ECLI:NL:RBMAA:2010:BO8067

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
156615/KG ZA 10-540
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigeningsgeschil tussen eisers en de gemeente Heerlen met betrekking tot vervroegde onteigening en inschrijving in openbare registers

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit drie natuurlijke personen en de naamloze vennootschap Latrusco NV, de gemeente Heerlen gedagvaard in kort geding. De eisers vorderden onder andere een veroordeling van de gemeente tot betaling van een schadevergoeding van € 69.696,- en het ongedaan maken van een onrechtmatige inschrijving van een vervroegd onteigeningsvonnis in de openbare registers. De gemeente had op 17 november 2010 het vonnis van 25 maart 2009, waarin de vervroegde onteigening was uitgesproken, ingeschreven, wat door eisers als onrechtmatig werd betiteld. De rechtbank heeft op 20 december 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente rechtmatig had gehandeld door het vonnis in te schrijven, aangezien aan de wettelijke voorwaarden was voldaan. De rechtbank volgde de argumenten van de gemeente en wees de vorderingen van eisers af. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van een onrechtmatige inschrijving en dat de gemeente gerechtigd was om de bedoelde percelen te gebruiken voor de aanleg van de verbindingsweg. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 2.565,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 20 december 2010
Zaaknummer : 156615 / KG ZA 10-540
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
1.[EISER1],
wonende te Heerlen,
2.[EISER2],
wonende te Heerlen,
3.[EISER3],
wonende te Heerlen,
4.Naamloze Vennootschap LATRUSCO NV,
gevestigd te Curacao,
[EISER1-2],
advocaat mr. H.M.G. Duijsters;
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE HEERLEN,
zetelende te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. L. de Kok.
1.Het verloop van de procedure
1.1.Eisers sub 1 en 2, hierna gezamenlijk te noemen “[[EISER1-2]]” en afzonderlijk respectievelijk “[eiser1]” en “[eiser2]”, en eiser sub 3, hierna te noemen
“[eiser3]”, en eiser sub 4, hierna te noemen “Latrusco”, gezamenlijk te noemen “[EISER1-2]”, hebben gedaagde, hierna te noemen “de gemeente”, gedagvaard in kort geding.
1.2.Op de dienende dag, 16 december 2010, hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij hun vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties aan de hand van een pleitnota nader hebben doen toelichten. De gemeente heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
1.3.Vervolgens is het geding voor enige tijd geschorst, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen hun geschil alsnog in der minne te regelen. Na de hervatting is ter zitting gebleken dat zij niet tot overeenstemming kunnen komen.
1.4.Ten slotte hebben eisers om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2.De feiten, de vordering en het verweer
2.1.Eisers zijn al geruime tijd verwikkeld in een onteigeningsgeschil met de gemeente. Bij vonnis van 25 maart 2009 is de vervroegde onteigening uitgesproken van de aan [eiser1-2]. in eigendom toebehorende en door [eiser3] gehuurde en ter onteigening aangewezen perceelsgedeelten van de kadastrale percelen bekend als gemeente Heerlen, secties N 3523, B 5986 en B 8265.
2.2.Op 26 maart 2009 hebben [eiser1-2]. en [eiser3] cassatieberoep ingesteld tegen dit vonnis. Dit beroep is verworpen bij arrest van de Hoge Raad d.d. 5 november 2010.
2.3.Op 3 september 2009 heeft de descente onder leiding van de rechter-commissaris en in aanwezigheid van de schadedeskundigen plaatsgevonden.
2.4.Bij vonnis van deze rechtbank van 1 maart 2010 is Latrusco toegelaten in de hoofdzaak in haar hoedanigheid van eigenares van het perceel N3523, en zijn [eiser1-2]. toegelaten in hun hoedanigheid van vruchtgebruiker van dit perceel. Tegen dit vonnis hebben eisers eveneens cassatieberoep ingesteld. Deze procedure loopt nog.
2.5.Op 7 juli 2010 hebben de bij vonnis van 25 maart 2010 benoemde rechtbankdeskundigen een conceptrapport uitgebracht terzake de aan eisers toekomende schadeloosstelling. Het definitieve deskundigenrapport is nog niet uitgebracht.
2.6.De gemeente heeft het vervroegde onteigeningsvonnis op 17 november 2010 in de Openbare Registers van het Kadaster laten inschrijven en die inschrijving is op 23 november 2010 geëffectueerd, zodat de gemeente sedertdien als onteigenaar van de bedoelde perceelsgedeelten geregistreerd staat.
2.7.Eisers hebben gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
A.de gemeente veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te
voldoen de wettelijke vaste schadeloossstelling ad in totaal € 69.696,- te vermeerderen met de wettelijke rente;
B.de gemeente veroordeelt de onrechtmatige inschrijving van het vonnis van de
rechtbank Maastricht d.d. 25 maart 2009, dat door de gemeente op 23 november 2010 is ingeschreven in de openbare registers, door te halen of te doen royeren zolang de gemeente niet de bewijzen van betaling van de schadeloosstelling, alsmede het vonnis bedoeld in artikel 54t, tweede lid Ow, alsmede een verklaring van de griffier houdende dat laatstgenoemd vonnis in kracht van gewijsde is gegaan als bedoeld in artikel 59, eerste lid Ow heeft overgelegd aan de Bewaarder van het Kadaster ter inschrijving in de openbare registers, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en;
C. de gemeente verbiedt, dat deze zich in het bezit stelt van c.q. vervroegd in gebruik
neemt de ter onteigening aangewezen gedeelten van de percelen grond, kadastraal bekend als gemeente Heerlen, sectie N, nummer 3523, ter grootte van 30 are en 54 centiare, sectie B nummer 5986, ter grootte van 25 are en 63 centiare en sectie B nummer 8265, ter grootte van 8 are en 99 centiare, zulks met ingang van de dag na betekening van dit vonnis, zolang geen vonnis als bedoeld in artikel 54t, tweede lid Ow is gewezen, alsmede de gemeente een verklaring van de griffier houdende dat laatstgenoemd vonnis in kracht van gewijsde is gegaan als bedoeld in artikel 59, eerte lid Ow heeft overgelegd aan de Bewaarder van het Kadaster ter inschrijving in de openbare registers, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
zulks met veroordeling van de gemeente in de kosten van dit kort geding. Op hetgeen eisers aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd, wordt onder de beoordeling, voorzover van belang, ingegaan.
2.8.De vordering wordt door de gemeente weersproken. Op haar verweer wordt, voor zover van belang, hierna onder de beoordeling ingegaan.
3.De beoordeling
3.1.Partijen twisten over de vraag of de gemeente het, na en door het arrest van de Hoge Raad d.d. 5 november 2010, onherroepelijk geworden vonnis d.d. 25 maart 2009 van deze rechtbank, waarbij de vervroegde onteigening van de bedoelde perceelsgedeelten is uitgesproken, (binnen twee maanden) heeft mogen laten inschrijven in de openbare registers van het Kadaster.
3.1.1.Onder verwijzing naar ondermeer de door hen ingewonnen, gemotiveerde opinies van 2 juristen en de bepalingen van de Onteigeningswet hebben eisers betoogd dat die (aanbieding ter) inschrijving onrechtmatig is en dat de gemeente dient te wachten met de inschrijving in de openbare registers totdat zij beschikt over het vonnis waarbij de schadeloosstellingen zijn vastgesteld, alsmede over de verklaring van de griffier dat dit vonnis onherroepelijk is en de bewijzen van betaling van die schadeloosstelling. De onrechtmatige inschrijving moet dan ook ongedaan worden gemaakt door de gemeente en het moet haar worden verboden om uitvoering te geven aan haar voornemen om de bedoelde perceelsgedeelten te gaan gebruiken.
Onder verwijzing naar ondermeer de door hen ingewonnen, gemotiveerde opinies van 4 juristen heeft de gemeente betoogd dat zij juist heeft gehandeld en terecht als eigenaar van de bedoelde percelen is geregistreerd. Zij kan dan ook vanaf begin januari 2011 starten met de voorbereidingen die (vanaf februari 2011) moeten gaan leiden tot het realiseren van de bedoelde weg, zodat de hierna te noemen Verbindingsweg in gebruik kan worden genomen.
3.2.De rechtbank volgt eisers niet in hun betoog.
3.2.1.Allereerst is in de onteigeningsprocedure door de rechtbank overwogen (overweging 3.6. in het vonnis d.d. 25 maart 2009) dat de door de gemeente gestelde urgentie tot vervroegd onteigenen ten behoeve van de spoedige voortgang van de aanleg van de weg, voldoende aannemelijk is gemaakt. Mede op grond daarvan heeft de rechtbank in datzelfde vonnis de vervroegde onteigening ten name van en ten behoeve van de gemeente uitgesproken.
3.2.2.Anno eind 2010 gaat het bij deze onteigening om het kunnen realiseren van een inmiddels op circa 250 meter na volledig aangelegde verbindings- en ontsluitingsweg van circa 3 kilometer. Meer specifiek betreft het de zogenaamde Binnenring behorend tot de hoofdwegenstructuur ter ontsluiting van het stedelijk gebied van de gemeenten Heerlen en Landgraaf. De laatste circa 250 meter kan eerst worden aangelegd als de gemeente door onteigening eigenaar is geworden van de bedoelde perceelsgedeelten van eisers.
3.2.3.Daags na de uitspraak hebben eisers tegen dat vonnis cassatieberoep ingesteld. Naar de voorzieningenrechter begrijpt, om de voortgang van de daadwerkelijke onteigening te bevorderen, heeft de gemeente aan de rechtbank verzocht om, hangende het cassatieberoep, de in het kader van de vast te stellen en te betalen schadeloostellingen, noodzakelijke descente in aanwezigheid van de deskundigen te laten plaatsvinden. De rechtbank heeft de descente gelast en bepaald op 3 september 2009. Zij heeft toen plaatsgevonden en daarvan is een proces-verbaal opgemaakt.
3.2.4.Uit het systeem en stelsel van de Onteigeningswet volgt dat de inschrijving van voornoemd vervroegd onteigeningsvonnis eerst kan plaatsvinden binnen twee maanden nádat dat vonnis onherroepelijk is geworden én het in dat vonnis bepaalde voorschot op de schadeloosstelling aan de eisers is betaald. Vóórdat de gemeente het onteigeningsvonnis op 17 november 2010 bij het Kadaster ter inschrijving heeft aangeboden, is aan beide voorwaarden voldaan: immers de Hoge Raad had gesproken en de gemeente heeft hetgeen betaald moest worden, op verzoek van eisers bevrijdend betaald op de derdenrekening van het kantoor van de advocaat van eisers.
3.2.5.Aan eisers moet worden toegegeven dat de Onteigeningswet in het zich hier voordoende geval lijkt te bepalen – artikel 54m lid 1 – dat de inschrijving slechts kan worden gedaan twee maanden na de opneming door de deskundigen. In dit geval kon binnen twee maanden ná de descente die inschrijving nog niet plaatsvinden omdat op het cassatieberoep nog niet was beslist en met andere woorden het onteigeningsvonnis nog geen kracht van gewijsde had gekregen. Een redelijke uitleg en toepassing van die wettelijke bepaling brengt dan ook met zich mee – waarbij ook recht wordt gedaan aan de door de wetgever vastgelegde mogelijkheid van vervroegde onteigening – dat die inschrijving binnen twee maanden na het arrest van de Hoge Raad dient plaats te vinden. Deze uitleg sluit ook aan bij de door eisers zelf onder punt 32 van hun dagvaarding aangehaalde memorie van toelichting bij artikel 54m Onteigeningswet. Een andere uitleg van de bedoelde bepaling zou van de vervroegde onteigening een sterk vertraagde onteigening maken. Dit zou zo zeer indruisen tegen doel en strekking van de wet dat de voorzieningenrechter daarin niet kan meegaan. Die sterke vertraging is af te leiden uit zowel het debat tussen partijen als het beeld van de tot nu toe gevoerde onteigeningsprocedure; daaruit leidt de voorzieningenrechter af dat de definitieve beslissing omtrent de schadeloosstelling nog geruime tijd, mogelijk enkele jaren, op zich zal kunnen laten wachten. Bij zijn oordeel heeft de voorzieningenrechter ook laten meewegen dat niet valt in te zien op welke wijze eisers in de verdere onteigeningsprocedure – waarin nog slechts de schadeloosstelling aan de orde is – door de huidige effectuering van de vervroegde onteigening zouden kunnen zijn of worden benadeeld. Immers, zoals ook in de MvT bij artikel 54m is aangegeven, kunnen de deskundigen een verantwoord schaderapport opmaken omdat pas tot eigendoms-overschrijving is overgegaan nádat het onderzoek van de onteigende perceelsgedeelten heeft plaatsgevonden.
3.2.6.Bij hetgeen is overwogen en geoordeeld, is nog betrokken dat ter zitting in kort geding door de voorzieningenrechter is geopperd om – in het kader van een minnelijke regeling - met het oog op (het nader in kaart brengen van) die plaatselijke situatie en gelet op de schadebelangen van eisers met de gemeente zou kunnen worden afgesproken om samen op korte termijn de rechter-commissaris te benaderen met het verzoek om een nadere descente (met deskundigen) op korte termijn te laten plaatsvinden vóórdat de weg daadwerkelijk gaat worden aangelegd. De gemeente was daartoe bereid, terwijl eisers daarmee niet accoord waren onder verwijzing naar de proceshouding van de gemeente. Van de zijde van eisers zijn toen geen inhoudelijke argumenten naar voren gebracht vóór danwel tegen een nadere descente. Dat betekent dat de voorzieningenrechter er van uit kan gaan dat de descente van 3 september 2009 ten behoeve van eisers kennelijk voldoende in kaart heeft gebracht wat voor hen met het oog op het vervolg van de onteigeningsprocedure van belang is.
3.2.7.Tot slot heeft de gemeente terecht – gezien hetgeen hiervoor is overwogen door de voorzieningenrechter - gewezen op het hinken op twee gedachten aan de zijde van eisers. Zij hebben na het arrest van de Hoge Raad enerzijds wel aangedrongen op betaling van het voorschot op de definitief vast te stellen schadeloosstelling ten bedrage van € 696.960,-- en het stellen van bankgaranties, waaraan de gemeente heeft voldaan, maar anderzijds het standpunt ingenomen dat het vonnis houdende vervroegde onteigening nog niet zou kunnen worden ingeschreven.
3.3.Hetgeen overigens nog naar voren is gebracht, behoeft geen bespreking meer. Het oordeel van de voorzieningenrechter leidt er toe dat er geen sprake is geweest van een onrechtmatige inschrijving in de openbare registers door de gemeente zodat de vordering sub B voor afwijzing gereed ligt. In het verlengde van de vordering sub B ligt sub C: de gemeente is gerechtigd als eigenaar van de bedoelde perceelsgedeelten te doen wat zij voornemens is namelijk de aanleg van bedoeld weggedeelte. Het lot van de vordering sub A is door eisers zelf gekoppeld aan het lot van vordering sub B, zodat ook dit onderdeel moet worden afgewezen. Als in het ongelijk gestelde partijen dienen eisers de proceskosten van de gemeente te betalen. Gelet op het belang van deze zaak, de uitvoerige dagvaarding in kort geding en de uitvoerige pleidooien zal het salaris van de advocaat van de gemeente op een hoger dan gebruikelijk tarief worden bepaald.
4.De beslissing
De voorzieningenrechter:
4.1.wijst de gevorderde voorzieningen af;
4.2.veroordeelt eisers in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van de gemeente begroot op € 1.165,-- aan vast recht en € 1.400,-- voor salaris advocaat;
4.3.verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
F.B.