RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 24 november 2010
Zaaknummer : 156401 / KG ZA 10-521
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
[EISER],
wonende te Kerkrade,
eiser,
advocaat mr. M. Kikken te Vaals
[GEDAAGDE]
wonende te Kerkrade,
gedaagde.
1.Het verloop van de procedure
Eiser, hierna te noemen: “[eiser]”, heeft gedaagde, hierna te noemen: “[gedaagde]” bij exploot van 19 november 2010, gedagvaard in kort geding. Aan de dagvaarding zijn 7 producties gehecht. Op de dienende dag, 24 november 2010, heeft hij gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna hij zijn vordering met verwijzing naar deze producties nader heeft doen toelichten.
[gedaagde] heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden 24 november 2010.
2.1.Het geschil kan, voor zover van belang kort samengevat, als volgt worden weergegeven.
2.2. Bij verstekvonnis van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen d.d. 29 september 2010 (hierna: “het vonnis van de kantonrechter”) is [eiser] veroordeeld om binnen vier weken na betekening van het vonnis het gehuurde, staande en gelegen te 6464 EA Kerkrade, [adres] met al de zijnen en al het zijne te verlaten, te ontruimen en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [gedaagde] te stellen, zulks met machtiging aan [gedaagde] om deze ontruiming zonodig met behulp van de deurwaarder en politie op kosten van [eiser] te laten uitvoeren. Het betreffende vonnis is op 26 oktober 2010 aan [eiser] betekend. [eiser] heeft tegen dit vonnis bij exploot van
17 november 2010 verzet aangetekend. Op 1 december 2010 zal het verzet dienen ter terechtzitting van de Rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen.
2.3 [eiser] stelt spoedeisend belang te hebben bij de schorsing van de executie van het vonnis van de kantonrechter, nu hij op 25 november 2010 letterlijk op straat zal komen te staan en er een noodtoestand zal ontstaan. Hij stelt zich op het standpunt dat deze gerechtelijke ontruiming misbruik van executiebevoegdheid oplevert nu deze is gebaseerd op een vonnis dat tot stand is gekomen op basis van een dagvaarding die verkeerde informatie bevat. Zo staat in de dagvaarding ten onrechte dat er géén verweren bekend zijn, terwijl [eiser] op 26 augustus 2010 en op 7 september 2010 via zijn raadsvrouwe telefonisch aan [gedaagde] heeft laten weten dat hij niet instemde met de beëindiging van de huurovereenkomst.
2.4. [eiser] heeft op grond van het vorenstaande gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, de schorsing van het vonnis van de kantonrechter onder de uitdrukkelijke bepaling dat [gedaagde] niet gerechtigd is om vóór het nog te wijzen vonnis inzake de ontruimingsprocedure tot ontruiming over te gaan, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
2.5. De vordering wordt door [gedaagde] weersproken. Op het verweer zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
3.1. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en is door [gedaagde] niet betwist.
3.2. De voorzieningenrechter kan slechts de staking van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter bevelen, indien hij van oordeel is dat er sprake is van misbruik van executiebevoegdheid aan de zijde van [gedaagde].
3.3. [eiser] slaagt in zijn meest verstrekkende stelling dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid nu [gedaagde] de kantonrechter onvolledig en daardoor in strijd met de waarheid heeft geïnformeerd.
De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
[gedaagde] heeft in de dagvaarding van 7 september 2010 aangegeven dat hem geen verweren bekend zijn, terwijl thans ter zitting, de raadsvrouwe van [eiser] correspondentie overlegt waaruit volgt dat op 26 augustus 2010 een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen haar en [gedaagde], waarin zij kenbaar heeft gemaakt dat [eiser] niet instemt met de beëindiging van de huurovereenkomst. De inhoud van dit telefoongesprek heeft zij schriftelijk bevestigd aan haar cliënt [eiser]. Deze correspondentie heeft zij ter zitting door de voorzieningenrechter laten inzien. Bovendien heeft zij dit telefoongesprek bij schrijven van 7 september 2010 aan [gedaagde] bevestigd (productie 1 [eiser]).
Op 7 september 2010 vindt er andermaal een telefoongesprek plaats tussen de raadsvrouwe van [eiser] en [gedaagde] waarin opnieuw bezwaar wordt gemaakt tegen de beëindiging van de huurovereenkomst. Een en ander leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de dagvaarding onvolledig is en daardoor informatie bevat die in strijd komt met de waarheid.
3.4. Ter zitting van vandaag verklaart [gedaagde] aanvankelijk dat hij zich het telefoongesprek van 26 augustus 2010 niet meer herinnert, terwijl hij zich het telefoongesprek van 7 september 2010 nog wel herinnert. Later verklaart hij desgevraagd dat het telefoongesprek van 26 augustus 2010 in het geheel niet heeft plaatsgevonden. Gelet op deze inconsequentie is er bij de voorzieningenrechter twijfel ontstaan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [gedaagde], zoals afgelegd ter zitting van vandaag.
3.5. Het komt de voorzieningenrechter, gelet op het bepaalde in artikel 21 Rv geraden voor om gelet op een en ander schorsing van de executie van dit vonnis van de kantonrechter, dat tot stand is gekomen op basis van een dagvaarding die door [gedaagde]e niet volledig en naar waarheid is opgesteld, te bevelen.
3.4. Al hetgeen overigens is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.5. [gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
schorst de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de kantonrechter van 29 september 2010, gewezen onder 392533 CV EXPL 10-8721;
bepaalt dat [gedaagde] niet gerechtigd is om vóór het te wijzen vonnis inzake de ontruimingsprocedure tot ontruiming over te gaan;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van [eiser] begroot op € 255,-
aan vast recht en € 816,- voor salaris advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
EvdP