ECLI:NL:RBMAA:2010:BP2359

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
400859 EJ VERZ 10-4009
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en toekenning van vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 december 2010 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en Noelle Group GmbH & Co. KG. [verweerder], die sinds 24 juli 1978 in dienst was bij Noelle, verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, met een ontbindingsvergoeding van € 286.767,00. Hij stelde dat de werkgever, Noelle, geen vertrouwen meer in hem had en dat de arbeidsrelatie onherstelbaar was beschadigd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Noelle na een interne evaluatie en een beschikking van de kantonrechter van 13 oktober 2010, haar ontbindingsverzoek had ingetrokken en een verbetertraject had voorgesteld. Ondanks deze inspanningen van Noelle, heeft [verweerder] aangegeven dat hij geen vertrouwen meer had in de samenwerking en dat de situatie voor hem niet langer houdbaar was. De bedrijfsarts had geadviseerd om een mediationtraject te starten om de vertrouwensbreuk te herstellen, maar [verweerder] heeft het ontbindingsverzoek ingediend voordat dit traject kon plaatsvinden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een verandering in de omstandigheden die een gewichtige reden vormde voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechter heeft geconcludeerd dat de verstoorde arbeidsrelatie voornamelijk te wijten was aan het handelen van Noelle, maar dat de verzochte vergoeding van [verweerder] niet meer op zijn plaats was. Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2011 te ontbinden en een neutrale vergoeding van € 143.383,27 toe te kennen aan [verweerder]. De proceskosten werden gecompenseerd, afhankelijk van de beslissing van [verweerder] om zijn verzoek in te trekken of niet.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/repnr: 400859 EJ VERZ 10-4009
typ: YT
Beschikking op verzoek ex artikel 7:685 BW d.d. 15 december 2010.
Inzake:
[verweerder],
wonende te [adres],
verweerder, hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. F. Schuurmans, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand,
tegen:
de vennootschap naar Duits recht Noelle Group GmbH & Co. KG,
gevestigd en kantoor houdende te [adres],
verzoekster, hierna te noemen: Noelle,
gemachtigde: mr. M.D. Siegfried, advocaat te Amsterdam.
1. Het procesverloop
1.1 Op 10 november 2010 is ter griffie een verzoekschrift met bijlagen ontvangen. Op 11 november 2010 en 6 december 2010 heeft [verweerder] nog een aantal producties ingezonden ter aanvulling op het verzoekschrift. Het verweerschrift met bijlagen is op 1 december 2010 ter griffie ontvangen.
1.2 De inhoud van opgemelde stukken alsmede van de overige stukken, waaronder de aantekeningen van de mondelinge behandeling d.d. 8 december 2010, de door [verweerder] overgelegde pleitnota, het proces-verbaal van 29 september 2010 in zaaknr. 385443 EJ VERZ 10-2391 en de beschikking van de kantonrechter van 13 oktober 2010 in voormeld zaaknummer, dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
2. Het verzoek
2.1 [verweerder], geboren op [geboortedatum], is op 24 juli 1978 bij Coronet-Burex-Monobloc B.V. , rechtsvoorgangster van Noelle, in dienst getreden. [verweerder] was laatstelijk werkzaam in de functie van key account manager Nederland, tegen een bruto maandsalaris van thans € 4.944,25 inclusief vakantietoeslag. [verweerder] is sedert 26 juli 2010 arbeidsongeschikt.
2.2 [verweerder] verzoekt om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens gewichtige redenen, bestaande uit een verandering in de omstandigheden, onder toekenning van een ontbindingsvergoeding van € 286.767,00 althans van € 215.000,00 met veroordeling van Noelle in de proceskosten.
2.3 [verweerder] legt aan zijn verzoek het navolgende ten grondslag. [verweerder] heeft zich altijd voor 100% ingezet voor Noelle en functioneerde altijd goed. Hij voelt zich onheus behandeld door de wijze waarop Noelle het beëindigingstraject heeft aangepakt en stelt, onder verwijzing naar de processtukken van het door Noelle geïnitieerde ontbindingsverzoek, dat Noelle geen enkel vertrouwen meer in hem had en Noelle zijn terugkeer in de organisatie absoluut niet wenselijk achtte.
2.4 Noelle heeft naar aanleiding van de beschikking van de kantonrechter van 13 oktober 2010 haar ontbindingsverzoek ingetrokken. Noelle zegt zich te hebben beraden en is intern tot de conclusie gekomen dat er geen noodzaak tot beëindiging van het dienstverband zou bestaan, als beide partijen nog eens zouden proberen de samenwerking te verbeteren. Noelle heeft [verweerder] bij schrijven van 25 oktober 2010 bericht dat zij een intensief verbetertraject wilde starten. Aanspreekpunt wordt de [medewerker sub 1 van ged.] en niet de [medewerker sub 2 van ged.] waarmee de communicatieproblemen waren. Bij schrijven van 27 oktober 2010 heeft [verweerder] gereageerd en zich op het standpunt gesteld dat, in verband met zijn arbeidsongeschiktheid, de bedrijfsarts moet beoordelen in hoeverre hij in staat is een verbetertraject aan te gaan en onderzocht dient te worden in hoeverre de vertrouwensband tussen partijen nog hersteld kan worden.
2.5 Op 28 oktober 2010 is [verweerder] onderzocht door de bedrijfsarts die constateerde dat er sprake is van voortdurende situatieve arbeidsongeschiktheid in verband met een invoelbare vertrouwensbreuk. In dat kader heeft de bedrijfsarts Noelle geadviseerd om door middel van een mediationtraject deze vertrouwensbreuk onder de loep te nemen.
2.6 Aangezien [verweerder] vervolgens niets meer van Noelle heeft vernomen en de situatie voor hem niet langer houdbaar is, staat voor hem vast dat aan zijn dienstverband met Noelle geen zinvolle inhoud meer valt te geven. De verstandhouding tussen partijen is inmiddels te ernstig en onomkeerbaar ontwricht, hetgeen volledig te wijten is aan het handelen van Noelle. Hierdoor is het niet realistisch om te verwachten dat het tussen partijen nog tot een vruchtbare samenwerking zal komen. Bovendien zou een voortzetting van het dienstverband de gezondheid van [verweerder] ernstig benadelen.
3. Het verweer
3.1 Noelle heeft het door [verweerder] gestelde als verwoord in rechtsoverwegingen 2.1 en 2.4 erkend en daarbij aangegeven dat zij op 27 oktober 2010 het schrijven van [verweerder], waarin hij heeft vermeld dat hij voorafgaand aan een verbetertraject mediation noodzakelijk achtte, en het schrijven van de bedrijfsarts van 3 november 2010, waarin de schriftelijke bevindingen van het consult dat [verweerder] op 28 oktober 2010 bij de bedrijfsarts had vermeld staan, heeft ontvangen. Naar aanleiding van de inhoud van voormelde berichten en in vervolg op het door Noelle voorgestelde verbetertraject heeft Noelle het volgende nog aangevoerd.
3.2 Noelle is gebleken dat de praktische manier van werken van [medewerker sub 3 van ged.], de opvolger van [verweerder], die grote klanten van met name Duitse ondernemingen met vestigingen in Nederland voor Noelle kan binnenhalen, en de praktische manier van werken en het vakmanschap van [verweerder] voor haar dermate waardevol zijn dat beiden bij haar in dienst kunnen zijn. Niet [medewerker sub 2 van ged.] doch [medewerker sub 3 van ged.] zal de leiding van de vestiging in [plaats] gaan voeren. [medewerker sub 3 van ged.] zal hoofdzakelijk vanuit zijn woonplaats in [woonplaats] gaan werken om op die manier eventuele communicatieproblemen met [verweerder] te vermijden. Door de tweedeling van taken van [medewerker sub 3 van ged.] en [verweerder] op die manier te faciliteren heeft Noelle er voor gezorgd dat de functie van [verweerder] kan worden gehandhaafd en [verweerder] zijn oude takenpakket kan blijven vervullen.
3.3 In dat kader heeft Noelle binnen de door [verweerder] gestelde deadline van 10 november 2010 om 12.00 uur, gereageerd en aangegeven de mediation goed te keuren en een afspraak met een NMI-mediator te zullen maken. Zonder enig bericht heeft [verweerder] op 10 november het ontbindingsverzoek ingediend.
3.4 In de daarop volgende dagen heeft Noelle meermaals tevergeefs verzocht om contact met [verweerder] te krijgen en is zij alvast in contact getreden met [mediator], een NMI-gecertificeerde mediator. [mediator] heeft op 19 november 2010 met [medewerker sub 1 van ged.] en [verweerder] afzonderlijk een persoonlijk inleidend gesprek gevoerd. Op diezelfde dag heeft [medewerker sub 1 van ged.] de mediationovereenkomst getekend. Bij schrijven van 23 november heeft [verweerder] bericht dat hij de fax van Noelle van 10 november 2010 niet heeft ontvangen en dat mediation een gepasseerd station was. Noelle begrijpt niet op grond waarvan [verweerder] zijn ontbindingsver-zoek op 10 november heeft ingediend, op 19 november 2010 een gesprek met de mediator is aangegaan, op 23 november 2010 heeft meegedeeld dat mediation een gepasseerd station was en op die dag de mediationovereenkomst heeft ondertekend.
3.5 Noelle stelt dat sprake is van gewijzigde omstandigheden die zijn opgetreden na het door haar geïnitieerde en later ingetrokken ontbindingsverzoek. Gelet hierop en gelet op het feit dat er door toedoen van [verweerder] nimmer een gezamenlijk gesprek met [medewerker sub 1 van ged.], [verweerder] en de mediator heeft plaatsgevonden dient dit naar het oordeel van Noelle voor [verweerder]’ rekening en risico te komen waardoor de verzochte vergoeding, voor het geval het onderhavige ontbindingsverzoek wordt toegewezen, substantieel lager dient te zijn.
4. De beoordeling
4.1 De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
4.2 Op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de kantonrechter gebleken dat de feitelijke situatie tussen partijen van dien aard is dat er aan de zijde van Noelle nog een vertrouwensbasis aanwezig is. Echter, gelet op het door [verweerder] gestelde en zijn geuite verklaringen naar aanleiding van het door Noelle gevoerde interne onderzoek en het voorgestelde verbetertraject dat hij “het niet meer ziet zitten”en “ik heb er geen vertrouwen meer in” en het persisteren bij zijn verzoek, acht de kantonrechter een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer realistisch. Het is voor [verweerder] kennelijk niet meer mogelijk de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan voor het nemen van de voornoemde beschikking van de kantonrechter van 13 oktober 2010 en waarvan de werkgever een flink verwijt kon worden gemaakt, achter zich te laten. Gelet hierop is er sprake van een verandering in de omstandigheden, die een gewichtige reden vormt, welke van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn behoort te eindigen. De kantonrechter is dan ook voornemens om de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2011 te ontbinden.
4.3 Nu de kantonrechter ertoe zal overgaan de arbeidsovereenkomst tussen partijen te beëindigen, ligt de vraag voor of aan [verweerder] de verzochte vergoeding toegekend dient te worden. Bij de beantwoording van die vraag staat centraal of het ontstaan van de verstoorde arbeidsrelatie in belangrijke mate te wijten is aan het gedrag en de opstelling van [verweerder] of juist in overwegende mate te wijten is aan het gedrag en de opstelling van Noelle.
4.4 De kantonrechter overweegt daartoe het volgende. De kantonrechter is gebleken dat Noelle naar aanleiding van de inhoud van de beschikking van 13 oktober 2010 de hand in eigen boezem heeft gestoken. Zij heeft erkend dat [medewerker sub 2 van ged.] fouten heeft gemaakt en niet goed communiceerde met [verweerder]. Het door Noelle gevoerde interne onderzoek en de interne besprekingen hebben er toe geleid dat [verweerder] terug kan keren in zijn oude functie bij Noelle ondanks het feit dat het aanvankelijk de bedoeling was dat [medewerker sub 3 van ged.] de functie van [verweerder] zou gaan overnemen. Gezien de expertise van zowel [medewerker sub 3 van ged.] als [verweerder] kan [verweerder] naast [medewerker sub 3 van ged.] zijn functie blijven vervullen.
4.5 De kantonrechter gaat er van uit dat het mediationtraject niet is doorgezet omdat dat voor [verweerder], gezien het gebeurde in de afgelopen maanden, te snel kwam. Dat [verweerder] van oordeel is dat de vertrouwensbasis is komen te ontvallen en de mediation een moeilijk traject zou worden acht de kantonrechter begrijpelijk doch niet valt uit te sluiten dat een dergelijk traject in de toekomst wel mogelijk zou zijn geweest.
4.6 Nu in ieder geval vaststaat dat Noelle naar aanleiding van de beschikking van 13 oktober 2010 er alles aan heeft gedaan om haar relatie met [verweerder] vlot te trekken oordeelt de kantonrechter dat de verzochte vergoeding niet meer op zijn plaats is. Gelet op al hetgeen tussen partijen is voorgevallen acht de kantonrechter een vergoeding van € 143.383,27 bruto, dat wil zeggen een “neutrale” vergoeding, billijk. Bij het bepalen van de vergoeding is onder meer rekening gehouden met de leeftijd van [verweerder], zijn ruime arbeidsverleden, zijn arbeidsmarktpositie mede gelet op zijn leeftijd, de houding van Noelle als werkgever jegens [verweerder] en de door haar gedane inspanningen.
4.7 De kantonrechter zal partijen in kennis stellen van zijn voornemen om de arbeidsover-eenkomst met ingang van 1 januari 2011 te ontbinden met toekenning van voormelde vergoeding aan [verweerder] ten laste van Noelle. [verweerder] zal tot uiterlijk 29 december 2010 in de gelegenheid worden gesteld om zijn verzoek (schriftelijk) in te trekken.
4.8 De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren in het geval [verweerder] zijn verzoek handhaaft. Indien [verweerder] zijn verzoek intrekt, zal hij in de aan de zijde van Noelle gerezen proceskosten worden veroordeeld.
5. Beschikt
De kantonrechter:
stelt partijen in kennis van het voornemen om de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewichtige redenen te ontbinden met ingang van 1 januari 2011, onder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] ten laste van Noelle van € 143.383,27 bruto;
stelt [verweerder] tot uiterlijk 29 december 2010 in de gelegenheid zijn verzoek in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier;
in het geval [verweerder] zijn verzoek handhaaft:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige reden met ingang van 1 januari 2011;
kent aan [verweerder] ten laste van Noelle een vergoeding toe van € 143.383,27 bruto en veroordeelt Noelle om die vergoeding tegen bewijs van kwijting aan [verweerder] of aan een door hem aan te wijzen derde te voldoen;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af;
in het geval [verweerder] zijn verzoek intrekt:
veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Noelle gerezen en tot op heden begroot op € 400,00 salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.