In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht is behandeld, heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Nieuwe Gerstengel B.V. (hierna: Gerstengel) een vordering ingesteld tegen De Nederlandse Koolzuur Centrale B.V. (hierna: NKC) in het kader van een incident. De Gerstengel vorderde een voorlopige voorziening, waarbij NKC werd verzocht een bedrag van € 25.350,- te betalen. De rechtbank heeft de vordering van de Gerstengel afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er voldoende belang was bij de gevraagde voorziening. De rechtbank oordeelde dat de Gerstengel niet kon stellen dat de vordering evident klaar lag voor toewijzing, aangezien NKC de vordering gemotiveerd had betwist en er een vordering in reconventie was ingesteld. De rechtbank concludeerde dat de druk op de begroting van de Gerstengel niet voldoende was om haar belang boven dat van NKC te stellen.
Daarnaast heeft de rechtbank de Gerstengel veroordeeld in de proceskosten van het incident. In de hoofdzaak heeft de Gerstengel verzocht haar eis te vermeerderen met de kosten van een eerder gelegd conservatoir derdenbeslag. De rechtbank heeft deze vermeerdering van eis toegestaan en de zaak terugverwezen naar de rol voor een comparitie van partijen. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 16 maart 2011.