ECLI:NL:RBMAA:2011:4904

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
8 augustus 2014
Zaaknummer
163826 / FA RK 11-974 en 163867 / FA RK 11-983
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de moeder met minderjarige zonder toestemming van de vader

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 9 december 2011 uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De moeder heeft zonder toestemming van de vader met [minderjarige] verhuisd van [woonplaats] naar [woonplaats], wat aanleiding gaf tot juridische procedures. De moeder had eerder verzoekschriften ingediend tot wijziging van de zorgregeling en om vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] op een nieuwe basisschool. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd en zelfstandige verzoeken ingediend, waaronder het verzoek om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder zonder toestemming van de vader is verhuisd, wat in strijd is met de gezamenlijke zorgverdeling. De rechtbank oordeelde dat de belangen van [minderjarige] en de vader niet voldoende in acht zijn genomen door de moeder. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming voor de verhuizing en de schoolinschrijving afgewezen. Tevens is bepaald dat de moeder binnen drie maanden moet terugkeren naar [woonplaats] of de directe omgeving daarvan, zodat de contactregeling met de vader niet in het gedrang komt.

De rechtbank heeft het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen afgewezen, maar heeft de moeder wel de gelegenheid gegeven om haar verantwoordelijkheden als gezaghebbende ouder opnieuw op te pakken. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken afgewezen, omdat de situatie van [minderjarige] niet in het belang van de moeder was. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder onmiddellijk moet voldoen aan de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Civiel
Datum uitspraak: 9 december 2011
Zaaknummers: 163826 / FA RK 11-974
163867 / FA RK 11-983
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
In beide zaken:
[verzoekster],
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. H.J.M. Stassen,
en:
[verweerder],
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. I.F.H. Nelissen.

1.Het verloop van de procedure

In de zaak met zaaknummer 163826:
De moeder heeft op 3 augustus 2011 een verzoekschrift tot wijziging van de regeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ingediend.
In de zaak met zaaknummer 163867:
De moeder heeft op 5 augustus 2011 een verzoekschrift ingediend tot verkrijging van vervangende toestemming inschrijving school.
In beide zaken:
Nadat de moeder en de vader zijn doorverwezen naar een mediator, heeft de advocaat van de moeder bij fax van 5 september 2011 meegedeeld dat mediation is beëindigd zonder gewenst resultaat.
De vader heeft op 19 oktober 2011 in beiden zaken een verweerschrift ingediend, dat tevens zelfstandige verzoeken bevat.
De zaken met bovengenoemde zaaknummers zijn op grond van artikel 285 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gevoegd en ter zitting van 28 oktober 2011 behandeld.

2.De feiten

In beide zaken:
[minderjarige] (roepnaam: [minderjarige]) is geboren te [geboorteplaats] op [2003] uit het huwelijk van de moeder en de vader.
De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige]. [minderjarige] verblijft bij de moeder.
De vrouw is met ingang van 30 juni 2011 met [minderjarige] verhuisd van [woonplaats] naar [woonplaats] (gemeente [gemeente], Nederland). [minderjarige] gaat sinds 2007 naar de Basisschool in [woonplaats].
In de zaak met zaaknummer 163826
Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren (België) van 12 oktober 2007 werd de echtscheiding met onderlinge toestemming tussen de moeder en de vader uitgesproken en werd de overeenkomst met betrekking tot [minderjarige] zoals opgenomen in de onderhandse acte van 7 mei 2007 gehomologeerd.
Bij vonnis van de Jeugdrechtbank te Tongeren (België) van 20 juni 2011 is de overeenkomst van 7 mei 2007 aangepast, zoals in dat vonnis nader omschreven.
In beide zaken
In het kader van een procedure bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank is tussen partijen afgesproken dat de moeder haar vordering zal intrekken en dat partijen in de tussen hen aanhangige bodemprocedures een mediationtraject zullen starten, teneinde hun onderlinge communicatie te verbeteren en om een oplossing te vinden voor de in de bodemprocedures spelende kwesties. De mediation is evenwel beëindigd zonder gewenst resultaat.

3.Het verzoek

In de zaak met zaaknummer 163826:
De moeder heeft verzocht de contactregeling, die eerder in de beschikking van de rechtbank te Tongeren (B) is vastgelegd en nadien door de jeugdrechtbank van Tongeren (B) is aangepast, te wijzigen en verzoekt thans vast te stellen de navolgende contactregeling tussen de vader en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
  • een weekend per twee weken van vrijdag na school tot maandag voor school, waarbij de vader [minderjarige] van school ophaalt op vrijdag en hem op maandag naar school brengt en
  • in de tussenliggende week op woensdag (de woensdag na het contactweekend) vanaf het moment van het einde van de school tot donderdagochtend aanvang school, waarbij de vader [minderjarige] op woensdag op school ophaalt en op donderdagochtend naar school brengt en
  • in de vakanties volgens de regeling inhoudende:
- dat [minderjarige] tijdens de paas- en kerstvakantie in de even jaren de eerste week bij zijn vader en de tweede week bij zijn moeder verblijft en in de oneven jaren de eerste week bij zijn moeder verblijft en de tweede week bij zijn vader, waarbij [minderjarige] in ieder geval in de even jaren op kerstdag bij zijn vader verblijft en in de oneven jaren bij zijn moeder en nieuwjaarsdag in de oneven jaren bij zijn vader en in de even jaren bij zijn moeder.
  • in de herfstvakantie is [minderjarige] in de oneven jaren de eerste helft bij zijn vader en de tweede helft bij zijn moeder. In de even jaren is [minderjarige] de eerste helft bij zijn moeder en de tweede helft bij zijn vader.
  • in de krokusvakantie is [minderjarige] in de oneven jaren de eerste helft bij zijn moeder en de tweede helft bij zijn vader. In de even jaren is [minderjarige] de eerste helft bij zijn vader en de tweede helft bij zijn moeder.
  • Tijdens de zomervakantie is [minderjarige] in de even jaren de eerste 3 weken van de vakantie bij zijn moeder en de tweede 3 weken bij zijn vader en in de oneven jaren de eerste 3 weken bij zijn vader en de tweede 3 weken bij zijn moeder.
  • zijn verjaardag viert [minderjarige] in de oneven jaren bij zijn moeder en in de even jaren bij zijn vader.
  • [minderjarige] is op de verjaardag van zijn vader bij zijn vader en op de verjaardag van zijn moeder bij zijn moeder. Tevens mag [minderjarige] naar de verjaardag van zijn opa en oma gaan van 15.00 uur tot 19.00 uur.
De vakantiedagen starten op vrijdag na school.
De ouder bij wie [minderjarige] verblijft, brengt [minderjarige] naar de andere ouder in het kader van de vakantieregeling, met uitzondering van de verjaardagen van zijn opa en oma. Dan wordt hij gehaald en gebracht door de ouder wiens ouder verjaart.
De partners van de vader en de moeder mogen bij de momenten waarop de moeder [minderjarige] ophaalt dan wel brengt naar de vader en de momenten waarop de vader [minderjarige] ophaalt en terugbrengt bij de moeder aanwezig zijn.
De moeder heeft gesteld –kort weergegeven en naast hetgeen hierna in zaaknummer 163867 is weergegeven- dat de moeder is verhuisd van [woonplaats] naar [woonplaats], gemeente [gemeente]. [minderjarige] heeft te kennen gegeven moe te worden van al het reizen in het kader van de contactregeling. [minderjarige] dient tijdens schooldagen rust en structuur te hebben om zich op zijn schoolwerk te kunnen concentreren. Volgens de moeder kan dat bereikt worden door [minderjarige] tijdens de schooldagen zo veel mogelijk bij dezelfde ouder te laten verblijven. Daarom vraagt de moeder een andere contactregeling. Volgens de uitspraak van de Belgische rechter mag de huidige partner van de moeder niet bij de overdracht van [minderjarige] aanwezig zijn. Daardoor heeft de vader een aanzienlijk overwicht op de moeder. De moeder wil dat haar partner bij de overdracht aanwezig is. Met het voorstel van de moeder worden de confrontaties tussen de moeder en de vader zoveel mogelijk beperkt. Onderling overleg hierover is niet gelukt.
In de zaak met zaaknummer 163867:
De moeder heeft verzocht dat de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming zal verlenen voor de inschrijving van de minderjarige [minderjarige] op de basisschool [X] en te bepalen dat [minderjarige] met ingang van 22 augustus 2011 onderwijs volgt aan voornoemde basisschool.
De moeder heeft gesteld- kort weergegeven- dat er een contactregeling in het kader van de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de vader is geregeld ten aanzien van [minderjarige]. De moeder is onlangs verhuisd van [woonplaats] naar [woonplaats], gemeente [gemeente]. De moeder wil daarom [minderjarige] op een andere school op korte afstand van haar nieuwe woonadres plaatsen. De vader weigert, na herhaald verzoek van de moeder, zijn medewerking te verlenen aan de inschrijving van [minderjarige] op de nieuwe school, [X]. [minderjarige] staat nu nog ingeschreven op de basisschool te [woonplaats]. De moeder acht het niet in het belang van [minderjarige] dat [minderjarige] naar zijn school in [woonplaats] gaat nu hij in [woonplaats] woont. De vader wil dat [minderjarige] in de buurt van de woonomgeving van de vader naar school gaat, te weten [woonplaats]. De moeder zorgt gedurende de meeste schooldagen voor [minderjarige] en acht het daarom in het belang van [minderjarige] dat hij naar school gaat in de omgeving waar hij de meeste tijd doorbrengt.
3.1
Het verweer en zelfstandige verzoeken
In beide zaken:
De vader heeft al jaren een ruime en goedlopende zorg- en opvoedingsregeling met [minderjarige]. De moeder heeft geen toestemming gevraagd aan de vader om [minderjarige] met haar mee te verhuizen van [woonplaats] naar [woonplaats]. De vader acht verhuizing niet in het belang van [minderjarige]. De vader vindt dat eerst onderzocht moet worden of verhuizing en de wijziging van de school in het belang van [minderjarige] is evenals de wijziging van de zorg- en opvoedingstaken. De reisafstand voor de vader naar de school van [minderjarige] is in de spits drie kwartier. De door de moeder voorgestelde regeling is dan ook niet haalbaar voor de vader. Een wijziging van de huidige zorg- en opvoedingsregeling is niet in het belang van [minderjarige].
De vader geeft – thans kort weergegeven- in zijn verweerschrift redenen waarom het niet goed is dat [minderjarige] in [woonplaats] op school zou moeten gaan. Naar de mening van de vader is een en ander te danken aan de eenzijdig genomen beslissing van moeder om naar [woonplaats] te verhuizen. Vader is van mening dat de school in [woonplaats] het beste zou aansluiten bij de vroegere school in [woonplaats].
Om [minderjarige] naar België te brengen voor de school was voor de vader 15 km, om [minderjarige] naar de school in [woonplaats] te brengen is 36 km. Toch wil de vader [minderjarige] ook op schooldagen zien en geen weekend vader worden.
De vader wil zijn ruime opvoedingstaak behouden, te meer nu de moeder is gediagnosticeerd met borderline, daarvoor medicatie heeft, maar die ze zelf verandert. Daardoor krijgt de moeder last van stemmingswisselingen. De vader acht de plotselinge verhuizing door de moeder kenmerkend voor haar ziektebeeld. [minderjarige] mag daarvan niet de dupe worden. Hoe meer duidelijkheid en structuur, hoe meer rust en regelmaat voor [minderjarige]. Dat geldt ook voor de verblijfsregeling. De moeder is per 1 september 2011 met [minderjarige] en de nieuwe partner van moeder gaan samenwonen, hetgeen invloed zal hebben op het leven van [minderjarige]. Vader verwijst naar een overweging in de Belgische uitspraak van 20 juni 2011: sinds de nieuwe relatie van de moeder zijn er continue discussies over de omgang en is de verhouding tussen ouders zwaar verstoord. De moeder is niet opgewassen tegen haar partner. De moeder koopt geen nieuwe kleren voor [minderjarige] ter compensatie van het rijden van en naar school in [woonplaats], waar [minderjarige] tot 1 september op school is gebleven. De vader wil hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem. Dan kan [minderjarige] op zijn oude school blijven of naar de school in [woonplaats]. Eigenrichting van de moeder mag niet worden beloond. De verzoeken van de moeder moeten worden afgewezen.
De vader heeft voorts zelfstandige verzoeken ingediend, waaronder het primaire verzoek om te bepalen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, subsidiair de moeder te verplichten om terug te keren naar haar woonomgeving in [woonplaats] binnen 2 maanden op verbeurte van een dwangsom, bij gebreke waarvan de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader wordt bepaald. Daarnaast heeft de vader voorwaardelijk verzocht te bepalen, enkel wanneer een wijziging van school in het belang is van [minderjarige], dat [minderjarige] na afloop van een semester of rapport naar de basisschool [Z] in [woonplaats] zal gaan.
Daarnaast heeft de vader als voorwaardelijk verzoek met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een andere regeling verzocht dan de moeder, welke regeling uitvoerig is vermeld in het verweerschrift van de vader, in het geval dat wijziging van de regeling in het belang is voor [minderjarige] en als het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader is.

4.Standpunten ter zitting

In beide zaken
Beide advocaten hebben ter zitting een pleitnotitie overgelegd, die deel uitmaakt van het proces-verbaal.
De advocaat heeft namens de moeder verzocht de vervangende toestemming voor de inschrijving van de school te verlenen voor de school [Y] in plaats van de [X]. Voorts heeft hij aanvullend verzocht om vervangende toestemming te verlenen aan de moeder om te verhuizen van [woonplaats] naar [woonplaats]. Het was moeder niet bekend dat zij toestemming aan de vader had moeten vragen om te verhuizen. Wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] staat naar de mening van de moeder niet ter discussie. De moeder heeft geen baan en zij zal vanwege de financiële situatie haar auto moeten verkopen. Zij kan [minderjarige] dan ook niet langer naar de school in [woonplaats] brengen. De moeder is tegen een onderzoek door de raad met betrekking tot het verzoek tot vervangende toestemming inschrijving school. Een onderzoek door de raad met betrekking tot de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is mogelijk.
De advocaat heeft namens de vader aangevoerd, dat de moeder haar verzoek tot vervangende toestemming om te verhuizen naar [woonplaats] reeds veel eerder had moeten doen maar verzet zich er niet tegen dat dit verzoek eerst thans op de zitting wordt gedaan. De vraag is of de verhuizing naar [woonplaats] in het belang van [minderjarige] is geschied. Voor [minderjarige] werd alles nieuw. [minderjarige] doet het goed op de school in [woonplaats]. Hij zit daar op school sinds 2007. Voorts is de vraag bij welke ouder [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats dient te hebben. [minderjarige] woont pas zeer recent in [woonplaats]. De verhuizing is onvoorbereid gebeurd en is niet in het belang van [minderjarige], maar meer in het belang van de moeder en haar huidige partner. De moeder woonde met [minderjarige] in een riante woning in [woonplaats]. Thans woont ze met [minderjarige] en haar partner in een woning gelegen aan de drukke [adres] in [woonplaats]. De reisafstand voor de vader om de contactregeling uit te voeren is ondoenlijk en onacceptabel ver. Als er een verandering van school moet komen, dan is naar de mening van de vader de school in [woonplaats] de beste optie. Een onderzoek door de raad is te overwegen, waarbij alle punten in het onderzoek moeten worden bekeken.
De raad heeft aangevoerd dat een raadsonderzoek is geïndiceerd met betrekking tot het verzoek tot vervangende toestemming inschrijving school in [woonplaats] en afhankelijk van dat onderzoek, dat onderzocht wordt welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het meest in het belang is van [minderjarige].

5.Beoordeling:

In beide zaken
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW, kunnen geschillen omtrent de gezamenlijk uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1: 253a lid 2, aanhef en sub a, BW een regeling vaststellen.
In geval van een geschil over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige kan de rechter, gelet op artikel 1: 253a lid 2, aanhef en sub b, BW beslissen bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Nu de moeder en de vader na hun echtscheiding gezamenlijk belast zijn gebleven met het gezag over [minderjarige] dienen de verzoeken van de moeder, en de zelfstandige verzoeken van de vader, te worden aangemerkt als verzoeken op basis van voornoemd artikel 1:253a BW.
De rechter neemt op grond daarvan een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind voorkomt.
Daaruit mag niet worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling dient de rechter de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar af te wegen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
In de zaak met zaaknummer 163867
Vervangende toestemming tot verhuizing
De moeder is met [minderjarige] zonder instemming van de vader verhuisd van [woonplaats] naar [woonplaats], gemeente [gemeente]. Het verweer van de moeder dat zij niet bekend was met het feit dat zij toestemming had moeten vragen zal de rechtbank passeren. Ongeacht de vraag of de Belgische wetgeving daarover anders bepaalt, vaststaat dat de moeder thans ter zitting van 28 oktober 2011 alsnog vervangende toestemming heeft verzocht. Daarop zal de rechtbank moeten beslissen.
De rechtbank stelt voorop dat de moeder het recht heeft om te verhuizen en de vrijheid heeft om haar leven opnieuw in te richten, maar dat de belangen van [minderjarige] en de vader daarbij dienen te worden meegenomen. Zeker wanneer er sprake is van een verdeling van zorg- en opvoedingstaken dient de moeder bij het maken van een nieuwe start met de belangen van de vader en [minderjarige] rekening te houden.
De rechtbank verwijst in dit verband naar de bepalingen in het BW, omtrent de rechten en plichten van de ouders bij het uitoefenen van het gezamenlijk gezag over hun beider kind. In de geest van die rechten en plichten van de ouders volgt dat een verhuizing van een van de ouders (grote) gevolgen heeft voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag en in het bijzonder voor de uitoefening van de regeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals die al vóór de verhuizing is vastgesteld. Het ligt derhalve voor de hand dat een dergelijke stap vooraf dient te worden besproken met de andere ouder, die daaraan wel of niet zijn instemming zal geven.
De moeder is met [minderjarige] vertrokken zonder toestemming van de vader en zonder vervangende toestemming van de rechtbank.
De moeder heeft gesteld dat zij gedwongen werd haar woning in [woonplaats] te verkopen, omdat de woning was gefinancierd met geleend geld van de vader van de moeder dat terug betaald moest worden. Dit argument is verder niet door de moeder nader onderbouwd maar laat onverlet dat daarmee er geen noodzaak is om uit [woonplaats] of de nabije omgeving van [woonplaats] te verhuizen. De moeder heeft verder aangevoerd dat vrienden van haar en familie van haar partner in de buurt wonen en dat haar huidige partner een onderneming (ponyfokkerij) exploiteert in [woonplaats] alwaar [minderjarige] kan paardrijden en/ ponyrijden. Hij kan hier op de tractor rijden, heeft leeftijdsgenootjes in de buurt wonen en de woning is dicht bij de nieuwe school.
De moeder en de vader zijn bij overeenkomst wederzijdse rechten in het kader van echtscheiding onderlinge toestemming van 7 mei 2007 onder andere overeengekomen dat de vader vanaf de leeftijd dat [minderjarige] schoolplichtig is een contactregeling heeft, inhoudende dat [minderjarige] van zaterdag 12 uur tot en met maandag bij hem verblijft en de vader hem naar school brengt. Vanaf maandag na school tot en met maandag daarop zal [minderjarige] bij zijn moeder verblijven die hem naar school brengt. Die maandag gaat de vader hem van school halen en zal hij tot en met woensdag 18 uur opnieuw bij de vader verblijven. Vanaf woensdag 18 uur tot en met zaterdag 12 uur verblijft hij dan bij zijn moeder. [minderjarige] zal steeds worden opgehaald en gebracht door de vader.
Deze regeling is bij vonnis van de Jeugdrechtbank te Tongeren op 20 juni 2011 aangepast in die zin – voor zover hier relevant - dat de vader [minderjarige] afhaalt op vrijdag na school in plaats van op zaterdag om 12 uur. De moeder haalt [minderjarige] op woensdag om 18 uur af aan de woning van de vader met dien verstande dat zij zich hierbij niet mag laten vergezellen door haar partner de heer [A] of deze minstens in een straal van 2 km verwijderd moet blijven. De ouder bij wie [minderjarige] verblijft brengt [minderjarige] naar de andere ouder.
De vrijheid van een ouder om na het huwelijk het leven zelfstandig in te richten wordt beperkt doordat het contact tussen het kind dat meeverhuist en de andere ouder in aanvaardbare mate in stand dient te worden gehouden. Wat aanvaardbaar is hangt mede samen met de wijze waarop het contact voor de verhuizing was vormgegeven. Deze belangen dienen meegewogen te worden tegen de belangen van de verhuizende ouder om juist naar de door hem of haar gekozen plaats te verhuizen.
Uit de regeling die partijen zijn overeengekomen en die nog is aangescherpt bij vonnis van 20 juni 2011, zijnde 10 dagen voor de verhuizing van [minderjarige], blijkt dat partijen een ruime contactregeling tussen de vader en [minderjarige] zijn overeengekomen die dus meer omvat dan een weekend regeling. Nu het – begrijpelijk - van de moeder ook de bedoeling is dat [minderjarige] in zijn nieuwe woonomgeving naar school gaat zou dit betekenen dat de vader en [minderjarige] aanzienlijk langer onderweg zijn en de regeling tijdens schooldagen tussen maandag en woensdag praktisch onuitvoerbaar is voor de vader en [minderjarige]. Op generlei wijze is gebleken dat de moeder met deze belangen rekening heeft gehouden. De verhuizing en de daarmee samenhangende wijziging van school zou betekenen dat deze uitgebreide contactregeling beperkt zou moeten worden tot een weekendregeling.
De moeder heeft daarbij de noodzaak om te verhuizen op geen enkele wijze onderbouwd. Niet is gesteld noch gebleken dat de moeder vanwege andere omstandigheden zoals haar werk genoodzaakt was om naar [woonplaats] te verhuizen. De moeder heeft weliswaar aangevoerd dat vrienden van haar en familie van haar huidige partner in de buurt wonen van [woonplaats] maar dit argument acht de rechtbank onvoldoende. Het feit dat het bedrijf van de nieuwe partner in [woonplaats] is gelegen verklaard nog niet waarom het noodzakelijk zou zijn dat de moeder en [minderjarige] naar [woonplaats] verhuizen. De moeder heeft dit ook niet nader onderbouwd. Ook alle andere door de moeder genoemde argumenten (leeftijdsgenoten, pony rijden, een school dicht bij de woning) hadden door de moeder ook eenvoudig in of in de directe buurt van [woonplaats] kunnen worden gevonden.
De moeder heeft haar eigen belang en dat van haar huidige partner laten prevaleren boven het belang van [minderjarige] op een onbelast contact met de vader. De moeder heeft als verzorgende ouder de verplichting om te bevorderen dat ook de vader zoveel mogelijk deel uit kan maken van het leven van [minderjarige].
Het gevolg van de verhuizing van de moeder en haar gezin is dat de dagelijkse afstand tot de school in [woonplaats], waar [minderjarige] nog steeds naar school gaat en het daar ook goed doet, onacceptabel ver is. De moeder geeft zelf aan dat de kosten van de auto in verband met het vervoer van [minderjarige] naar zijn school in [woonplaats] niet meer te kunnen bekostigen. Ook geeft de moeder aan dat [minderjarige] heeft aangegeven moe te worden van het reizen al dan niet in het kader van de contactregeling. Ook voor de vader, die door eenzijdige handelingen van de moeder voor een voldongen feit wordt gesteld om in het kader van zijn contacten met [minderjarige], heeft de verhuizing ene zeer grote impact nu hij daardoor in tijd en geld een veel zwaardere inspanning dient te leveren om aan zijn verplichtingen in het kader van de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige] te voldoen dan waarvan bij de uitspraak van de Belgische Jeugdrechtbank van 20 juni 2011 is uitgegaan. Met name het contactmoment van de vader in het midden van de week komt daardoor in de verdrukking.
De rechtbank is van oordeel, dat het belang van [minderjarige] op een frequent en onbelast contact met de vader zwaarder weegt dan het belang van de moeder om zich in [woonplaats], gemeente [gemeente], te vestigen.
De rechtbank zal derhalve geen vervangende toestemming aan de moeder verlenen om met [minderjarige] te verhuizen. In het verlengde van het vorenstaande zal de rechtbank evenmin aan de moeder vervangende toestemming verlenen voor de inschrijving van [minderjarige] in de basisschool –na wijziging- [Y] te [woonplaats].
De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de school die [minderjarige] thans bezoekt in [woonplaats] de school zal blijven waar [minderjarige] onderwijs geniet. Uit niets is de rechtbank gebleken dat deze school niet goed zou zijn voor [minderjarige], integendeel, blijkens de stukken doet [minderjarige] het goed op school. [minderjarige] volgt het onderwijs daar al een hele tijd en heeft daar vriendjes gemaakt. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het onderwijssysteem in België afwijkt van dat in Nederland. Nu [minderjarige] heeft laten zien in dat onderwijssysteem goed te kunnen functioneren, lijkt het de rechtbank niet verstandig daarin- nota bene midden in een schooljaar - verandering te brengen.
Al het vorenstaande betekent, dat de moeder indien zij wenst dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij haar houdt, met hem dient terug te keren naar [woonplaats], dan wel – indien de ouders van [minderjarige] in onderling overleg daartoe in staat zijn – naar een andere woonplaats in de directe omgeving, waarbij de afstand tot de school van [minderjarige] in [woonplaats] voor alle partijen acceptabel dient te zijn.
In beide zaken
Hoofdverblijf
De vader heeft bij zelfstandig verzoek verzocht het hoofdverblijf van [minderjarige] voortaan bij hem te bepalen.
De rechtbank zal dit verzoek van de vader afwijzen, nu haar onvoldoende is gebleken dat de moeder de verzorging en opvoeding van [minderjarige] vanuit haar positie als gezaghebbende ouder niet goed ter hand neemt. Hoewel de moeder met haar beslissing om zonder toestemming van de vader met [minderjarige] te verhuizen de belangen van [minderjarige] niet heeft laten prevaleren, wordt thans aan de moeder de gelegenheid geboden om haar verantwoordelijkheid als gezaghebbende ouder alsnog naar behoren uit te oefenen door terug te keren naar de (onmiddellijke) omgeving van de school van [minderjarige], waardoor de situatie van de vader in het kader van de uitvoering van de verblijfsregeling weer genormaliseerd wordt.
De rechtbank zal dit zelfstandig verzoek van de vader in dit stadium dan ook afwijzen.
In de zaak met zaaknummer 163826
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
Vervolgens dient de rechtbank zich uit te laten en te beslissen over de verzoeken tot verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
De moeder verzoekt de thans bestaande omgangsregeling en de daaraan door de Belgische rechter gekoppelde voorwaarden te wijzigen zoals in haar verzoekschrift van 3 augustus 2011 aangegeven.
De vader heeft als (voorwaardelijk) verzoek zijn versie van de door hem gewenste regeling in zijn verweerschrift aangegeven.
De door de vader aangeduide verblijfsregeling, zoals vermeld in het verweerschrift treedt in werking als bepaald wordt dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader zal zijn.
Nu dat verzoek van de vader zal worden afgewezen, komt de rechtbank niet aan de door vader voorgestelde verblijfsregeling toe.
Rest de thans door de moeder verzochte verblijfsregeling.
Het verzoek van de moeder voor wijziging van de zorg- en opvoedingstaken komt voort uit het feit dat [minderjarige] moe zou zijn van het reizen tussen de woning in [woonplaats] en de school in [woonplaats] en hij meer rust en structuur nodig zou hebben om zich zo op zijn schoolwerk te kunnen concentreren. De moeder wenst aanpassing van de bestaande regeling zodat [minderjarige] tijdens schooldagen zoveel mogelijke bij dezelfde ouder verblijft.
Nu de rechtbank zal beslissen dat [minderjarige] terug moet naar zijn oude woonomgeving en daarmee dus in de buurt van zijn school te [woonplaats] heeft de moeder geen belang meer bij het door haar in deze gedane verzoek. De rechtbank zal dan ook dit verzoek afwijzen.
In beide zaken
De vader heeft subsidiair verzocht, indien zijn primair verzoek tot het bepalen van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem niet wordt toegewezen, de moeder te verplichten terug te keren naar haar woonomgeving in België binnen 2 maanden op verbeurte van een dwangsom bij gebreke waarvan het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de man wordt bepaald.
Zoals hiervoor overwogen zal de rechtbank beslissen dat de moeder met [minderjarige] dient terug te keren naar [woonplaats] dan wel de directe omgeving van [woonplaats]. De rechtbank is van oordeel dat de moeder binnen een termijn van 3 maanden (uiterlijk 9 maart 2012) dient terug te keren. Nu de rechtbank deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren en de rechtbank verder niet aannemelijk is geworden dat de moeder een rechterlijk oordeel naast zich neer zal leggen en ook in het belang van [minderjarige] zal handelen en zal terug keren naar de woonomgeving van [woonplaats], zal de rechtbank het verzoek om aan de verplichting een dwangsom op te leggen afwijzen.
Nu de overige zelfstandige verzoeken van de vader voorwaardelijk zijn gedaan en de rechtbank zal beslissen zoals hierna bepaald komt de rechtbank niet toe aan deze verzoeken van de vader.
De rechtbank zal beslissen zoals hierna nader bepaald.

6.Beslissing

De rechtbank:
In de zaak met zaaknummer 163867
Wijst af de verzoeken van de moeder tot het verlenen door de rechtbank van vervangende toestemming tot verhuizen en tot het verlenen van vervangende toestemming door de rechtbank van de inschrijving van [minderjarige] in de school [Y] in [woonplaats].
Bepaalt, dat de moeder binnen 3 maanden na heden, zijnde voor 9 maart 2012, dient terug te keren naar [woonplaats] dan wel een andere plaats gelegen in de directe omgeving van de school van [minderjarige] in [woonplaats].
In beide zaken
Wijst af het verzoek van de vader om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader zal zijn.
Wijst af het verzoek van de vader tot het opleggen van dwangsommen.
In de zaak met zaaknummer 163826
Wijst af de door de moeder verzochte wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.M. van Uum, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
MD
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.