie is [aangeefster/benadeelde partij 1] niet meer bij verdachte thuis geweest.
De getuige [broer aangeefster/benadeelde partij 1], de broer van aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 1], heeft verklaard dat [aangeefster/benadeelde partij 1] hem nog voor 2002 - dus nog voor de confrontatie tussen [aangeefster/benadeelde partij 1] en haar moeder enerzijds en verdachte anderzijds - heeft verteld dat verdachte, wanneer hij haar kuste, altijd direct zijn tong naar binnen stak. Hij had toen gezien dat zijn zus hier heel erg mee zat.
Ook [aangeefster/benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum], eveneens een kleindochter van verdachte, heeft op 20 april 2009 aangifte gedaan. Ook haar verklaring komt er op neer dat zij in het verleden meermalen slachtoffer is geworden van grensoverschrijdend seksueel gedrag van verdachte jegens haar. Zij heeft verklaard dat het gebruikelijk was dat, wanneer je bij opa en oma binnenkwam, oma een kus gaf. Verdachte gaf dan ook een kus en stopte daarbij zijn tong in haar mond. Jarenlang heeft zij dit moeten ondergaan. De keren dat zij wilde voorkomen dat verdachte haar een kus op haar mond gaf en hem dan een kus op de wang gaf, pakte hij altijd met beide handen haar hoofd vast en bewoog dit in de richting van zijn gezicht, waardoor hij toch kon tongzoenen. Hij duwde zo hard dat hij haar lippen uit elkaar duwde en toch met zijn tong haar tong aanraakte. Dit is tientallen keren gebeurd, meestal bij oma en verdachte thuis op de [adres]. Voor zover [aangeefster/benadeelde partij 2] zich kan herinneren, gebeurde dit vanaf het moment dat zij vier of vijf jaar oud was totdat zij, naar zij meent, 18 jaar oud was.
De getuige [moeder], de moeder van aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 2], heeft verklaard dat zij had gezien dat verdachte de kinderen meestal op de mond wilde zoenen. Ook heeft zij een keer gehoord dat de kinderen erover spraken dat verdachte hen kuste en dan zijn tong in hun mond deed. Toen zij dit gesprek opving was [aangeefster/benadeelde partij 2] rond de 15 jaar oud. De getuige [moeder] heeft haar andere dochter, [dochter 2], gevraagd of verdachte ook iets bij haar heeft gedaan. [dochter 2] heeft toen verteld dat verdachte haar ook met de tong heeft gezoend.
Verdachte heeft steeds ontkend dat hij aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 1] en/of aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 2] ooit een tongzoen heeft gegeven. Wel heeft hij zowel bij de politie als ter terechtzitting erkend dat hij zijn kleinkinderen altijd op de mond kuste. Hij kuste hen naar zijn zeggen namelijk altijd tweemaal op de wang en eenmaal op de mond.
De rechtbank overweegt dat de aangiftes van [aangeefster/benadeelde partij 1] en [aangeefster/benadeelde partij 2] niet worden ondersteund door een bewijsmiddel waaruit blijkt dat een ander of anderen het tongzoenen door verdachte van [aangeefster/benadeelde partij 1] en [aangeefster/benadeelde partij 2] zelf heeft/hebben waargenomen. Daar staat echter tegenover dat de modus operandi zoals door [aangeefster/benadeelde partij 1] en [aangeefster/benadeelde partij 2] omschreven, namelijk het bij binnenkomst zoenen op de mond waarbij verdachte met kracht zijn tong in hun mond duwde, nagenoeg geheel overeenkomt. Ook de wijze waarop dit door verdachte werd gecamoufleerd, zoals hierna nader aangeduid, komt in de aangiftes overeen. De verklaringen van aangeefsters worden verder wel ondersteund door de verklaringen van [broer aangeefster/benadeelde partij 1] en van getuige [moeder], voornoemd. Voorts overweegt de rechtbank dat uit de aangiftes valt op te maken dat de aan verdachte verweten wijze van zoenen gepaard ging met het door hem vasthouden van het gezicht of ander “afleidend stoeigedrag” met zijn kleindochters, waardoor de precieze wijze van zoenen niet gemakkelijk kon worden opgemerkt door of waarneembaar was voor andere aanwezige familieleden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer is geworden van valse beschuldigingen door [aangeefster/benadeelde partij 1] en [aangeefster/benadeelde partij 2]. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit de aangiftes blijkt dat zowel [aangeefster/benadeelde partij 1] als [aangeefster/benadeelde partij 2] de tongzoenen van verdachte niet wilde en deze probeerde te ontwijken. Omdat deze echter ook “vanzelfsprekend en normaal” waren in hun relatie met hem, twijfelden zij aan zichzelf en realiseerden zich pas dat dit geen normaal gedrag was toen ze een vriendje kregen. Uit de aangiftes en de verklaringen van diverse getuigen blijkt verder dat aangeefsters over het gedrag van opa, waaronder het tongzoenen, lang hebben gezwegen en dat ze er onder gebukt zijn gegaan, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat ze telkens emotioneel werden als ze daarover aan anderen iets vertelden. Dat de tongzoenen zouden kunnen worden bestempeld als “seksueel binnendringen” hebben aangeefsters zich verder tot het moment van de aangifte niet gerealiseerd. Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de aangiftes geloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank is door verdachte verder niets wezenlijks aangedragen, op grond waarvan de rechtbank tot een andere bevinding zou moeten komen. Dat verdachte zo’n tien jaar vóór de aangiftes door zijn kleindochters een keer aan [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft geweigerd haar 400 euro of gulden te lenen, overtuigt de rechtbank niet als plausibele reden waarom zijn beide kleindochters hem jaren nadien valselijk zouden beschuldigen.
Gelet op beide aangiftes, waarin eenzelfde modus operandi van verdachte wordt omschreven, bezien in samenhang met de verklaring van de getuige [broer aangeefster/benadeelde partij 1], de verklaring van de getuige [moeder] en het feit dat verdachte heeft erkend dat hij aangeefsters altijd op de mond kuste, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periodes met [aangeefster/benadeelde partij 1] en [aangeefster/benadeelde partij 2] meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd bestaande uit het zoenen op de mond van [aangeefster/benadeelde partij 1] en [aangeefster/benadeelde partij 2] waarbij hij zijn tong in hun mond duwde.
De aangiftes en de geboorteaktes in aanmerking nemend, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich ten aanzien van [aangeefster/benadeelde partij 1] hieraan heeft schuldig gemaakt vanaf 27 juli 1988 tot in elk geval 26 juli 1998, dus eerst in een periode waarin zij de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt en vervolgens in een periode waarin zij de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt.
Evenzo stelt zij vast dat verdachte zich ten aanzien van [aangeefster/benadeelde partij 2] hieraan heeft schuldig gemaakt vanaf 15 april 1986 tot in elk geval 14 april 1997, dus eerst in een periode waarin zij de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt en vervolgens in een periode waarin zij de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt.
Het bovenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de feiten 1, 2, 3, 5, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen zijn.
Feit 4:
Aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft in haar aangifte eveneens verklaard over een incident dat heeft plaatsgevonden in de woning van haar toenmalige vriend in Lanaken in België. Zij was samen met verdachte voor haar vriend in zijn woning kleding gaan ophalen, omdat haar vriend zich in detentie bevond. Op een gegeven moment zaten [aangeefster/benadeelde partij 1] en verdachte in deze woning aan het voeteneinde op het bed. Omdat haar vriend gedetineerd was, was aangeefster erg emotioneel en zij dacht dat verdachte haar wilde troosten, aangezien verdachte een arm om haar heen sloeg. Dit was echter niet de arm die hij om haar heen behoorde te slaan. [aangeefster/benadeelde partij 1] werd hierdoor op het bed gedrukt. Zij wilde niet gaan liggen en probeerde verkrampt te voorkomen dat ze in een liggende houding op het bed terecht zou komen. Zij steunde op haar ellebogen en voelde dat verdachte bovenop haar kwam liggen. Door hetgeen er gebeurde verstijfde ze en kon niets doen. Verdachte zei dat hij haar zou troosten en hij maakte een beweging die een opa niet behoort te maken. [aangeefster/benadeelde partij 1] voelde dat verdachte bewegingen maakte waarbij zijn geslachtsdeel tegen haar geslachtsdeel aankwam. Hij deed dit ongeveer twee keer terwijl ze kleren droegen. Daarna ging verdachte van haar af. In de auto op weg naar huis zei verdachte tegen haar dat ze hierover niet met oma moest praten, want dan waren de poppen aan het dansen. [aangeefster/benadeelde partij 1] weet niet meer exact wanneer het incident heeft plaatsgevonden. Wel weet zij dat zij toen 17 of 18 jaar oud was. Een paar dagen na het incident heeft zij haar stiefmoeder hierover verteld.
De stiefmoeder van aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 1], de getuige [stiefmoeder], heeft bij haar verhoor door de politie verklaard dat [aangeefster/benadeelde partij 1] op de dag dat dit incident heeft plaatsgevonden bij haar is gekomen en dat zij behoorlijk overstuur was. [aangeefster/benadeelde partij 1] had verteld dat ze met verdachte in de woning van haar vriend in België kleding was gaan ophalen, omdat haar vriend gedetineerd was. Verdachte had zich in deze woning aan haar opgedrongen, terwijl zij op dat moment in de veronderstelling verkeerde dat hij haar wilde troosten. Hij had naast haar op bed gezeten en een arm om haar heen gelegd. Vervolgens had hij geprobeerd om op haar te gaan liggen. Tijdens de autorit naar huis had verdachte haar gesommeerd om oma hierover niets te vertellen. Meteen na het incident was [aangeefster/benadeelde partij 1] naar haar toe gekomen en had zij hierover verteld. Zij was zeer geëmotioneerd. Volgens [stiefmoeder] heeft dit plaatsgevonden in maart 2000.
Verdachte heeft steeds ontkend dat hij in de woning van de toenmalige vriend van aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 1] te Lanaken enige ontuchtige handelingen met [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt dat zij de aangifte van [aangeefster/benadeelde partij 1] geloofwaardig acht en daarom geen reden ziet om aan de inhoud daarvan te twijfelen.
Ten aanzien van de verklaring van [stiefmoeder] stelt de rechtbank vast dat het tijdstip maart 2000, zoals genoemd door deze getuige, aansluit op hetgeen aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 1] over het tijdstip van het voorval met verdachte heeft verklaard. Aangeefster heeft namelijk verklaard dat het incident plaatsvond toen zij 17 a 18 jaar oud was. Tevens heeft [stiefmoeder] verklaard dat [aangeefster/benadeelde partij 1] haar dezelfde dag over het voorval, waarbij verdachte zich aan haar had opgedrongen, heeft verteld en dat zij zeer emotioneel was. Deze omstandigheden in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat de aangifte significant wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [stiefmoeder].
Voorts overweegt de rechtbank dat, hoewel hij steeds heeft ontkend dat hij enige ontuchtige handeling met aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft gepleegd, verdachte wel ter terechtzitting heeft verklaard dat hij éénmaal in de woning van [toenmalige vriend], de toenmalige vriend van aangeefster, te Lanaken in België is geweest. Hij is toen met aangeefster voor haar vriend kleding gaan halen, aangezien deze gedetineerd was. Ook heeft verdachte verklaard dat hij met aangeefster op bed heeft gezeten en haar daarbij een knuffel heeft gegeven en een arm om haar heen heeft geslagen, omdat ze het moeilijk had.
De rechtbank is aldus van oordeel dat gelet op de aangifte, die zij geloofwaardig acht en die significant wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [stiefmoeder], bezien ook in samenhang met de verklaring van verdachte zelf, als afgelegd ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich in de woning van de toenmalige vriend van aangeefster te Lanaken, schuldig heeft gemaakt aan de handelingen waarover aangeefster in haar aangifte heeft verklaard. Deze handelingen bestonden - kort gezegd - uit het op bed duwen van aangeefster, het vervolgens bovenop aangeefster gaan liggen en het (met de kleren aan) maken van bewegingen waarbij zijn geslachtsdeel tegen het geslachtsdeel van aangeefster aan kwam. Deze handelingen dienen naar het oordeel van de rechtbank te worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen. Verdachte heeft deze ontuchtige handelingen kunnen plegen door middel van het gebruik van geweld. Immers heeft hij [aangeefster/benadeelde partij 1] in een liggende houding op het bed gedrukt terwijl zij dit niet wilde. Ook heeft hij misbruik gemaakt van het feit dat er tussen hem en [aangeefster/benadeelde partij 1] sprake was van de relatie opa-kleinkind en er daarnaast een zeer groot leeftijdsverschil tussen hem en [aangeefster/benadeelde partij 1] bestond. Verdachte heeft tevens misbruik gemaakt van de omstandigheid dat [aangeefster/benadeelde partij 1] in een emotionele toestand verkeerde. Nu echter geen sprake is geweest van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het binnendringen van het lichaam, hetgeen noodzakelijk is voor een bewezenverklaring van de onder feit 4 primair tenlastegelegde, te weten verkrachting, dient verdachte van feit 4 primair te worden vrijgesproken. Wel acht de rechtbank op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door het uitvoeren van bovenomschreven ontuchtige handelingen zich heeft schuldig gemaakt aan de onder feit 4 subsidiair tenlastegelegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Feit 8:
Aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft in haar aangifte verklaard over een incident dat heeft plaatsgevonden in de woning van verdachte aan de [adres]. Zij denkt dat dit incident zich heeft afgespeeld in 1997 of in 1998. Verdachte heeft naast haar op de bank gezeten en haar vervolgens achterover geduwd ten gevolge waarvan zij op de bank kwam te liggen. Daarna heeft hij haar borsten betast en begon hij haar te tongzoenen. Voor haar gevoel duurde het een eeuwigheid. Het kan een kwartier hebben geduurd, maar ook een half uur of drie kwartier. [aangeefster/benadeelde partij 2] kan zich herinneren dat op een gegeven moment haar neef [neef] binnenkwam. Zij meent dat hij moet hebben gezien dat zij en verdachte op de bank lagen.
De rechtbank stelt vast dat [neef] bij de politie heeft verklaard dat hij het voorval, zoals door aangeefster [aangeefster/benadeelde partij 2] omschreven, nooit heeft waargenomen en als een onzinverhaal van de hand heeft gewezen. Voor het overige zijn ter ondersteuning van de aangifte slechts getuigenverklaringen voorhanden waaruit blijkt dat de getuigen, enkele jaren na het door aangeefster beschreven voorval, hebben gehoord dat verdachte aangeefster onzedelijk heeft betast en/of getongzoend. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er daarmee onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verkrachting dan wel feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [aangeefster/benadeelde partij 2]. Verdachte zal derhalve van de feiten 8 primair en subsidiair worden vrijgesproken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 27 juli 1988 tot 1 januari 1991 in de gemeente Maastricht met [aangeefster/benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het telkens ontuchtig zoenen op de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1], terwijl verdachte daarbij telkens zijn tong in de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft gebracht/geduwd.
2.
in de periode van 1 januari 1991 tot en met 26 juli 1994 in de gemeente Maastricht meermalen telkens met [aangeefster/benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum]), die toen de
leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 1], bestaande uit het zoenen op de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1], terwijl verdachte daarbij zijn tong in de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft gebracht/geduwd.
3.
in de periode van 27 juli 1994 tot en met 26 juli 1998 in de gemeente Maastricht meermalen telkens met [aangeefster/benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 1], hebbende verdachte ontuchtig gezoend op de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1], terwijl verdachte daarbij zijn tong in de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft gebracht/geduwd.
4.
subsidiair
in de periode van 27 juli 1998 tot 1 januari 2005 te Lanaken door geweld of een andere feitelijkheid [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het bewegen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel/onderlichaam tegen het geslachtsdeel/het onderlichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van uit een feitelijke verhouding voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [aangeefster/benadeelde partij 1] (gezien het leeftijdsverschil en de relatie opa-kleinkind en de kwetsbare positie waarin het slachtoffer zich bevond) en aldus voor die [aangeefster/benadeelde partij 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
in de periode van 15 april 1986 tot 1 januari 1991 in de gemeente Maastricht met [aangeefster/benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, meermalen telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig zoenen op de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 2], terwijl verdachte daarbij zijn tong in de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft gebracht/geduwd.
6.
in de periode van 1 januari 1991 tot en met 14 april 1993 in de gemeente Maastricht meermalen telkens met [aangeefster/benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd
van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 2], bestaande uit het zoenen op de
mond van die [aangeefster/benadeelde partij 2], terwijl verdachte daarbij zijn tong in de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft gebracht/geduwd.
7.
in de periode van 15 april 1993 tot en met 14 april 1997 in de gemeente Maastricht met [aangeefster/benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, meermalen telkens buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (telkens) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 2], hebbende verdachte ontuchtig gezoend op de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 2], terwijl verdachte daarbij zijn tong in de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft gebracht/geduwd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 3:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 4 subsidiair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
T.a.v. feit 5:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 6:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 7:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode van ongeveer 10 jaar meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn kleindochters [aangeefster/benadeelde partij 1] en [aangeefster/benadeelde partij 2], die op dat moment nog jonge kinderen waren. Deze ontuchtige handelingen bestonden uit het zoenen op de mond en het daarbij in de mond van de ander duwen van de tong, zogenoemd tongzoenen. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [aangeefster/benadeelde partij 1] door, met zijn kleren aan, met zijn geslachtsdeel tegen het geslachtsdeel van [aangeefster/benadeelde partij 1] te bewegen. Verdachte heeft zich hierbij niet gedragen als van een opa jegens zijn kleinkinderen mag worden verwacht. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van zijn rol als opa en pater familias en van het vertrouwen dat zijn kleindochters in hem mochten stellen. Daarnaast was er sprake van een zeer groot leeftijdsverschil, waardoor verdachte eveneens in een machtspositie verkeerde ten opzichte van hen. Het onder feit 4 bewezenverklaarde gebeurde daarenboven op een moment waarop zijn kleindochter emotioneel en daardoor extra kwetsbaar was. De rechtbank acht het bewezen gedrag van verdachte ongepast en verwerpelijk. Verdachte hield immers op geen enkele wijze rekening met de kwetsbaarheid van zijn jonge kleinkinderen en toonde geen enkel respect voor hun lichamelijke integriteit, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat grensoverschrijdend seksueel gedrag jarenlang zijn psychische sporen kan nalaten. Ook in dit geval hebben de slachtoffers melding gemaakt van psychische gevolgen die zij hebben ondervonden van verdachtes handelen, waarvoor zij hulp hebben gezocht.
Ter terechtzitting heeft verdachte geen enkel begrip getoond voor de gevoelens van de slachtoffers en met minachting over hen gesproken. Dit geeft te denken en baart de rechtbank grote zorgen. Verdachte dient ervan doordrongen te worden dat het grensoverschrijdend seksueel gedrag dat hij jegens zijn kleindochters aan de dag heeft gelegd, niet getolereerd kan worden. Gezien de ernst van de feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Gezien echter de hoge leeftijd van verdachte en zijn slechte gezondheid, zal de rechtbank in dit geval desondanks volstaan met het enkel opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarmee beoogt zij dat verdachte zich er rekenschap van geeft dat dergelijk gedrag in de toekomst achterwege dient te blijven.
Het bovenstaande in overweging nemend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar een passende straf.
6 De benadeelde partijen
6.1 De benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 50,- ter zake van de feiten 1 tot en met 4.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet ontvankelijk te verklaren, nu zij heeft gevorderd verdachte van alle tenlastegelegde feiten vrij te spreken.
De raadsman heeft bepleit de vordering af te wijzen, aangezien verdachte zijns inziens van alle feiten dient te worden vrijgesproken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 1] door de onder 1, 2, 3 en 4, subsidiair bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Nu aan de verdachte ter zake van die feiten een straf zal worden opgelegd en de rechtbank het gevorderde bedrag ad € 50,- redelijk en billijk acht, zal zij de vordering volledig toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van de hiervoor onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [aangeefster/benadeelde partij 1] zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 1] aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
6.2 De benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 50,- ter zake van de feiten 5 tot en met 8.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet ontvankelijk te verklaren, nu zij heeft gevorderd verdachte van alle tenlastegelegde feiten vrij te spreken.
De raadsman heeft bepleit de vordering af te wijzen, aangezien verdachte zijns inziens van alle feiten dient te worden vrijgesproken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 2] door de onder 5, 6, en 7 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Nu aan de verdachte ter zake van die feiten een straf zal worden opgelegd en de rechtbank het gevorderde bedrag ad € 50,- redelijk en billijk acht, zal zij de vordering volledig toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van de hiervoor onder 5, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [aangeefster/benadeelde partij 2] zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 2] aansprakelijk is voor de schade die door de onder 5, 6 en 7 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 244, 245, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 4 primair en 8 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 1], [adres] van € 50,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 26 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster/benadeelde partij 1] € 50,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster/benadeelde partij 2], [adres], van € 50,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 26 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster/benadeelde partij 2] €50,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 januari 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 1988 tot 1 januari 1991 in de
gemeente Maastricht met [aangeefster/benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum]), die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het
(telkens) ontuchtig zoenen op de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1], terwijl verdachte
daarbij (telkens) zijn tong tegen de tong/in de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft
gebracht/geduwd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1991 tot en met 26 juli 1994, in
de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) met [aangeefster/benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum]), die toen de
leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft
gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 1], bestaande uit het zoenen op de
mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1], terwijl verdachte daarbij zijn tong tegen de tong/in de
mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft gebracht/geduwd;
3.
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 1994 tot en met 26 juli 1998 in de
gemeente Maastricht, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [aangeefster/benadeelde partij 1]
(geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 1],
hebbende verdachte ontuchtig gezoend op de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1], terwijl
verdachte daarbij zijn tong tegen de tong/in de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft
gebracht/geduwd;
4.
(Na verbetering)
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 1998 tot 1 januari 2005 in de
gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, en/of te Lanaken, in elk geval
in België, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster/benadeelde partij 1] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan
van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 1], door (met kleding)
bovenop die [aangeefster/benadeelde partij 1] te gaan liggen en/of met zijn, verdachtes,
geslachtsdeel/onderlichaam te bewegen tegen het geslachtsdeel/het onderlichaam
van die [aangeefster/benadeelde partij 1] en/of door te zoenen op de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1], terwijl
verdachte daarbij zijn tong tegen de tong/in de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft
gebracht/geduwd, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van uit een feitelijke verhouding
voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [aangeefster/benadeelde partij 1] (gezien het
leeftijdsverschil en/of de relatie opa-kleinkind en/of de kwetsbare positie
waarin het slachtoffer zich bevond) en/of (aldus) voor die [aangeefster/benadeelde partij 1] een
bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 1998 tot 1 januari 2005 in de
gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, en/of te Lanaken, in elk geval
in België, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging
met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft gedwongen
tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
bestaande uit het bewegen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel/onderlichaam
tegen het geslachtsdeel/het onderlichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 1] en/of door te zoenen
op de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1], terwijl verdachte daarbij zijn tong tegen de
tong/in de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 1] heeft geduwd/gebracht en bestaande dat geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt
van uit een feitelijke verhouding voortvloeiend overwicht van hem, verdachte,
op die [aangeefster/benadeelde partij 1] (gezien het leeftijdsverschil en/of de relatie opa-kleinkind
en/of de kwetsbare positie waarin het slachtoffer zich bevond) en/of (aldus)
voor die [aangeefster/benadeelde partij 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
hij in of omstreeks de periode van 15 april 1986 tot 1 januari 1991 in de
gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, met [aangeefster/benadeelde partij 2] (geboren
op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig zoenen op de mond van
die [aangeefster/benadeelde partij 2], terwijl verdachte daarbij zijn tong tegen de tong/in de mond van
die [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft gebracht/geduwd;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1991 tot en met 14 april 1993, in
de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met [aangeefster/benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd
van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd,
die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 2], bestaande uit het zoenen op de
mond van die [aangeefster/benadeelde partij 2], terwijl verdachte daarbij zijn tong tegen de tong/in de
mond van die [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft gebracht/geduwd;
7.
hij in of omstreeks de periode van 15 april 1993 tot en met 14 april 1997 in
de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, met [aangeefster/benadeelde partij 2]
(geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, meermalen, althans eenmaal, (telkens) buiten
echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens)
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [aangeefster/benadeelde partij 2], hebbende verdachte ontuchtig gezoend op de mond van
die [aangeefster/benadeelde partij 2], terwijl verdachte daarbij zijn tong tegen de tong/in de mond van
die [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft gebracht/geduwd;
8.
hij in of omstreeks de periode van 15 april 1997 tot en met 15 april 1999 in
de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster/benadeelde partij 2] (telkens) heeft
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[aangeefster/benadeelde partij 2], door de borsten van die [aangeefster/benadeelde partij 2] te betasten en/of door te zoenen op
de mond van die [aangeefster/benadeelde partij 2], terwijl verdachte daarbij zijn tong tegen de tong/in
de mond en/of tussen de lippen van die [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft gebracht/geduwd, en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
misbruik heeft gemaakt van uit een feitelijke verhouding voortvloeiend
overwicht van hem, verdachte, op die [aangeefster/benadeelde partij 2] (gezien het leeftijdsverschil
en/of de relatie opa-kleinkind en/of de kwetsbare positie waarin het
slachtoffer zich bevond) en/of (aldus) voor die [aangeefster/benadeelde partij 2] een bedreigende
situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks 15 april 1997 tot en met 15 april 1999 te Maastricht, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
betasten van de borsten van die [aangeefster/benadeelde partij 2] te betasten en/of het zoenen op de
mond van die [aangeefster/benadeelde partij 2], terwijl verdachte daarbij zijn tong tegen de tong/in de
mond en/of tussen de lippen van die [aangeefster/benadeelde partij 2] heeft gebracht/geduwd, en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
misbruik heeft gemaakt van uit een feitelijke verhouding voortvloeiend
overwicht van hem, verdachte, op die [aangeefster/benadeelde partij 2] (gezien het leeftijdsverschil
en/of de relatie opa-kleinkind en/of de kwetsbare positie waarin het
slachtoffer zich bevond) en/of (aldus) voor die [aangeefster/benadeelde partij 2] een bedreigende
situatie heeft doen ontstaan;