ECLI:NL:RBMAA:2010:BO7648

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
156227/KG ZA 10-504
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op handelsnaam en concurrentie door Fotostudio Valkenburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 9 december 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Fotostudio A.B. BV (eiseres) en twee gedaagden, waarvan één een eenmanszaak voert onder de naam Fotostudio Valkenburg. Eiseres vorderde een verbod voor gedaagden om hun onderneming onder een naam te drijven die verwarring kan veroorzaken met de handelsnaam van eiseres, alsook om in reclame-uitingen te verwijzen naar Fotostudio A.B. Eiseres stelde dat gedaagden inbreuk maakten op haar handelsnaam en dat dit leidde tot verwarring bij klanten, wat haar financiële schade toebracht.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vorderingen tegen de tweede gedaagde, omdat deze geen handelsnaam voerde. De vordering tegen de eerste gedaagde werd gedeeltelijk toegewezen. De rechter oordeelde dat de eerste gedaagde met zijn uitingen op de website en in advertenties de suggestie wekte dat Fotostudio A.B. was verhuisd naar zijn nieuwe locatie, wat verwarring kon veroorzaken bij klanten. De rechter verbood de eerste gedaagde om bepaalde teksten te gebruiken die deze suggestie wekten, op straffe van een dwangsom. De proceskosten werden tussen partijen gecompenseerd, waarbij eiseres en de eerste gedaagde ieder hun eigen kosten droegen.

Deze uitspraak benadrukt de bescherming van handelsnamen en de noodzaak om verwarring in het handelsverkeer te voorkomen. De rechter bevestigde dat concurrentie is toegestaan, maar dat dit niet mag leiden tot misleiding van consumenten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 9 december 2010
Zaaknummer : 156227 / KG ZA 10-504
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FOTOSTUDIO A.B. BV,
gevestigd te Valkenburg a/d Geul,
eiseres,
advocaat mr. C.P.M. van Houte te Valkenburg a/d Geul;
tegen:
1.[GEDAAGDE1],
wonende te Valkenburg,
gedaagde sub 1,
2.[GEDAAGDE2]
wonende te Valkenburg,
gedaagde sub 2,
advocaat mr. P.J.M. Brouwers te Maastricht.
1.Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagden, hierna in enkelvoud respectievelijk te noemen “ [gedaagde1]” en “[gedaagde2]”, gezamenlijk aan te duiden als gedaagden, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 25 november 2010, heeft zij gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering nader heeft doen toelichten.
Gedaagden hebben aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Vervolgens is het geding voor enige tijd geschorst, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te beproeven. Na de hervatting is gebleken dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2.Het geschil
2.1. Eiseres verzoekt de voorzieningenrechter om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair: gedaagden ieder voor zich en/of gezamenlijk te verbieden:
1.hun onderneming onder de naam “Fotostudio Valkenburg met fotograaf [[X]] [gedaagde1]” of onder een met Fotostudio A.B. gelijkende naam te drijven (inclusief presentatie van hun onderneming via ongeacht welk medium, zoals advertenties, website, e-mailadres e.d.), althans gedaagden te verbieden in hun handelsnaam de woorden “Fotostudio”, “A.B.”en/of de woorden “[[X]] [gedaagde1]” te voeren of woorden/letterverbindingen die daarmee in hoofdzaak overeenstemmen, een en ander op straffe van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van vijfhonderd Euro (€ 500,--) per dag dat zij, ieder voor zich en/of gezamenlijk, daarmee voortgaan, en te bepalen dat deze dwangsom ingaat twee dagen na de dag van betekening van dit vonnis en duurt tot de dag dat voornoemd verbod niet meer door een of meer gedaagden wordt overtreden;
2.gedaagden, ieder voor zich en/of gezamenlijk, te verbieden in hun reclame-uitingen, zoals op hun website, e-mailadres, in kranten of anderszins, expliciet of impliciet (verkapt of vermomd) te refereren aan Fotostudio A.B. B.V., of te suggereren dat de locatie van Fotostudio A.B. B.V., zoals onder aan de Cauberg of in Brunssum, is verhuisd naar de locatie waar gedaagden hun fotostudio voeren, een en ander op straffe van een hoofdelijk verschuldigde dwangsom van vijfhonderd
Euro (€ 500,--) per dag dat zij, ieder voor zich en/of gezamenlijk, daarmee voortgaan, en te bepalen dat deze dwangsom ingaat twee dagen na de dag van betekening van dit vonnis en duurt tot de dag dat gedaagden voornoemd verbod naleven;
subsidiair:die beslissing te nemen die de voorzieningenrechter geboden voorkomt;
in alle gevallen: gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2. Eiseres legt aan deze vorderingen, kort samengevat en voorzover van belang, het volgende ten grondslag.
Op 27 april 2007 heeft eiseres de aandelen in Fotostudio A.B., waaronder de handelsnaam Fotostudio A.B., gekocht van de toen nog bestaande managementvennootschap L. [gedaagde2] Beheer BV voor de prijs van € 482.000,--. Sedert de overdracht hebben partijen diverse procedures gevoerd. Een kort vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 6 maart 2009 (zaaknummer 137375/KG ZA 09-46, hierna: het vonnis van 6 maart 2009) heeft geleid tot een verbod aan gedaagden om inbreuk te maken op haar handelsnaam: “Fotostudio A.B.” en een verbod om op hun website: www.fotostudiovalkenburg.nl en in hun reclame te refereren aan Fotostudio A.B. Sedert medio 2010 handelen gedaagden in strijd met dit vonnis door op hun website en in de diverse advertenties in regionale kranten te refereren aan Fotostudio A.B. Zij stellen dat zij de verpersoonlijking zijn van Fotostudio A.B. en dat zij na de verkoop van deze zaak weer voor zichzelf zijn begonnen onder de naam”Fotostudio Valkenburg met fotograaf [[X]] [gedaagde1]”. Zij verwijzen naar het feit dat [[X]] [gedaagde1] (als voormalig eigenaar van Fotostudio A.B.) “voortaan niet meer” aan de Cauberg zit, zijnde de bedrijfslocatie van Fotostudio A.B. Met de woorden “voortaan niet meer” suggereren zij dat zij eerst aan de Cauberg hebben gezeten en sinds kort zijn verhuisd. Daarnaast staan er nog talrijke andere teksten op de website, waaronder:
•Al 15 jaar….(wie kent hem niet….) De bekende
•zwart wit fotograaf van Valkenburg
•A[gedaagde1]
•zit voortaan alléén naast de Aldi
•en nergens anders
•ook niet meer aan de Cauberg
•en ook hebben wij géén fotostudio in
•Brunssum of Maastricht
waarin uiting wordt gegeven aan het feit dat [[X]] [gedaagde1] vroeger de eigenaar was van Fotostudio A.B., maar dat hij daar voortaan niet meer werkzaam is. De verwijzingen naar de bedrijfslocatie van Fotostudio A.B. (onder aan de Cauberg en in Brunssum) in combinatie met de onjuiste, misleidende mededeling dat de Fotostudio A.B. zou zijn verhuisd naar een locatie bij de Aldi in Valkenburg is niet anders bedoeld dan om eiseres financiële schade te berokkenen door het weglokken van (potentiële) klanten van Fotostudio A.B. naar de fotostudio van gedaagden.
2.3. Eiseres stelt spoedeisend belang te hebben bij de door haar gevraagde voorzieningen, omdat de verwarring die gedaagden in het handelsverkeer teweeg brengen direct nadeel toebrengt aan haar omzet. Zij is in zeer belangrijke mate afhankelijk van de omzet die zij in de maanden november en december 2010 genereert. Indien zij die zal moeten missen komt zij in financiële problemen.
2.4. Gedaagden voeren gemotiveerd verweer. Op dit verweer wordt, voorzover relevant, bij de beoordeling ingegaan.
3.De beoordeling
3.1. Gedaagden stellen zich op het standpunt dat eiseres niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering jegens [gedaagde2], nu het alleen [gedaagde1] is die een éénmanszaak voert onder de handelsnaam Fotostudio Valkenburg.
Dit verweer slaagt. Naar verluid de dagvaarding heeft eiseres gedaagden: “ieder voor zich of gezamenlijk handelend onder de naam Fotostudio Valkenburg (….)” gedagvaard. Gedaagden stellen zich terecht op het standpunt dat eiseres zich in het Handelsregister van de rechtsvorm: “eenmanszaak” had kunnen vergewissen alvorens de dagvaarding op te stellen (een uittreksel van het Handelsregister is door gedaagden in het geding gebracht) en stellen verder dat [gedaagde2], waarmee [gedaagde1] een relatie heeft en samenwoont, bij [gedaagde1] in de zaak werkt. [gedaagde2] zou echter niet degene zijn die de handelsnaam voert en zij zou feitelijk niets te maken hebben met de website die op [gedaagde1]s naam staat en door hem wordt beheerd. Eiseres stelt hier ter zitting tegenover dat gedaagden een soort “onderhandse maatschap” zouden voeren.
Deze stelling maakt zij echter geenszins aannemelijk, nu zij deze op geen enkele wijze onderbouwt.
Eiseres heeft nog aangevoerd, maar eerst nadat gedaagden de vaststellingsovereenkomst van 26 februari 2010 in het geding hebben gebracht, dat [gedaagde2] deze vaststellingsovereenkomst mede heeft ondertekend en dus op die grondslag in rechte aangesproken kan worden. Ook dit verweer kan niet slagen. Immers ook al heeft [gedaagde2] de vaststellingsovereenkomst mede ondertekend, zij kan alleen aangesproken worden tot nakoming van díe afspraken waartoe zij krachtens de overeenkomst gehouden is. Niet is vast komen te staan dat afspraken met betrekking tot de handelsnaam van de door [gedaagde1] gevoerde eenmanszaak en het beheren van de website waarvan de domeinnaam op naam van [gedaagde1] staat, daaronder vallen. Nu door eiseres geen andere grondslag is gesteld, noch anderszins is gebleken van een vordering jegens [gedaagde2] in persoon, zal zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen jegens [gedaagde2] en tevens worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde2].
3.2. In geding zijn aldus uitsluitend nog de vorderingen van eiseres jegens [gedaagde1].
3.3. [gedaagde1] wordt niet gevolgd in zijn betoog dat eiseres spoedeisend belang ontbeert, nu de door haar opgeworpen financiële gronden zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt - geen spoedeisendheid opleveren.
Dit verweer slaagt niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt het spoedeisend belang reeds genoegzaam uit de stellingen van eiseres dat er sprake is van schending van de Handelsnaamwet en dat er, als gevolg van de gedragingen van [gedaagde1], die verband houden met of gerelateerd kunnen worden aan haar handelsnaam, verwarring te duchten is onder haar bestaande en potentiële klanten.
3.4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het gevorderde alleen dán kan worden toegewezen indien waarschijnlijk of voldoende aannemelijk is, dat deze vorderingen ook door de bodemrechter zullen worden gehonoreerd en overweegt in dat verband het hierna volgende.
3.5. Eiseres baseert haar vorderingen op het vonnis van 6 maart 2009, waarvan zij de inhoud als integraal herhaald en ingelast beschouwd. [gedaagde1] brengt daarentegen de vaststellingsovereenkomst van 26 februari 2010 in het geding en voert als verweer dat eiseres de voorzieningenrechter onvolledig informeert door haar stellingen louter te baseren op het vonnis van 6 maart 2009 en aldus voorbij te gaan aan deze vaststellingsovereenkomst, waarin duidelijke afspraken zijn gemaakt omtrent het gebruik door [gedaagde1] van de namen: “Fotostudio Valkenburg” en “[[X]] [gedaagde1]”.
3.6. Voor zover thans van belang luidt de vaststellingsovereenkomst als volgt:
“Artikel 2. Concurrentie door [gedaagde1] c.s.
Partijen erkennen en stellen vast dat het [gedaagde1] c.s. is toegestaan met Fotostudio A.B. te concurreren door exploitatie van een (hun) fotostudio in Valkenburg.
Artikel 3. (Handels-)namen
1. Partijen erkennen en stellen vast dat het [gedaagde1] c.s. is toegestaan hun onderneming te drijven onder de handelsnaam Fotostudio Valkenburg.
2. Partijen erkennen dat [gedaagde1] is toegestaan zijn eigen roepnaam ([[X]] [gedaagde1]) in de meest brede zin te gebruiken, dus ook in interviews en advertenties.
3.7. Eiseres gaat, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, niet in op de stellingen van [gedaagde1] dat zij, Fotostudio A.B., gehouden is de afspraken in de vaststellingsovereenkomst, omtrent de toegestane concurrentie en het gebruik van (handels-)namen na te komen en dat nakoming tevens inhoudt dat zij [gedaagde1] niet aanspreekt op het gebruik van de namen die partijen in de overeenkomst expliciet hebben geaccordeerd. Tegenover deze concrete stellingen van [gedaagde1] maakt eiseres, zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt -, onvoldoende aannemelijk dat ook een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat zij niet gehouden is aan deze overeenkomst en dat partijen nog altijd volledig gebonden zijn aan het vonnis van 6 maart 2009.
3.8. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter de primaire vordering onder 1 afwijzen.
3.9. In verband met de primaire vordering onder 2 is van belang of, zoals eiseres opwerpt, [gedaagde1] haar op ongeoorloofde wijze beconcurreert.
3.10. Volgens eiseres is dit het geval. Eiseres stelt, meer concreet, dat [gedaagde1] op onrechtmatige wijze verwijst naar Fotostudio A.B. op zijn website en in zijn advertenties. De gestelde verwijzingen in advertenties worden op geen enkele wijze nader onderbouwd, zodat de gevraagde voorziening in zoverre zal worden afgewezen.
3.11. Eiseres verwijst verder naar de website van [gedaagde1]: www.fotostudiovalkenburg.nl. en citeert een aantal door haar gewraakte passages in zowel de dagvaarding als de pleitnota op de pagina’s: 4, 5, 6 en 7. De voorzieningenrechter heeft de website geraadpleegd en uit eigen waarneming, op 25 november 2010, vastgesteld dat [gedaagde1] (in de onder 2.2. weergegeven tekst) zijn initialen A.B. in combinatie met zijn eigennaam als volgt gebruikt: “A[gedaagde1]”. Nu eiseres met handelsnaam Fotostudio A.B. en [gedaagde1] met handelsnaam Fotostudio Valkenburg opereren binnen dezelfde markt en binnen dezelfde sectoren en in dezelfde plaats, terwijl [gedaagde1] op zijn website op deze wijze aanhaakt bij de handelsnaam Fotostudio A.B. gaat daarvan de suggestie uit dat klanten van Fotostudio A.B. ook terecht kunnen bij Fotostudio Valkenburg. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat er daardoor sprake is van verwarring- danwel associatiegevaar bij ten minste een deel van het relevante publiek van partijen, waardoor klanten die bewust voor Fotostudio A.B. willen kiezen in de waan worden gebracht dat zij bij Fotostudio Valkenburg aan het goede adres zijn. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde1] met deze wijze van gebruik van zijn eigennaam: “A[gedaagde1]”, Fotostudio A.B. op ongeoorloofde wijze beconcurreert, zodat hij dit gebruik dient te staken en gestaakt te houden, zoals hierna in het dictum is bepaald.
3.12. Eiseres komt voorts op tegen de verwijzingen op de website van [gedaagde1] naar de “Cauberg” en “Brunssum”, “Maastricht”en “Nieuwe naam” waarin [gedaagde1] suggereert dat Fotostudio A.B. zou zijn verhuisd.
De voorzieningenrechter stelt eiseres gedeeltelijk in het gelijk. [gedaagde1] geeft inderdaad veelvuldig aan dat hij niet meer aan de Cauberg gevestigd is maar:
•“voortaan alleen naast de Aldi in Valkenburg;
•“Wij zitten niet meer in het centrum, maar alleen naast de Aldi”;
•“voortaan naast de Aldi supermarkt en niet meer in het centrum”;
•“zit voortaan alléén naast de Aldi en nergens anders, ook niet meer aan de Cauberg” en op de vraag: “Zitten jullie ook elders met een fotostudio?” het antwoord:
•“Nee, je kunt niet op twee plaatsen tegelijk fotograferen.”
Eiseres maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat [gedaagde1] met deze tekst suggereert dat Fotostudio A.B. als zodanig is verhuisd naar een nieuwe locatie, waar Fotostudio Valkenburg is gevestigd. Ook langs deze weg kunnen (potentiële) klanten van Fotostudio A.B. in de waan worden gebracht dat zij zich tot Fotostudio Valkenburg dienen te wenden.
3.13. [gedaagde1] verweert zich door te stellen dat hij zich genoodzaakt ziet om zijn huidige verblijfplaats te koppelen aan zijn vorige vestigingsplaats, nu eiseres zijn klanten, dat wil zeggen klanten die bewust kiezen voor [[X]] [gedaagde1], die zich bij haar melden, niet naar hem doorverwijst.
Partijen staan in deze lijnrecht tegenover elkaar. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het [gedaagde1] vrijstaat op zijn website aan te geven waar hij gevestigd is en dat hij niet in Brunssum zit en ook niet in Maastricht, daarmee des te duidelijker makend dat hij een ander is dan (onder meer) Fotostudio A.B. (die een vestiging heeft in Brunssum). Bovendien mag hij zijn nieuwe naam: “Fotostudio Valkenburg” introduceren; de vaststellingsovereenkomst staat hem dat uitdrukkelijk toe. Echter, vanwege de suggestie dat er sprake zou van een verhuizing van Fotostudio A.B. naar de locatie van Fotostudio Valkenburg, dient [gedaagde1] uitlatingen als in 3.12 achterwege te laten.
3.14. De voorzieningenrechter zal [gedaagde1] dan ook verbieden op de website de naam: “A[gedaagde1]” te voeren. Tevens zullen de, onder 3.12 genoemde, verwijzingen worden verboden en zal [gedaagde1] worden verboden teksten van dezelfde aard en strekking op zijn website te bezigen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,-- per verbod en per tekstregel per dag dat [gedaagde1] daarmee doorgaat, ingaande twee dagen na de dag van betekening van dit vonnis, waarbij de dwangsommen zullen worden gemaximeerd, zoals hierna in het dictum is bepaald.
3.15. De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat eiseres in haar vordering jegens [gedaagde2] niet-ontvankelijk is en zal worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde2], te weten: € 255,--aan vastrecht. De vordering jegens [gedaagde1] wordt gedeeltelijk toegewezen zoals hierna in het dictum is bepaald, onder afwijzing van het meer of anders gevorderde.
Nu zowel eiseres als [gedaagde1] gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.
4.De beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens [gedaagde2];
veroordeelt eiseres in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde2] tot aan dit vonnis gerezen en begroot op € 255,-- aan vast recht;
verbiedt [gedaagde1] op de website www.fotostudiovalkenburg.nl: de naam “A[gedaagde1]” te voeren op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag dat hij dit verbod niet naleeft, ingaande twee dagen na de dag van betekening van dit vonnis en voortdurende tot de dag dat [gedaagde1] dit verbod niet meer overtreedt, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 50.000,--;
verbiedt [gedaagde1] de onder 3.12 aangegeven teksten dan wel teksten van dezelfde aard en strekking op de website www.fotostudiovalkenburg.nl te bezigen op straffe van een dwangsom van € 250,-- per tekstregel per dag dat hij dit verbod niet naleeft, ingaande twee dagen na de dag van betekening van dit vonnis en voortdurende tot de dag dat [gedaagde1] dit verbod niet meer overtreedt, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van
€ 500.000,--;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de meer of anders gevorderde voorzieningen;
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat eiseres en [gedaagde1] de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
EvdP