ECLI:NL:RBMAA:2011:4615

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
12 juni 2013
Zaaknummer
167343 A
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie van dwangsom en verhoging van te verbeuren dwangsommen in kort geding tussen vader en dochter

In deze zaak, die op 23 december 2011 door de Rechtbank Maastricht is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vader en zijn dochter. De vader vordert dat de voorzieningenrechter de executie van een dwangsom verbiedt, die is opgelegd voor het ter hand stellen van een Jaguar aan zijn dochter. Hij stelt dat hij door eigen toedoen niet in staat is om aan de veroordeling te voldoen, omdat de huidige eigenaar van de auto, de heer [naam], medewerking weigert. De vader vraagt ook om schorsing van de executie en terugbetaling van eerder betaalde dwangsommen, en stelt dat hij financieel niet in staat is om aan de veroordeling te voldoen.

De dochter verzet zich tegen de vorderingen van de vader en vordert in reconventie een verhoging van de dwangsommen die aan de uitvoering van het vonnis zijn verbonden. Zij stelt dat de Jaguar door haar is gekocht en dat haar vader deze slechts in bruikleen heeft gekregen. De dochter betwist de stelling van de vader dat hij niet aan de veroordeling kan voldoen en stelt dat hij zonder gegronde reden weigert om de auto terug te geven.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de vader door zijn eigen handelen niet aan de veroordeling kan voldoen, omdat hij de auto aan een derde heeft afgegeven. Hierdoor is hij verantwoordelijk voor het niet kunnen voldoen aan de eerdere veroordeling. De rechter wijst de vorderingen van de vader af en verhoogt de dwangsommen tot een maximum van € 100.000,00, waarbij voor elke dag dat de vader niet voldoet aan de veroordeling een dwangsom van € 1.000,00 wordt verbeurd. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MAASTRICHT

167343 / KG ZA 11-53323 december 2011
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 167343 / KG ZA 11-533
Vonnis in kort geding van 23 december 2011
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonend te [woonplaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.J. van der Heijden te Maastricht,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonend te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.J.M. Peters, te Valkenburg aan de Geul.
Partijen zullen hierna de vader en de dochter genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 december 2011, met producties;
  • de eis in reconventie, met producties;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 20 december 2011, waarbij de eis in reconventie, zonder dat daartegen bezwaar is gemaakt van de zijde van de vader, is vermeerderd;
  • de pleitnota van de dochter.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.Het geschil in conventie en in reconventie

2.1.
De vader vordert dat de voorzieningenrechter de executie van de dwangsom, die is gesteld op het ter hand stellen van de Jaguar door de vader aan de dochter, zoals bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht op 7 december 2011 (165317 / HA ZA 11-442) is beslist, verbiedt, alsmede bepaalt dat de nakoming van die verplichting voor de vader onmogelijk is en (tot slot) bepaalt dat de dwangsom, ook voorzover verbeurd, wordt opgeheven. Subsidiair vordert de vader de executie van dat vonnis te schorsen onder bepaling dat eventueel reeds betaalde dwangsommen dienen te worden terugbetaald aan de vader. De vader vordert voorts veroordeling van de dochter in de kosten van de procedure.
De vader stelt recht op en spoedeisend belang bij de gevorderde maatregel te hebben. Hij stelt niet in staat te zijn om uitvoering aan het vonnis te geven, omdat de heer [naam], de huidige eigenaar van de auto, medewerking weigert. Voorts stelt de vader dat hij, gelet op zijn financiële situatie, de inmiddels verbeurde dwangsommen niet kan voldoen.
2.2.
De dochter voert verweer in conventie. Zij vordert in reconventie verhoging van de op de uitvoering van het vonnis verbonden dwangsommen ter zake de Jaguar en de verklaring van erfrecht. De dochter stelt recht op en spoedeisend belang bij het gevorderde te hebben. Zij stelt dat met het eerdergenoemde vonnis van 7 december 2011 haar spoedeisend belang is gegeven en dat de vader zonder gegronde reden weigerachtig is uitvoering te geven aan het hem veroordelende vonnis.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling in conventie en in reconventie

3.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de zaak.
3.2.
In het vonnis van de voorzieningenrechter van 7 december 2011 is het volgende overwogen.
“Ten aanzien van de verklaring van erfrecht
5.2.
Ter zitting heeft de vader zich desgevraagd gesteld de gevraagde (onjuiste) verklaring van erfrecht niet (langer) te gebruiken en hij heeft zich voorts bereid getoond dit document aan de dochter te willen afgeven.
De voorzieningenrechter acht de vordering ter zake van de verklaring van erfrecht toewijsbaar, maar hij zal de dwangsom slechts toewijzen, zoals hieronder in het dictum nader wordt bepaald, gelet op de bereidheid tot medewerking van de vader.
Ten aanzien van de Jaguar
5.3.
De dochter stelt dat de Jaguar door haar is gekocht en haar vader te leen is gegeven om te gebruiken. De dochter stelt de verzekering te betalen van het voertuig. Zij ontkent uitdrukkelijk dat zij de wagen op enig moment aan haar vader heeft verkocht. De verkoopfactuur die de vader ter zitting heeft getoond is vals en ook de handtekening is vals en niet door haar gezet. De dochter stelt ter zake in België aangifte te hebben gedaan. De dochter stelt de Jaguar voor eigen gebruik te willen.
5.4.
Naar het oordeel van de voorzieningrechter dient de vader, gelet op de door de dochter in geding gebrachte documenten en gelet op haar uitdrukkelijke ontkenning van zijn stelling dat zij de auto aan hem heeft verkocht, en gelet op haar uitdrukkelijke wil de bruikleen te beëindigen, omdat zij de auto voor eigen gebruik wenst aan te wenden, de Jaguar terug te geven. De vader is slechts houder van de Jaguar en dient de zaak terug te geven nu de eigenaar teruggave eist. Hoewel de vader heeft gesteld dat hij als gevolg van afgifte van de auto niets meer zou hebben en hem alles zou zijn afgepakt, is niet gebleken dat de dochter in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt.
De voorzieningenrechter zal de vordering ter zake van de Jaguar en de daaraan verbonden vordering tot dwangsom toewijzen.
3.3.
Gelet op de ruime bevoegdheid van de voorzieningenrechter als is verwoord in artikel 254, eerste lid WvBRv en mede gelet op het bepaalde in artikel 611d lid 1 WvBRv kan de voorzieningenrechter de maatregelen treffen die door de vader zijn gevorderd met uitzondering van de medegevorderde verklaring voor recht. Het andersluidende betoog van de dochter wordt verworpen.
3.4.
De voorzieningenrechter neemt mede op grond van het vonnis van 7 december 2011 aan dat – anders dan de vader thans ter zitting heeft gesteld – tijdens de zitting op 7 november 2011 door of namens de vader niet aan de orde is gesteld dat hij reeds op dat moment niet meer over de auto de beschikking had en dat hij dus daar toen al niet aan zou kunnen voldoen. Immers geconfronteerd wordend met een vordering tot afgifte versterkt met een dwangsom ligt het zozeer voor de hand dat de vader, bijgestaan door zijn advocaat, op 7 november 2011 zou hebben aangevoerd dat hij niet meer aan een eventuele veroordeling zou kunnen voldoen als dit ook de feitelijke situatie van die dag zou zijn. Indien dat zou zijn gebeurd, lag ook voor de hand dat zowel de dochter daarop tijdens de zitting zou hebben gereageerd, als dat de voorzieningenrechter daaraan tijdens de zitting maar in ieder geval in zijn vonnis d.d. 7 december 2011 aandacht zou hebben besteed. Wat betreft de toen gevorderde afgifte van de onder de vader rustende verklaring van erfrecht heeft de vader op die zitting juist wel aangegeven dat hij bereid was die af te geven omdat hij die ook onder zich had. Dat gegeven is extra reden om aan te nemen dat de vader indien het tegenovergestelde zich met betrekking tot de Jaguar voordeed, hij dit ook zou hebben aangevoerd.
3.4.1.
Nu uit het vonnis niet blijkt dat een beroep op de feitelijke onmogelijkheid om de Jaguar af te geven door de vader is gedaan, moet het ervoor worden gehouden dat de vader dit beroep niet heeft gedaan. Met name leest de voorzieningenrechter een dergelijk beroep niet in de volgende zinssnede in het vonnis “
Hoewel de vader heeft gesteld dat hij als gevolg van afgifte van de auto niets meer zou hebben”omdat daarin slechts is te lezen dat hij na de afgifte van de auto aan de dochter niets meer zou hebben.
3.4.2.
Aannemelijk is dan ook dat de vader dit beroep niet heeft gedaan omdat hij op dat moment de Jaguar feitelijk nog onder zich had, zoals ook door de dochter in het bestek van het huidige kort geding naar voren is gebracht. Vast staat dat de deurwaarder, in opdracht van de dochter handelend, de Jaguar op de ochtend van de zitting in het onderhavige kort geding (20 december 2011) niet meer heeft aangetroffen bij de vader. Uit een en ander kan worden afgeleid dat de vader de Jaguar tussen 7 november 2011 en 20 december 2011, waarschijnlijk aan [naam], heeft afgegeven op het moment dat hij rekening moest houden met een mogelijke veroordeling tot afgifte van die auto aan de dochter op straffe van een dwangsom. Dit betekent dat de vader het aan zichzelf te wijten heeft dat hij niet aan het veroordelend kort geding-vonnis van 7 december 2011 kan voldoen. Tegen de achtergrond van hetgeen is overwogen en geoordeeld, ontbreekt derhalve een genoegzame reden om de vorderingen van de vader toe te wijzen.
3.5.
Tegelijkertijd ligt in hetgeen is overwogen en geoordeeld besloten dat de vader door zijn eigen toedoen niet aan het veroordelend vonnis voldoet. Hij had in afwachting van het kort geding vonnis de Jaguar onder zich moeten houden, zodat hij aan het vonnis had kunnen voldoen. Door zijn handelen heeft hij op voorhand voldoening aan de veroordeling gefrustreerd. Het is aan hem om tegen degene die de Jaguar feitelijk onder zich heeft juridische actie te ondernemen zo deze niet bereid zou zijn om vrijwillig de auto af te geven. 3.5.1. Nu de vader tot op heden de Jaguar niet heeft afgegeven en over enkele dagen het maximum te verbeuren dwangsommen wordt bereikt, is er aanleiding om de opgelegde dwangsommen te verhogen tot een maximum van € 100.000,00 waarbij voor elke dag dat de vader na het bereiken van het eerder bepaalde maximum van € 50.000,00 door hem
€ 1.000,00 per dag aan de dochter wordt verbeurd.
3.6.
Wat betreft de verklaring van erfrecht die de vader tot op heden nog niet heeft afgegeven. Wat er zij van zijn stelling dat hem na het vorige vonnis is gebleken dat de map met bescheiden waaronder die verklaring uit de woning is verdwenen en dat de dochter daarin de hand zou hebben gehad, gaat de voorzieningenrechter bij de beoordeling van haar vordering uit van het volgende.
3.6.1.
Met de onjuiste verklaring van erfrecht heeft de vader kennelijk eenmalig
€ 1.000,00 van de fiscus ontvangen terwijl dat niet aan hem maar aan de enige erfgenaam van wijlen zijn echtgenote ofwel de dochter toekwam. De dochter is, gelet op de sedertdien verstreken tijd, in de gelegenheid geweest niet alleen om een juiste verklaring van erfrecht te laten opstellen maar óók om de fiscus daarop te wijzen. Niet gesteld of gebleken is dat de vader andermaal gebruik heeft gemaakt van de onjuiste verklaring. Evenmin is aannemelijk dat de vader dit in de toekomst zal gaan doen omdat hij dan immers zou handelen in de wetenschap gebruik te maken van een onjuiste notariële verklaring en van het feit dat hij de dochter daarmee zou benadelen. Tegen die achtergrond oordeelt de voorzieningenrechter dat er onvoldoende reden is om de dwangsommen verbonden aan deze veroordeling van de vader (vide het vonnis d.d. 7 december 2011) te verhogen.
3.7.
In de regel wordt op voet van het bepaalde in artikel 237 lid 1 Rv in de situatie dat partijen bloedverwanten in eerste lijn van elkaar zijn, aanleiding gevonden de kosten volledig te compenseren. De dochter heeft gemotiveerd betoogd geen compensatie toe te passen. Zij stelt nodeloos door de vader in deze procedure te zijn betrokken. De voorzieningenrechter ziet in deze stellingname thans onvoldoende reden om af te wijken van de hierboven genoemde algemene regel en zal ook in dit kort geding de kosten compenseren.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie
Wijst de vorderingen van de vader af
In reconventie
Bepaalt dat zodra het maximum van € 50.000,00 aan verbeurde dwangsommen ter zake de Jaguarveroordeling zoals opgelegd aan de vader bij vonnis in kort geding d.d. 7 december 2011 is bereikt, de vader voor elke volgende dag dat hij niet aan deze veroordeling voldoet een dwangsom van € 1.000,00 aan de dochter verbeurt todat aldus opnieuw door hem
€ 50.000,-- aan dwangsommen zijn verbeurd ofwel verhoogt het maximum aan te verbeuren dwamgsommen tot € 100.000,00
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad
Wijst de vorderingen van de dochter voor het overige af
In conventie en in reconventie
Compenseert de proceskosten in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay, voorzieningenrechter, en in tegenwoordigheid van mr. E.J.H.G. van Binnebeke, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 december 2011.(