ECLI:NL:RBMAA:2011:BP1267

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
11 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
157281 / OT RK 10-2099
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 januari 2011 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [de minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 17 december 2010 en 24 december 2010 al machtigingen verleend voor uithuisplaatsing in een gesloten jeugdzorg accommodatie. De machtiging was aanvankelijk verleend voor een periode van vier weken, eindigend op 14 januari 2011. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2011 zijn recente ontwikkelingen besproken, waarbij de advocaat van de minderjarige, mr. B.M.A. Jegers, en Bureau Jeugdzorg (BJZ) betrokken waren.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen met een week, tot 21 januari 2011, in het belang van [de minderjarige]. Dit besluit is genomen in afwachting van een multidisciplinair overleg dat op 13 januari 2011 zal plaatsvinden, waarin de mogelijkheid van vrijwillige behandeling binnen de jeugdpsychiatrie wordt besproken. De kinderrechter heeft benadrukt dat de beslissing enkel betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing en dat verdere beslissingen over de ondertoezichtstelling en andere verzoeken van de raad en BJZ aan een later moment zijn voorbehouden.

De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de verzoeken van de raad en BJZ om uithuisplaatsing in de toekomst mogelijk verder gesplitst zullen worden in aparte zaken, om verwarring te voorkomen. De kinderrechter verwacht dat de advocaat van [de minderjarige] tijdig verslag uitbrengt over de uitkomsten van het overleg, en dat de raad schriftelijk en gemotiveerd laat weten of het verzoek tot gesloten plaatsing gehandhaafd blijft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan door de betrokken partijen worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 11 januari 2011
Zaaknummer: 157281 / OT RK 10-2099
BESCHIKKING OP VERZOEK VOORLOPIGE ONDERTOEZICHTSTELLING EN MACHTIGING UITHUISPLAATSING IN EEN ACCOMMODATIE VOOR GESLOTEN JEUGDZORG
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[de minderjarige] geboren te [geboortegegevens], verder te noemen [de minderjarige],
advocaat mr. B.M.A. Jegers.
kind van:
[de moeder] en [de vader], beiden wonende te [adres], verder te noemen: de moeder en de vader.
1. Verder verloop van de procedure
Bij beschikking van 24 december 2010 heeft de kinderrechter, voor zover hier van belang, de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, bij beschikking van 17 december 2010 verleend voor de termijn van vier weken, gehandhaafd onder gelijktijdige aanhouding van iedere verdere beslissing.
2. Verdere beoordeling
Op 17 december 2010 heeft de raad telefonisch, naar de rechtbank begrijpt, niet alleen verzocht [de minderjarige] voor de periode van een jaar onder toezicht te stellen en deze maatregel alvast te willen uitspreken voor de duur van drie maanden, maar tevens, op voet van artikel 29b én 29c van de Wet op de jeugdzorg, de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De kinderrechter heeft die verzoeken gehonoreerd, voor wat betreft het verzoek [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en het verzoek als bedoeld in artikel 29c, zonder een daaraan voorafgaand verhoor van belanghebbenden.
Op 22 december 2010 heeft de raad de telefonisch gedane verzoeken schriftelijk geformaliseerd door toezending aan de rechtbank van het raadsrapport van 20 december 2010.
Bij beschikking van 24 december 2010 heeft de kinderrechter de beschikking van 17 december 2010 in volle omvang gehandhaafd, voor wat betreft het verzoek als bedoeld in artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg onder aanhouding van de beslissing omtrent de resterende termijn.
Een voorlopige ondertoezichtstelling berust, anders dan de reguliere ondertoezichtstelling, op artikel 1:255 BW, kan ten hoogste drie maanden duren en is te allen tijde herroepbaar. Indien niet binnen drie maanden op het, op artikel 1:254 BW berustende en tegelijkertijd in te dienen verzoek om een definitieve ondertoezichtstelling te verlenen, is beslist vervalt de voorlopige ondertoezichtstelling. Voor zover het verzoek van de raad, gedaan in het rapport van 20 december 2010, ertoe strekt ook de definitieve ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor een periode van een jaar uit te spreken, en nu dat door de griffie van deze rechtbank kennelijk nog niet is gebeurd, bestaat aanleiding dat verzoek alsnog af te splitsen van de onderhavige zaak en onder het nieuwe zaaknummer 157936 / OT RK 11-51 in behandeling te nemen. Omwille van de duidelijkheid en ter voorkoming van elk misverstand: het gaat in deze 'nieuwe' zaak om het op artikel 1:254 BW berustende verzoek van de raad de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] uit te spreken voor de periode van één jaar.
Dat betekent dat in de onderhavige zaak nog slechts centraal staat de door de kinderrechter bij beschikking van 24 december 2010 aangehouden beslissing. Hoewel tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat daar bij iedere procesdeelnemer onduidelijkheid over bestaat, kan de beslissing in deze zaak uitsluitend betrekking hebben op de machtiging tot uithuisplaatsing, die de raad heeft verzocht voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, derhalve tot uiterlijk 17 maart 2011 te willen verlenen. Dat verzoek berust op artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg en is tegelijk met het op artikel 29c van de Wet op de jeugdzorg berustende verzoek om een voorlopige machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, ingediend.
Op zichzelf voorstelbaar is dat de kijk op deze zaak bij de procesdeelnemers is vertroebeld doordat ook de stichting "Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg" (hierna: BJZ), daartoe naast de raad bevoegd op grond van artikel 1:261, lid 1 BW juncto artikel 29d van de Wet op de jeugdzorg, zich op 4 januari 2011 tot de rechtbank heeft gewend met een gelijkluidend verzoek om ten behoeve van [de minderjarige] machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur als voorzien in het overgelegde indicatiebesluit (zie artikel 29b Wet op de jeugdzorg). Enige afstemming tussen de raad en BJZ zou in dezen niet verkeerd zijn geweest. Omwille van de duidelijkheid en ter voorkoming van verdere misverstanden: de kinderrechter zal ook het verzoek van BJZ van 4 januari 2011 alsnog afsplitsen van de onderhavige zaak en onder het nieuwe zaaknummer 157937 / OT RK 11-52 in behandeling nemen. Het is aan BJZ, zoveel mogelijk in overleg met de raad, om te beoordelen of het verzoek van 4 januari 2011 wordt gehandhaafd of niet.
Bij de bij beschikking van 24 december 2010 gehandhaafde beschikking van 17 december 2010 heeft de kinderrechter, toepassing gevend aan het bepaalde in artikel 29c van de Wet op de jeugdzorg, voorlopige machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verleend voor de maximaal mogelijke termijn van vier weken.
Die termijn eindigt op 14 januari 2011 om 00.00 uur. Daarop gelet en gelet op de tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2011 door mr. Jegers en BJZ toegelichte recente ontwikkelingen, waarvoor de kinderrechter verwijst naar het daarvan opgemaakte proces-verbaal, zal de kinderrechter, nu hij dat het meest in het belang van [de minderjarige] acht, de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verlengen met een week, derhalve tot 21 januari 2011, onder gelijktijdige aanhouding van de beslissing met betrekking tot de resterende termijn.
De kinderrechter verwacht dat de advocaat van [de minderjarige] hem tijdig voor afloop van deze termijn, onder gelijktijdige toezending van die reactie aan de raad en BJZ, schriftelijk informeert over de resultaten van het multidisciplinair overleg dat zal plaatsvinden op donderdag 13 januari 2011 in [de Stichting] te Heerlen. Inzet van dat overleg is de mogelijkheid tot (vrijwillige) behandeling van [de minderjarige] binnen [de Stichting], wat, naar de kinderrechter begrijpt, ook door de raad en BJZ wordt geprefereerd boven een gedwongen opname, onderzoek en diagnostiek in de gesloten setting van de OG Heldring. In dat verband acht de kinderrechter voorts van belang dat de behandelend psychiater inmiddels lijkt te zijn terugkomen van zijn aanvankelijke standpunt dat psychiatrische problematiek bij [de minderjarige] niet aan de orde is.
Van de raad verwacht de kinderrechter dat zij haar voor het verstrijken van genoemde termijn schriftelijk én gemotiveerd laat weten of het verzoek tot, kort gezegd, gesloten plaatsing van [de minderjarige] blijft gehandhaafd of niet.
3. Beslissing
De kinderrechter:
Verlengt de termijn van de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg met ingang van 14 januari 2011 voor de termijn van maximaal één week;
Houdt iedere verdere beslissing aan;
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
FG
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.