ECLI:NL:RBMAA:2011:4761

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
28 september 2013
Zaaknummer
152909 / HA ZA 10-809
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende voorlopige voorziening en kostenveroordeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht is behandeld, heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Nieuwe Gerstengel B.V. (hierna: Gerstengel) een vordering ingesteld tegen De Nederlandse Koolzuur Centrale B.V. (hierna: NKC) in het kader van een incident. De Gerstengel vorderde een voorlopige voorziening, waarbij NKC werd verzocht een bedrag van € 25.350,- te betalen. De rechtbank heeft de vordering van de Gerstengel afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er voldoende belang was bij de gevraagde voorziening. De rechtbank oordeelde dat de Gerstengel niet kon stellen dat de vordering evident klaar lag voor toewijzing, aangezien NKC de vordering gemotiveerd had betwist en er een vordering in reconventie was ingesteld. De rechtbank concludeerde dat de druk op de begroting van de Gerstengel niet voldoende was om haar belang boven dat van NKC te stellen.

Daarnaast heeft de rechtbank de Gerstengel veroordeeld in de proceskosten van het incident. In de hoofdzaak heeft de Gerstengel verzocht haar eis te vermeerderen met de kosten van een eerder gelegd conservatoir derdenbeslag. De rechtbank heeft deze vermeerdering van eis toegestaan en de zaak terugverwezen naar de rol voor een comparitie van partijen. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 16 maart 2011.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MAASTRICHT

152909 / HA ZA 10-80916 maart 2011
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 152909 / HA ZA 10-809
Vonnis in incident van 16 maart 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE NIEUWE GERSTENGEL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J. van Mens te Amsterdam
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE NEDERLANDSE KOOLZUUR CENTRALE B.V.,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.M. Wolfs te Maastricht.
Partijen zullen hierna de Gerstengel en NKC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de conclusie van antwoord in reconventie en de daarbij overgelegde producties
  • het proces-verbaal van de comparitie na antwoord
  • de beschikking van de wrakingskamer
  • de incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, tevens akte houdende wijziging van eis ex artikel 130 Rv en de daarbij overgelegde producties
  • de incidentele conclusie van antwoord en de daarbij overgelegde productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident ingevolge artikel 223Rv

2.1.
De Gerstengel vordert dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, daarin bestaande dat NKC wordt veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 25.350,-.
2.2.
NKC voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is alleen mogelijk wanneer de Gerstengel daarbij voldoende belang heeft. Dit kan bijvoorbeeld daarin bestaan dat de Gerstengel de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten of dat een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is.
2.4.
Het door de Gerstengel bij voorlopige voorziening gevorderde bedrag is gelijk aan het door haar in de hoofdzaak gevorderde bedrag.
De Gerstengel stelt een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening te hebben. Het gevorderde bedrag betreft de waarborgsom die de Gerstengel stelt van NKC tegoed te hebben vanwege gasflessen die door haar bij NKC zijn ingeleverd. Voor een kleine onderneming als de Gerstengel is dit een relatief groot bedrag en door de weigering van NKC om dat bedrag terug te betalen is volgens de Gerstengel een gat in haar begroting ontstaan.
Voorts stelt De Gerstengel dat de bodemrechter naar alle waarschijnlijkheid de vordering zal toewijzen. Zij heeft aan haar stelplicht en bewijslast voldaan en haar stelling dat zij van NKC gasflessen heeft afgenomen waarvoor zij een bedrag moest betalen dat voor een deel bestond uit een waarborgsom, alsmede haar stelling dat door de Gerstengel twee partijen lege gasflessen zijn ingeleverd, worden door NKC niet betwist, aldus de Gerstengel.
Ondanks dat de vordering voor toewijzing gereed ligt is de procedure aanzienlijk vertraagd en is de kans klein dat zij binnenkort een executoriale titel zal krijgen.
2.5.
NKC heeft, zoals in haar verweer ook wordt aangevoerd, de vordering van de Gerstengel wel degelijk gemotiveerd betwist en heeft tevens een daaruit voortkomende vordering in reconventie ingesteld. De Gerstengel stelt ook zelf dat het aannemelijk is dat naar aanleiding van hetgeen in reconventie is gesteld, bij tussenvonnis een bewijsopdracht zal worden verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank kan aldus niet worden vastgesteld dat de vordering van de Gerstengel evident geheel of ten dele voor toewijzing klaar ligt. De gestelde zware druk op de begroting van de Gerstengel wegens het gemis van het gevorderde bedrag kan – in het bijzonder – in dat geval geen reden zijn om het belang van de Gerstengel boven het belang van NKC te stellen.
2.6.
De rechtbank zal de provisionele vordering afwijzen, nu gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient te worden vastgesteld dat geen van de hiervoor onder 2.3 genoemde omstandigheden zich voordoet en er ook geen sprake is van een andere grond die voldoende belang bij de toewijzing oplevert.
2.7.
De Gerstengel zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De Gerstengel verzoekt haar toe te staan haar eis in deze procedure te vermeerderen met de kosten van het door de Gerstengel ten laste van NKC op 19 november 2010 gelegde conservatoir derdenbeslag ex artikel 706 Rv. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de goede procesorde hierdoor niet geschaad, mede gezien het feit dat NKC bij akte reeds heeft kunnen reageren op deze eiswijziging. De vermeerdering van eis wordt daarom toegestaan.
3.2.
De rechtbank zal thans de zaak terugverwijzen naar de rol ten behoeve van het houden van de in een eerder stadium bepaalde comparitie van partijen.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt de Gerstengel in de kosten van het incident, aan de zijde van NKC tot op heden begroot op EUR 579,00,
in de hoofdzaak
4.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. F.M. van Maanen Winters in het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1 op
woensdag 30 maart 2011van
13:30tot
16:30uur,
4.4.
bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2011.(
EvdS