ECLI:NL:RBMAA:2010:BO6490

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700155-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Volledig ontoerekeningsvatbaar verklaarde verdachte na moord op echtgenote, plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote heeft vermoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gedurende een ernstige depressie, volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. De verdachte heeft zijn vrouw in de nacht van 9 op 10 maart 2010 met dertien messteken om het leven gebracht. Tijdens de zitting heeft de psychiater M.D. van Ekeren verklaard dat de verdachte in een toestand van heftige paniek en wanhoop verkeerde, wat leidde tot zijn gewelddadige handelen. De rechtbank heeft de conclusie van het rapport van het Pieter Baan Centrum overgenomen, waarin werd gesteld dat de verdachte niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is en hem heeft ontslagen van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan is de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het delict en de noodzaak voor behandeling van de verdachte, die nog steeds lijdt aan een ernstige depressie. De rechtbank heeft benadrukt dat de moord een grote impact heeft gehad op de betrokkenen, waaronder de kinderen en kleinkinderen van de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de kans op herhaling van dergelijk gedrag laag wordt ingeschat, mits de verdachte adequate behandeling ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700155-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 december 2010
in de strafzaak tegen:
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
wonende te [Adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in Penitentiair Psychiatrisch Centrum “Overmaze” te Maastricht.
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 november 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 9 maart 2010 tot en met 10 maart 2010 in de gemeente Maastricht opzettelijk en met voorbedachten rade, te weten opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, [Naam slachtoffer] heeft doodgestoken.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde bewezen. Verdachte heeft immers bekend dat hij zijn echtgenote, [Naam slachtoffer], heeft vermoord.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [Naam slachtoffer] met voorbedachten rade heeft doodgestoken, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 november 2010, inhoudend dat hij in de nacht van 9 op 10 maart 2010 in hun woning zijn echtgenote [Naam slachtoffer] met 13 messteken om het leven heeft gebracht;
- het rapport van arts en patholoog P.M.I. van Driessche van het Nederlands Forensisch Instituut, waaruit volgt dat bij sectie op het lichaam van [Naam slachtoffer], geboren op [Geboortedatum slachtoffer], gebleken is dat het intreden van de dood wordt verklaard door orgaanschade aan het hart ten gevolge van meerdere steekletsels.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 9 maart 2010 tot en met 10 maart 2010 in de gemeente Maastricht opzettelijk en met voorbedachten rade, te weten opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, [Naam slachtoffer] heeft doodgestoken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het strafbare feit moord op.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
4.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit verdachte gedeeltelijk kan worden toegerekend, omdat verdachte weloverwogen heeft gehandeld.
4.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, verwijzend naar de inhoud van het door het Pieter Baan Centrum te Utrecht omtrent de persoon van verdachte opgemaakt rapport en het in dat rapport gegeven advies, zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaarheid was ten tijde van het feit.
4.2.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter observatie verbleven in het “Pieter Baan Centrum”, Psychiatrische Observatiekliniek, te Utrecht. Door M.D. van Ekeren, psychiater, en A.G.M. Weenink, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, is een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek hebben genoemde psychiater en psycholoog een rapport, gedateerd 11 augustus 2010, opgemaakt.
In dit rapport komen beiden tot de conclusie dat bij verdachte thans sprake is van een ernstige depressie welke gekenmerkt wordt door een ernstig sombere stemming, psychomotore remming, ernstige slaapproblemen, (zich thans weer herstellend) gewichtsverlies, initiatiefarmoede, angst, spanning, vermoeidheid, concentratieproblemen, terugtrekgedrag, waarbij een normaal sociaal functioneren onmogelijk is. Daar waar verdachte na zijn pensionering een depressief gekleurde aanpassingsreactie ontwikkelde, die verslechterde in 2007, sloeg deze om in een depressie in de loop van 2009. In het najaar van 2009 nam deze depressie ernstige vormen aan, waarbij zich bovendien een ernstig psychotisch beeld ontwikkelde met akoestische hallucinaties (hij hoorde stemmen, die voordat het tenlastegelegde plaats had niet nader omschreven waren), visuele hallucinaties (hij zag vlooien en kleine beestjes) en geurhallucinaties. Voorts was er sprake van uitgebreide bij de depressie passende – zogenoemde stemmingscongruente – wanen, in de vorm van nihilistische wanen (het gevoel niets waard te zijn, niets meer te hebben, niets voor te stellen, altijd slecht te hebben gefunctioneerd) en wanen een ernstige terminale ziekte te hebben en ernstige schulden te hebben. Ook ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit was bij verdachte sprake van een ernstige depressie met stemmingscongruente psychotische kenmerken.
Voorts wordt door beiden opgemerkt dat in de weken voorafgaand aan het plegen van het feit verdachte meer suïcidale gedachten kreeg en dat voorts geldt dat sprake was van een toename van wanhoop en onrust, vooral in de dagen voorafgaande aan het feit. Een plotselinge verergering van deze agitatie, wanhoop en onrust, wordt door verdachtes moeder en dochters de dag voor het feit gerapporteerd. Van deze plotselinge en heftige toename van de agitatie is sprake gedurende het tenlastegelegde feit en in deze heftige agitatie moet afgaande op heteroanamnestische gegevens een zogenoemde ‘raptus melancholicus’ zijn ontstaan, een toestand die kan optreden bij zeer ernstige depressies en die te kenschetsen is als een alles omvattende stormachtige kolkende, heftige paniek, vermengd met wanhoop, maximaal gedesintegreerd en gefragmenteerd psychotisch denken en heftige ontreddering, extreme onrust, suïcidedrang en prikkelbaarheid. Het is juist deze allesomvattende agitatie, waarbij in de extreme psychotische defragmentatie nog elk extern realiteitstoetsingskader ontbrak, die de drijfveer tot het tenlastegelegde vormde. In het vele steken van zijn vrouw ontlaadt verdachte zich dusdanig dat de innerlijke storm raakt uitgewoed.
Wat betreft de toerekeningsvatbaarheid adviseren genoemde psychiater en psycholoog om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten voor het plegen van het tenlastegelegde.
Ter terechtzitting heeft M.D. van Ekeren een toelichting gegeven bij het rapport. Daarbij heeft deze onder meer opgemerkt dat – in woorden en weergave van de rechtbank – verdachte gedurende zijn depressie zijn grip op de werkelijkheid verloor en ingesloten raakte in een leefwereld van wanhopige emoties. In die leefwereld, waarin er sprake is van een geheel eigen realiteit, een die volkomen anders is dan de leefwereld van hen om verdachte heen, kunnen de wanhopige emoties nog eens (extra) aangejaagd worden. Deze aanjagingen treden onverwacht op en leiden tot agressieve uitbarstingen. Zo ook in het onderhavige geval. Er is een allesomvattende toestand van heftige paniek ontstaan, die verwerd tot een wanhoopssituatie, waarin verdachte, in een draaikolk van emoties en stemmingen, werd aangejaagd tot het tenlastegelegde, agressieve, handelen.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare. Gelet op de inhoud van dit rapport en de door Van Ekeren afgelegde verklaring ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is ten aanzien van het bewezenverklaarde.
Het juister zijn van enige andere conclusie, waaronder begrepen moet worden een gedeeltelijke toerekeningsvatbaarheid, is uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden. Met de officier van justitie kan gesteld worden dat verdachte weloverwogen gehandeld heeft, maar hij heeft zulks naar het oordeel van de rechtbank gedaan vanuit een volstrekt irreëel realiteitsbesef.
De verdachte is, gegeven de volledige ontoerekeningsvatbaarheid, niet strafbaar en zal ontslagen worden van alle rechtsvervolging.
5 De maatregel
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling, met bevel tot verpleging van overheidswege, op te leggen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis slechts geldt voor een termijn van één jaar en de officier van justitie wil – gelet op de ernst van dit feit, het beredeneerde gedrag van verdachte en gelet op het gevaarcriterium – in het belang van de veiligheid van anderen ook na een jaar nog kunnen toetsen of bij verdachte sprake is van recidivegevaar.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, verwijzend naar de inhoud van het door het Pieter Baan Centrum omtrent de persoon van verdachte opgemaakt rapport en overeenkomstig het in dat rapport gegeven advies, aan verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen. Er is immers geen sprake van een persoonlijkheidsstoornis, maar van een tijdelijke depressie, die met goede behandeling en medicatie kan worden behandeld. Verdachte heeft, aldus de raadsman, steeds goed meegewerkt en dat zal hij blijven doen en hij wordt bovendien gesteund door zijn familie.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in een stormachtige kolk van heftige paniek, wanhoop, maximaal gedesintegreerd en gefragmenteerd psychotisch denken, heftige ontreddering, extreme onrust, suïcidedrang en prikkelbaarheid zijn vrouw van het leven beroofd. Hij wilde, nu hij geen uitweg meer zag voor de door hem ingebeelde, volstrekt irreële problemen, samen met haar uit het leven stappen. In het doden van zijn vrouw ebde echter ook de stormachtige kolk weg, waardoor verdachte de kracht en drang verloor om zich zijn eigen leven te benemen.
Het moge duidelijk zijn dat de moord een grote, blijvende impact op velen heeft gehad. Niet alleen, en in de eerste plaats, op verdachte zelf die nu langzaamaan tot het besef komt dat hij zijn eigen vrouw om het leven heeft gebracht, maar ook op de kinderen en kleinkinderen van verdachte en het slachtoffer. Zij hebben immers moeten beleven dat hun vader en grootvader het leven nam van hun moeder en grootmoeder. Het leed wat onder hen teweeg is gebracht, is onuitsprekelijk.
Nu verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan hem voor deze moord geen gevangenisstraf worden opgelegd. Daar verdachte echter (nog) niet genezen is van zijn ernstige depressie en in deze depressie de kiem gelegen is van hetgeen zich in de nacht van 9 op 10 maart 2010 heeft voltrokken, acht de rechtbank het wel noodzakelijk om aan verdachte een maatregel op te leggen.
Bij het bepalen van de aard van deze maatregel, kortgezegd: plaatsing in een psychiatrische kliniek of terbeschikkingstelling, heeft de rechtbank acht geslagen op het reeds meermalen aangehaalde rapport van het Pieter Baan Centrum.
Dit rapport houdt onder meer in dat de beperkingen en kwetsbare kanten van de persoonlijkheid van verdachte nimmer een dusdanige omvang hebben bereikt dat gesproken kan worden van persoonlijkheidsproblematiek of van een persoonlijkheidsstoornis en dat thans, als gevolg van behandeling met medicatie sinds de detentie, geen sprake meer is van hallucinaties of wanen.
De kans op herhaling van een feit als het onderhavige kan, volgens het eerdergenoemde rapport, als laag worden ingeschat bij adequate behandeling – volgens protocol – van het huidige psychiatrisch beeld en continuering van behandeling en begeleiding. Wat betreft het recidiverisico is het beloop van het herstel van de depressieve stoornis van belang. In ogenschouw dient daarbij te worden genomen dat naast het herstel van de bestaande depressie ook nog rouw- en traumaverwerking aan de orde zal komen en dat deze factoren elkaar in negatieve zin zouden kunnen beïnvloeden, maar dit is niet geheel te voorspellen.
Door het multidisciplinair onderzoekend team van het Pieter Baan Centrum wordt geadviseerd om onderzochte vanuit gedragskundig oogpunt te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van een jaar.
De deskundige psychiater M.D. van Ekeren, voornoemd, heeft ter terechtzitting van 23 november 2010 nog omtrent de persoon van verdachte verklaard:
Bij verdachte is géén sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Verdachte is tot het delict gekomen omdat hij geen uitweg zag voor zijn problemen en hij zijn vrouw niet alleen (met schulden) wilde achterlaten. Verdachte is, gelet op zijn stoornis, nu met name voor zichzelf een gevaar en niet voor anderen. Bij herstel van een depressie speelt gebruik van medicatie een grote rol. De meeste depressies kunnen binnen een relatief kort tijdsbestek behandeld worden. Daarom wordt niet de maatregel van terbeschikkingstelling geadviseerd. Sinds de detentie is verdachte behandeld met medicatie en als gevolg van die behandeling is de depressie van verdachte nu al minder ernstig geworden. De depressie van verdachte is, ook rekening houdend met rouw- en traumaverwerking, in een psychiatrisch ziekenhuis goed te behandelen binnen een jaar. Daarom wordt een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis geadviseerd. De behandeling van verdachte kan zo nodig daarna een vervolg krijgen in het kader van de Wet BOPZ of begeleiding in het kader van de GGZ, waarbij gedacht kan worden aan een begeleide woonvorm.
Een en ander brengt de rechtbank tot de volgende overwegingen.
Het is in de ogen van de rechtbank ontegenzeggelijk waar dat verdachte jegens een ander het meest ernstige feit heeft begaan. De omstandigheden waaronder verdachte dit feit heeft kunnen begaan, zijn echter, zoals door de deskundige ter zitting uiteengezet, dusdanig specifiek, dat de kans dat deze omstandigheden zich weer voor zullen doen en verdachte dan wederom een ernstig feit zal plegen, gering moet worden geacht. Daarbij mag niet vergeten worden dat de omgeving van verdachte nu ook meer oplettend zal zijn op hem en de (geestelijke) toestand waarin hij zich bevindt en dat daarom aangenomen mag worden dat, in het voorkomende geval, er eerder en doortastender gereageerd zal worden op een eventueel psychisch afglijden van verdachte.
Nu verdachte met name nog een gevaar voor zichzelf vormt en niet voor anderen, dient hierop de maatregel afgestemd te zijn. Verdachte verschilt hiermee van hen bij wie terbeschikkingstelling een passende maatregel is.
Gegeven het gevaar dat verdachte voor zichzelf vormt en, om dit gevaar af te laten nemen, gegeven de noodzaak tot behandeling, is de rechtbank van oordeel – mede gelet op het bestaan van de mogelijkheid tot verdere behandeling van verdachte in het kader van de Wet BOPZ
en/of begeleiding in het kader van de GGZ – dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in het onderhavige geval de meest aangewezen en passende maatregel voor verdachte is.
De rechtbank zal dan ook de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis gelasten voor de duur van één jaar.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;
- verklaart verdachte daarvoor niet strafbaar;
- ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 december 2010.