ECLI:NL:RBMAA:2010:BO8083

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-702557-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door minderjarige in Nijswiller

Op 29 oktober 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 januari 2010 in Nijswiller een buurtwinkel heeft overvallen, waarbij hij onder bedreiging met een mes rookwaren en geld heeft gestolen. De verdachte had geld geleend van anderen en werd onder druk gezet om dit terug te betalen, wat leidde tot zijn beslissing om de overval te plegen. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, waaronder psychische overmacht, noodweer en volledige ontoerekeningsvatbaarheid, en oordeelde dat de verdachte zich in deze situatie zelf had gebracht. De rechtbank achtte de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen, ondanks de argumenten van de raadsman dat de bedreiging niet voldoende was om van een gewelddadige diefstal te spreken. De rechtbank hield rekening met het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming, maar besloot geen gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen. De verdachte werd veroordeeld tot 180 dagen jeugddetentie, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor begeleiding en therapie. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/702557-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 oktober 2010
in de strafzaak tegen de minderjarige
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. P.M.J. Graus, advocaat te Heerlen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 oktober 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: een roofoverval op een winkel heeft gepleegd;
Feit 2: een dolkmes voorhanden heeft gehad.
Tengevolge van een kennelijke schrijffout staat in de dagvaarding in regel 2 van het tenlastegelegde feit 1 vermeld ‘Nyswiller’ in plaats van ‘Nijswiller’.
De rechtbank herstelt deze fout, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat diefstal met geweld of bedreiging met geweld niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat verdachte het mes slechts naast zijn lichaam heeft gehouden met de punt van het mes naar beneden. Daarom kan volgens de raadsman slechts een eenvoudige diefstal bewezen worden verklaard.
Feit 2 kan volgens de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, met dien verstande dat de periode moet worden beperkt tot één dag, namelijk 14 januari 2010.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Mevrouw [naam benadeelde partij], eigenaresse van een winkel gelegen aan de Kerkstraat 4 in Nijswiller in de gemeente Gulpen-Wittem, heeft aangifte gedaan van een overval. Zij heeft verklaard dat zij zich op 14 januari 2010 in haar winkel bevond toen de deur openging en een man de winkel binnenkwam met in zijn rechterhand een groot mes van ongeveer 30 centimeter lang. Deze persoon riep onder meer: “Maak de kassa open” en heeft ongeveer € 725,00 aan briefgeld uit de kassalade genomen. Bovendien heeft hij sigaretten en shag gepakt en in een tas geduwd. Vervolgens is hij weggerend.
Verdachte werd op 14 januari 2010 omstreeks 17.45 uur aangehouden en onder hem zijn onder andere inbeslaggenomen shag, sigaretten, vloei en aanstekers. Deze goederen zijn teruggegeven aan aangeefster [naam benadeelde partij].
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de overval heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij op 14 januari 2010 met een mes de winkel van mevrouw [naam benadeelde partij] is binnengegaan en heeft gezegd: “Dit is een overval.” Hij heeft bovendien bekend dat hij geld en rookwaren heeft gestolen en dat het wel kan kloppen dat het ging om ongeveer € 725,00. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij het mes, dat hij bij de overval heeft gebruikt, in november 2009 stiekem op school heeft gemaakt en op zijn slaapkamer bewaarde.
Dat mes is inbeslaggenomen en onderzocht en daaruit bleek dat het een dolkmes betrof dat voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en dus een wapen is in de zin van artikel 2, lid 1, Categorie IV sub 7 van de Wet wapens en munitie.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er wel degelijk sprake is van een diefstal met bedreiging met geweld. Uit bovenstaande blijkt immers dat verdachte een mes bij zich had en heeft geroepen “Maak de kassa open” en “Dit is een overval”. Het maakt voor de bewezenverklaring niet uit of verdachte het mes langs zijn lichaam hield of voor zich uit, omdat het zichtbaar dragen van een mes onder deze omstandigheden altijd bedreigend is.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 14 januari 2010, te Nijswiller, in de gemeente Gulpen-Wittem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een winkel gelegen aan de Kerkstraat 4) een geldbedrag van ongeveer 750,- euro, en pakjes shag, en pakjes sigaretten, en pakjes vloeitjes en aanstekers, toebehorende aan [naam benadeelde partij], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [naam benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin
bestond dat hij, verdachte, een dolkmes heeft vastgehouden en heeft geroepen "Maak de kassa open" en "Dit is een overval";
2.
omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 14 januari 2010, te Nijswiller, in de gemeente Gulpen-Wittem en te Bocholtz, in de gemeente Simpelveld, terwijl hij toen de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV sub 7, te weten een dolkmes, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid van het feit en van verdachte
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich in het bijzonder in reactie op het door de raadsman gehouden pleidooi - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat er geen noodweersituatie was, omdat er niet is voldaan aan de eis van ogenblikkelijkheid. Bovendien was overmacht niet aan de orde, omdat er sprake was van culpa in causa. Tot slot was verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde niet volledig ontoerekeningsvatbaar, zoals blijkt uit de psychologische rapportage, zodat zijn handelen hem wel kan worden toegerekend.
4.2 Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, omdat er sprake was van (psychische) overmacht en (extensief)noodweer(exces), dan wel van volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte, omdat verdachte het feit zou hebben gepleegd onder invloed van een ziekelijke stoornis.
4.3 Het standpunt van de rechtbank
4.3.1 Overmacht
Voor een geslaagd beroep op overmacht is vereist dat er sprake is van zodanige drang dat men daaraan geen weerstand kan bieden. Oftewel: de drang moet acuut zijn en voor de dader onweerstaanbaar. Het gaat om de vraag of er sprake was van een zodanige druk dat in gemoede kan worden gezegd dat de wilsvrijheid van de dader is aangetast en of van de dader in concreto redelijkerwijs te vergen valt dat hij weerstand biedt aan de druk van de omstandigheden.
Verdachte en zijn raadsman hebben aangevoerd dat verdachte schulden had bij verschillende mensen. Deze mensen wilden op een gegeven moment hun geld terug en zouden verdachte ernstig hebben bedreigd, omdat hij niet kon terugbetalen. Verdachte heeft verklaard dat hem meer dan eens door deze mensen een mes op de keel is gezet. Desgevraagd heeft verdachte aangegeven dat hij deze schulden enkele maanden voor de overval had gemaakt en dat de bedreigingen ongeveer drie weken voor de overval waren begonnen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij erover had nagedacht hoe hij ze terug kon betalen, maar dat hij er nog niet aan was toegekomen om werk te zoeken, omdat hij daar geen zin in had en dacht: “Dat komt wel”. De dag voor de overval had verdachte met zijn ouders over zijn geldproblemen gesproken. Verdachte heeft hun aanbod om hem te helpen niet aangenomen.
Hoewel de rechtbank niet kan toetsen of de hiervoor bedoelde stellingen van verdachte en zijn raadsman kloppen, nu die niet door andere informatie worden geschraagd, zal de rechtbank die hierna wel als uitgangspunt nemen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zichzelf in de situatie heeft gebracht door geld te lenen van bepaalde mensen terwijl hij wist dat hij dat geld niet kon terugbetalen. Toen er vervolgens door deze mensen druk op verdachte werd uitgeoefend om dat geld terug te krijgen, heeft verdachte er voor gekozen om uiteindelijk een buurtwinkel te overvallen. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank (en naar eigen zeggen) echter ook andere maatregelen kunnen treffen. Verdachte had een baantje kunnen gaan zoeken en gaan werken voor het geld, dan wel het aanbod van zijn ouders kunnen aannemen om hem te helpen. Verdachte heeft dit echter niet gedaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het beroep op psychische overmacht faalt.
4.3.2 Noodweer(exces)
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een aanranding die ogenblikkelijk en wederrechtelijk is en die gericht is tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waarbij het doel van de verdediging noodzakelijk en het verdedigingsmiddel geboden moeten zijn.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen concludeert de rechtbank dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke aanranding, zodat ook een beroep op noodweer en derhalve ook op noodweer(exces) niet kan slagen.
4.3.3 Volledige ontoerekeningsvatbaarheid
Verdachte is onderzocht door een psycholoog die heeft geconcludeerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het bewezenverklaarde. Drs. K.T.E. Zászlós schrijft:
Dylan is weliswaar in staat het strafrechtelijk ontoelaatbare in te zien, maar is op grond van zijn gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens onvoldoende in staat zijn wil conform dat besef te bepalen. Alles overziend adviseert ondergetekende de rechtbank Dylan als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
(…)
Voortkomend uit zijn stoornis/gebrekkige ontwikkeling is er bij Dylan sprake van een onvermogen om op adequate wijze met zijn spanningen om te gaan. Zijn impuls- en agressieregulatie schiet in stressvolle omstandigheden tekort. Door zijn beperkingen in zijn emotionele en sociale ontwikkeling kan Dylan zich moeilijk in het perspectief van de ander verplaatsen en is hij sterk geneigd om vanuit zijn eigen standpunt te redeneren. Hij hanteert rigide denkpatronen en kan hoofd- en bijzaken niet goed onderscheiden. Hierdoor maakt hij verkeerde afwegingen en eenmaal in negatief vaarwater beland niet bij machte is zichzelf in zijn denken en handelen in positieve richting bij te sturen. In de thuissituatie hebben ouders onvoldoende zicht op zijn handelen buitenshuis en is moeder geneigd haar zoon in bescherming te nemen.
De raadsman heeft, zonder nadere onderbouwing, de stelling geponeerd dat op basis van verdachtes stoornis sprake zou zijn van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Nu deze stelling niet wordt ondersteund door de hierboven genoemde rapportage en de conclusie van de psycholoog, welke de rechtbank tot de hare maakt, faalt ook dit verweer van de raadsman.
4.3.4 Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
2.
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen 180 dagen jeugddetentie waarvan 116 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd voor de duur van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de begeleidende instelling, ook als dat inhoudt deelname aan Agressieregulatie training, Psycho Motorische therapie en deelname aan het programma jongeren- en middelengebruik van de Mondriaan Zorggroep, met eventuele urinecontroles. De officier heeft tevens gevorderd om gedurende de proeftijd de maatregel Hulp en Steun op te leggen, waarvan de eerste 6 maanden in het kader van het ITB Harde Kern-traject.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft hij ervoor gepleit dat er geen begeleiding in het strafrechtkader zal worden opgelegd, omdat dat ook in een civielrechtelijk kader zou kunnen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft in Nijswiller, in een buurtwinkel die wordt beheerd door een oudere dame, onder bedreiging met een mes rookwaar en geld gestolen. Dit feit heeft een grote indruk gemaakt op zowel het slachtoffer als de kleine gemeenschap van Nijswiller. Het is een feit van algemene bekend dat slachtoffers van dergelijke overvallen hier nog lang last van (kunnen) ondervinden. De rechtbank acht dit feit dan ook zeer ernstig. Verdachte heeft deze buurtwinkel overvallen, omdat hij naar eigen zeggen dringend geld nodig had. Verdachte moest mensen van wie hij geld had geleend terugbetalen en werd door deze mensen bedreigd. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij heeft gekozen voor de makkelijkste en snelste weg om aan geld te komen. Verdachte had immers ook kunnen gaan werken, dan wel (eerder) alles eerlijk aan zijn ouders kunnen opbiechten en gebruik kunnen maken van hun aanbod om hem te helpen. .
De rechtbank zal rekening houden met het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 juli 2010. De rechtbank zal echter, in tegenstelling tot het advies van de Raad, geen gedragsbeïnvloedende maatregel aan verdachte opleggen.
De rechtbank zal er bij de strafoplegging tevens rekening mee houden dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was en met het gegeven dat verdachte niet eerder door een rechter is veroordeeld wegens een strafbaar feit.
Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd voor de duur van 2 jaar, passend en geboden. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de begeleidende instelling, ook als dat inhoudt deelname aan Agressieregulatie training, Psycho Motorische therapie en deelname aan het programma jongeren- en middelengebruik van de Mondriaan Zorggroep met eventuele urinecontroles. De rechtbank zal tevens de maatregel Hulp en Steun opleggen, waarvan de eerste 6 maanden in het kader van het ITB Harde Kern-traject.
De voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur, om verdachte er van te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 1.410,45 terzake van feit 1, waarvan € 610,45 ter zake van materiële schade en € 800,00 ter zake van immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel moet worden toegewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade moet worden afgewezen, omdat niet duidelijk is wat de inkoopwaarde van de rookwaren is en omdat het niet vast staat hoeveel rookwaar en geld precies zijn gestolen. Ten aanzien van de immateriële schade pleit de raadsman voor matiging tot een bedrag van € 400,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] door het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De rechtbank acht zowel de gevorderde materiële schade als de gevorderde immateriële schade ex aequo et bono toewijsbaar tot een bedrag van
€ 400,00. De rechtbank zal de vordering dan ook tot een bedrag van € 800,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, en de vordering voor het overige afwijzen. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77l, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.3.4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Jeugdreclassering, ook als dat inhoudt deelname aan Agressieregulatie training, Psycho Motorische therapie en deelname aan het programma jongeren- en middelengebruik van de Mondriaan Zorggroep met eventuele urinecontroles;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden, waarvan de eerste 6 maanden in het kader van het ITB Harde Kern-traject;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij], [adres benadeelde partij], van € 800,00, waarvan € 400,00 ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst de vordering voor het overige deel af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij], voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie, met dien verstande dat de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2010;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. T.A.J.M. Provaas, kinderrechter, en mr. S.V. Pelsser, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Drenth, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 oktober 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 januari 2010,
te Nyswiller, in de gemeente Gulpen-Wittem,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een
winkel gelegen aan de Kerkstraat 4) een geldbedrag van ongeveer 750,- euro, in
elk geval een geldbedrag, en/of (25) pakjes shag, en/of (28) pakjes
sigaretten, en/of (12) pakjes vloeitjes en/of (2) aanstekers, in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde partij], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [naam benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte,
-meermalen, althans eenmaal, een (dolk)mes, althans een daarop gelijkend
voorwerp, heeft vastgehouden in de richting van die [naam benadeelde partij], althans een
(dolk)mes heeft vastgehouden en/of
-heeft geroepen "De kassa open en alle geld eruit" en/of "Hier blijven" en/of
"Maak de kassa open" en/of "Dit is een overval" en/of
-de toegangsdeur tot die winkel (middels een schuif) op slot heeft gemaakt
en/of
-die [naam benadeelde partij] (stevig) heeft vastgegrepen aan een (boven)arm en/of
-dit (dolk)mes op ongeveer 10 centimeter afstand, althans op korte afstand, in
de richting van de keel van die [naam benadeelde partij] heeft gehouden en/of
-met dit (dolk)mes een horizontale beweging langs/voor de keel van die
[naam benadeelde partij] heeft gemaakt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 14 januari 2010,
te Nijswiller, in de gemeente Gulpen-Wittem en/of te Bocholtz, in de gemeente
Simpelveld, terwijl hij toen de leeftijd van achttien jaren nog niet had
bereikt, een wapen van categorie IV (sub 7), te weten een dolkmes, voorhanden
heeft gehad.
art 26 lid 5 Wet wapens en munitie
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/702557-10
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 29 oktober 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [adresgegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. P.M.J. Graus, advocaat te Heerlen.