4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het strafbare feit moord op.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
4.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit verdachte gedeeltelijk kan worden toegerekend, omdat verdachte weloverwogen heeft gehandeld.
4.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, verwijzend naar de inhoud van het door het Pieter Baan Centrum te Utrecht omtrent de persoon van verdachte opgemaakt rapport en het in dat rapport gegeven advies, zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaarheid was ten tijde van het feit.
4.2.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter observatie verbleven in het “Pieter Baan Centrum”, Psychiatrische Observatiekliniek, te Utrecht. Door M.D. van Ekeren, psychiater, en A.G.M. Weenink, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, is een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek hebben genoemde psychiater en psycholoog een rapport, gedateerd 11 augustus 2010, opgemaakt.
In dit rapport komen beiden tot de conclusie dat bij verdachte thans sprake is van een ernstige depressie welke gekenmerkt wordt door een ernstig sombere stemming, psychomotore remming, ernstige slaapproblemen, (zich thans weer herstellend) gewichtsverlies, initiatiefarmoede, angst, spanning, vermoeidheid, concentratieproblemen, terugtrekgedrag, waarbij een normaal sociaal functioneren onmogelijk is. Daar waar verdachte na zijn pensionering een depressief gekleurde aanpassingsreactie ontwikkelde, die verslechterde in 2007, sloeg deze om in een depressie in de loop van 2009. In het najaar van 2009 nam deze depressie ernstige vormen aan, waarbij zich bovendien een ernstig psychotisch beeld ontwikkelde met akoestische hallucinaties (hij hoorde stemmen, die voordat het tenlastegelegde plaats had niet nader omschreven waren), visuele hallucinaties (hij zag vlooien en kleine beestjes) en geurhallucinaties. Voorts was er sprake van uitgebreide bij de depressie passende – zogenoemde stemmingscongruente – wanen, in de vorm van nihilistische wanen (het gevoel niets waard te zijn, niets meer te hebben, niets voor te stellen, altijd slecht te hebben gefunctioneerd) en wanen een ernstige terminale ziekte te hebben en ernstige schulden te hebben. Ook ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit was bij verdachte sprake van een ernstige depressie met stemmingscongruente psychotische kenmerken.
Voorts wordt door beiden opgemerkt dat in de weken voorafgaand aan het plegen van het feit verdachte meer suïcidale gedachten kreeg en dat voorts geldt dat sprake was van een toename van wanhoop en onrust, vooral in de dagen voorafgaande aan het feit. Een plotselinge verergering van deze agitatie, wanhoop en onrust, wordt door verdachtes moeder en dochters de dag voor het feit gerapporteerd. Van deze plotselinge en heftige toename van de agitatie is sprake gedurende het tenlastegelegde feit en in deze heftige agitatie moet afgaande op heteroanamnestische gegevens een zogenoemde ‘raptus melancholicus’ zijn ontstaan, een toestand die kan optreden bij zeer ernstige depressies en die te kenschetsen is als een alles omvattende stormachtige kolkende, heftige paniek, vermengd met wanhoop, maximaal gedesintegreerd en gefragmenteerd psychotisch denken en heftige ontreddering, extreme onrust, suïcidedrang en prikkelbaarheid. Het is juist deze allesomvattende agitatie, waarbij in de extreme psychotische defragmentatie nog elk extern realiteitstoetsingskader ontbrak, die de drijfveer tot het tenlastegelegde vormde. In het vele steken van zijn vrouw ontlaadt verdachte zich dusdanig dat de innerlijke storm raakt uitgewoed.
Wat betreft de toerekeningsvatbaarheid adviseren genoemde psychiater en psycholoog om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten voor het plegen van het tenlastegelegde.