ECLI:NL:RBMAA:2010:BO7628
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van achterstallige huurpenningen voor bedrijfsruimte en inrichting
In deze zaak vorderde eiseres, vertegenwoordigd door haar directeur mevrouw H. Frijns en gemachtigde mr. W.C.G.J. Sterk, betaling van achterstallige huurpenningen van gedaagde, die bedrijfsruimte en inrichting huurde. De huurovereenkomst was aangegaan voor een huurprijs van € 2.250,84 per maand voor de opstallen en € 1.500,00 voor de inrichting. Eiseres stelde dat gedaagde sinds maart 2009 geen huur meer had betaald voor de inrichting en sinds juli 2009 voor de opstallen. Eiseres vorderde een totaalbedrag van € 74.092,49, maar beperkte haar vordering in kort geding tot een saldobedrag van € 23.337,68, gecorrigeerd met een aftrek voor onderhoudskosten en andere lasten.
Gedaagde, vertegenwoordigd door haar directeur en gemachtigde mr. G.J.A.F. Beulen, betwistte de vordering en voerde aan dat zij noodgedwongen onderhoud had moeten plegen aan het gehuurde, omdat eiseres geen actie had ondernomen. Gedaagde stelde dat zij recht had op verrekening van de kosten voor het onderhoud en andere uitgaven die zij had gedaan. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat zij had erkend te zijn gestopt met het betalen van de huur zonder eiseres hierover in kennis te stellen.
De kantonrechter benadrukte dat in kort geding slechts een voorlopig oordeel kan worden gegeven en dat de procedure niet geschikt is voor uitgebreid feitenonderzoek. De rechter oordeelde dat gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor haar verweer en dat de vordering van eiseres aannemelijk was. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot betaling van het saldobedrag van € 22.203,68 en de proceskosten, die op € 753,89 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.