ECLI:NL:RBMAA:2010:BO7027

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
340453 CV EXPL 09-5552
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor schade door verkeersongeval tijdens werkgerelateerde reis

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 1 december 2010, staat de aansprakelijkheid van de werkgever centraal naar aanleiding van een verkeersongeval dat de eiseres, een administratief medewerkster, op 6 juli 2004 overkwam. Eiseres werkte op uitzendbasis voor Randstad Nederland B.V. en was op het moment van het ongeval onderweg van haar ochtendwerkplek in Brunssum naar haar middagwerkplek in Hoensbroek. De afstand tussen deze locaties bedroeg 3,8 kilometer en eiseres had haar werkzaamheden in Brunssum om 12.15 uur afgerond, met een starttijd in Hoensbroek om 13.00 uur. Tijdens deze reis op haar fiets raakte zij betrokken bij een eenzijdig verkeersongeval, waarbij zij letsel opliep en schade leed.

Eiseres vorderde in deze procedure dat de werkgever aansprakelijk werd gesteld voor de schade die zij had geleden als gevolg van het ongeval. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever op grond van artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is om zich als een goed werkgever te gedragen, wat onder andere inhoudt dat hij moet zorgen voor een behoorlijke verzekering van werknemers die risico lopen op schade tijdens het werk. De kantonrechter concludeerde dat er een functioneel verband bestond tussen het werk van eiseres en haar reis van de ene werkplek naar de andere, waardoor het ongeval als werkgerelateerd kon worden beschouwd.

De kantonrechter wees het verweer van de werkgever af, dat stelde dat de reistijd niet als werktijd gold. De rechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden van de zaak, de fietstocht als 'werk-werkverkeer' moest worden beschouwd. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor verdere akten van beide partijen, waarbij de mogelijkheid tot hoger beroep werd opengehouden. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van werkgevers en de noodzaak van adequate verzekeringen voor werknemers die zich in het verkeer begeven tijdens werkgerelateerde activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
rolno: 09-5552
zaakno: 340454
typ: MO
coll:
Vonnis van de kantonrechter d.d. 1 december 2010
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres
gemachtigde: mr. D.S.G. Lie te Heerlen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Randstad Nederland B.V., gevestigd te 1112 TC Diemen aan de Diemermere 25, alsmede gevestigd te 6411 HH Heerlen aan de Doctor Poelsstraat 8,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.C. Knijp te Rotterdam.
1. Het verdere verloop van de procedure
Bij tussenvonnis van 17 februari 2010 is een comparitie van partijen gelast.
Die comparitie heeft op 19 april 2010 plaatsgevonden.
Van het daar verhandelde is proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
Beide partijen hebben vervolgens op 19 mei 2010 bij akte producties in het geding gebracht.
Daarna heeft gedaagde nog een antwoordakte genomen op 7 juli 2010.
Eiseres nam een antwoordakte op 27 oktober 2010, zich daarbij beroepend op een niet eerder overlegde produc-tie.
Ten slotte is de dag van uitspraak van het vonnis bepaald op heden.
Voor zover de kantonrechter bekend heeft thans gedaagde overigens nog niet Stichting Meander Groep Zuid-Limburg in vrijwaring opgeroepen.
2. Het geschil
2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet voldoende gemotiveerd betwist, staat, mede aan de hand van over-gelegde bewijsstukken, voor de kantonrechter het volgende vast, als achtergrond van het geschil:
a) Eiseres heeft vanaf 2001 op uitzendbasis als administratief medewerkster gewerkt bij Zorggroep Thuis (de rechtsvoorganger van Stichting Meandergroep Zuid-Limburg).
b) Eiseres was op basis van een uitzendovereenkomst formeel in dienst bij gedaagde.
c) Op sommige dagen werkte eiseres maar één dagdeel, op één locatie van Zorggroep Thuis. Op andere dagen werkte ze één dagdeel op de ene locatie en het volgende dagdeel op een andere locatie van Zorg-groep Thuis.
d) Eiseres kreeg een vergoeding uitbetaald voor de kosten die ze maakte voor het reizen van de ene locatie naar de andere.
e) Op 6 juli 2004 heeft eiseres een eenzijdig verkeersongeval met haar fiets opgelopen, toen zij als deel-nemer aan het wegverkeer op weg was van de vestiging van Zorggroep Thuis in Brunssum (haar och-tendwerkplek) naar de vestiging van Zorggroep Thuis te Hoensbroek (haar middagwerkplek).
f) Op die dag, 6 juli 2004, had eiseres haar werk in Brunssum afgerond op 12.15 uur. Zij diende met haar werk in Hoensbroek te beginnen om 13.00 uur.
g) De afstand tussen deze twee werkplekken bedraagt 3,8 kilometer.
h) Eiseres heeft door het ongeval letsel opgelopen en schade geleden.
2.2. Op basis van artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vordert eiseres:
- dat voor recht wordt verklaard dat gedaagde aansprakelijk is voor de door eiseres geleden en nog te lij-den schade, voortvloeiende uit het haar overkomen verkeersongeval van 6 juli 2004;
- dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan eiseres, nader op te maken bij staat;
- dat gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.3. Gedaagde heeft verweer gevoerd, waarop hieronder, voor zover nodig, zal worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Gedaagde was op 6 juli 2004 formeel de werkgever van eiseres.
3.2. In artikel 7:611 BW is neergelegd dat een werkgever verplicht is om zich als een goed werkgever te gedra-gen.
3.3. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad leidt de kantonrechter af dat die verplichting onder meer inhoudt dat een werkgever moet zorgen voor een behoorlijke verzekering van werknemers wier werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als deelnemers aan het wegverkeer betrokken raken bij een verkeersongeval, voor zover er een behoorlijke verzekering tegen een betaalbare premie voorhanden is die dekking biedt voor de betreffende schade. Wanneer zo’n verzekering voorhanden is maar de werkgever zo’n verzekering niet heeft afgesloten, is de werkgever in de nakoming van die hierboven aangeduide zorgplicht tekortgeschoten en is hij jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade, die de werknemer als gevolg van die tekortkoming heeft geleden.
3.4. Het verweer van gedaagde komt erop neer, sterk samengevat, dat:
a) de reistijd van eiseres niet als werktijd gold en dat eiseres de schade (dus) niet heeft geleden in de uitoe-fening van haar werkzaamheden;
b) er in 2004 voor gedaagde, voor zover de schade wél zou zijn geleden in de uitoefening van werkzaam-heden, geen behoorlijke verzekering tegen een betaalbare premie voorhanden was ter dekking van de schade die eiseres als gevolg van het haar met de fiets overkomen eenzijdige ongeval heeft geleden.
3.5. Het verweer sub a) wordt gepasseerd. De kantonrechter meent dat in het midden kan worden gelaten of de reistijd in dit geval nu wél of niet als werktijd betaald werd of had moeten worden. Met de gemachtigde van eiseres oordeelt de kantonrechter dat er in dit geval op 6 juli 2004, gelet op alle omstandigheden, zoals hierbo-ven ad 2.1. geschetst, sprake was van een functioneel verband tussen werk en het reizen van de ochtendwerk-plek naar de middagwerkplek en dat de fietstocht van de ene naar de andere plek als “werk-werkverkeer” moest worden beschouwd.
3.6. Met name de combinatie van de volgende factoren:
- het werken op- en reizen van/naar verschillende werkplekken bij dezelfde instelling (Zorggroep Thuis);
- de behoorlijke afstand tussen de werkplekken op 6 juli 2004;
- de betrekkelijk korte tijd om die afstand toen per fiets te overbruggen,
is van doorslaggevend belang bij die beslissing.
3.7. Voorstelbaar is dat de beoordeling anders zou zijn uitgevallen indien het was gegaan om reizen van een werkplek bij instelling A naar een andere werkplek, bij een andere instelling B. Of als er meer tijd zou hebben gezeten tussen het einde op de ochtendwerkplek bij instelling A en het begin op de middagwerkplek bij instel-ling A, waarbij bijvoorbeeld eiseres genoeg tijd zou hebben gehad en zou hebben genomen om nog even langs huis te gaan, boodschappen te doen o.i.d. Dan zou wellicht gezegd kunnen worden dat het fietsongeval in de privé-sfeer was gebeurd…………….Maar in dit geval lag dat dus anders, met de uitkomst als hiervoor onder 3.5. geschetst.
3.8. Het verweer sub b) kan de kantonrechter echter zonder nader deskundigenonderzoek niet inhoudelijk be-oordelen.
3.9. De kantonrechter zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de persoon van de deskundi-ge(n) en de vraagstelling. De kantonrechter is overigens voornemens het voorschot van de deskundige(n) ten laste van gedaagde te brengen.
3.10. Gelet op de aard van de zaak en gelet op de al genomen “werk-werkverkeer-beslissing” zal de kantonrech-ter bepalen dat partijen nu al hoger beroep van dit tussenvonnis kunnen instellen.
4. De beslissing:
De kantonrechter:
Verwijst de zaak naar de rol van 29 december 2010 voor akte aan de zijde van beide partijen, als hiervoor aan-gegeven.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Bepaalt dat van dit tussenvonnis hoger beroep kan worden ingesteld.
Aldus gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in te-genwoordigheid van de griffier.