ECLI:NL:RBMAA:2010:BO2899

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
30 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
154917/KG ZA 10-432
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over retentierecht en executieproblemen tussen RDH Maastricht B.V. en Hotel B.V.'s

In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht werd behandeld, ging het om een kort geding dat werd aangespannen door de besloten vennootschap RDH Maastricht B.V. tegen de Hotel B.V.'s en Fenix Consultants B.V. De aanleiding voor het kort geding was een executieprobleem dat zich voordeed bij de ontruiming van hotelpanden die door de Hotel B.V.'s van RDH waren gehuurd. De deurwaarder, mr. Plitscher, had zich op 29 september 2010 tot de voorzieningenrechter gewend op basis van artikel 438 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (WvBRv) omdat hij stuitte op een bezwaar van Fenix, die zich beroept op een retentierecht ten aanzien van de te ontruimen panden. RDH betwistte het bestaan van dit retentierecht en drong aan op voortzetting van de ontruiming.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 september 2010 werd duidelijk dat RDH de hotelpanden aan de Hotel B.V.'s had verhuurd, die op hun beurt Fenix opdracht hadden gegeven voor verbouwing en renovatie. Fenix had openstaande vorderingen op de Hotel B.V.'s, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het retentierecht van Fenix niet meer bestond, omdat de feitelijke heerschappij over de panden bij de Hotel B.V.'s lag. De voorzieningenrechter wees het verzoek van Fenix af en beval haar om de door haar aangebrachte belemmeringen op te heffen, zodat de deurwaarder zijn executie kon voortzetten.

Het vonnis, uitgesproken door mr. P.H.J. Frénay, verklaarde dat Fenix onmiddellijk moest overgaan tot het verwijderen van de belemmeringen en de deurwaarder toegang moest verlenen tot de panden. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk moest worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 154917 / KG ZA 10-432
Vonnis in kort geding van 30 september 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RDH MAASTRICHT B.V.,
gevestigd te Breda,
partij 1,
advocaat mr. P. van Mierlo te Amsterdam,
en
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOTEL BIGARRÉ & HOUSING B.V.,
gevestigd te Maastricht,
vertegenwoordigd door haar bestuurder de heer J.F.M. van Leendert,
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOTEL DANTE B.V.,
gevestigd te Maastricht,
vertegenwoordigd door haar bestuurder de heer J.F.M. van Leendert,
partijen 2 en 3,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FENIX CONSULTANTS BV,
gevestigd te Maastricht,
partij 4
advocaat mr. F. Hundscheid te Heerlen.
Partijen zullen hierna respectievelijk RDH, de Hotel BV’s en Fenix genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
-Het proces-verbaal d.d. 29 september 2010 van de executerende deurwaarder mr. Plitscher waarmee deze zich ex artikel 438 lid 4 WvBRv tot de voorzieningenrechter heeft gewend;
-De beslissing dagbepaling van de voorzieningenrechter met de instructie aan de deurwaarder om alle partijen daartoe op te roepen, althans daarvan in kennis te stellen;
-de mondelinge behandeling op 30 september 2010.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De beoordeling
2.1.In het kort komt de zaak op het volgende neer.
De deurwaarder mr. Plitscher die in opdracht van RDH bezig was met de executie van het kort geding vonnis d.d. 8 juli 2010 van de voorzieningenrechter gewezen tussen, voorzover van belang, RDH en de Hotel BV’s en waarin de ontruiming van de door de Hotel BV’s van RDH gehuurde panden was bevolen, heeft zich tot de voorzieningenrechter gewend op grond van artikel 438 lid 4 WvBRv. Bij de executie is de deurwaarder op een bezwaar gestuit namelijk op de aanwezigheid van partij Fenix bij de hotelpanden die zich beroept op een retentierecht ten aanzien van de te ontruimen hotelpanden en de deurwaarder de toegang tot die panden heeft geweigerd. Anderzijds dringt RDH er bij de deurwaarder op aan de ontruiming door te zetten omdat volgens haar er geen retentierecht van Fenix bestaat.
2.2.Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat van de volgende feiten kan worden uitgegaan. RDH heeft de hotelpanden aan de Hotel BV’s verhuurd. Met instemming van RDH hebben de Hotel BV’s aan Fenix opdracht gegeven tot verbouwing en renovatie van de hotelpanden. In een of meer andere procedures gevoerd of nog lopende tussen RDH en de Hotel BV’s hebben de laatsten zich op het standpunt gesteld dat de renovatie van de panden was afgerond en dat zij met de daadwerkelijke hotelexploitatie van de panden zijn begonnen. Fenix heeft uit hoofde van de door haar verrichte werkzaamheden openstaande vorderingen op beide Hotel BV’s ten minste in de orde van grootte van circa € 65.000,--
(Hotel Bigarré & Housing BV) en circa € 310.000,-- (Hotel Dante BV).
2.3.In verband met de in opdracht van RDH door de deurwaarder aangezegde ontruiming op 28 september 2010 om
13.30 uur en 14.30 uur is door de Hotel BV’s tegen RDH een kort geding gevoerd op 27 september 2010 om die ontruiming tegen te houden. Dat heeft geleid tot een afwijzend vonnis van de voorzieningenrechter op 28 september 2010 waardoor de deurwaarder met de aangezegde ontruiming op 28 september des middags verder is willen gaan.
2.4.Inmiddels hadden de Hotel BV’s uit eigen beweging de exploitatie van de hotelpanden feitelijk beëindigd en de panden ook feitelijk met hun hotelspullen ontruimd. Vervolgens heeft Fenix, die in de panden waarin die hotelexploitatie was beëindigd doende was met afrondende bouwwerkzaamheden, op zondag 26 september 2010 de toegang tot de hotelpanden en het hotelterrein met een of meer bouwhekken afgesloten, de ingangen afgesloten, de toegangsdeuren van eigen andere sloten voorzien, de panden voorzien van briefjes met de tekst “Hier oefent Fenix Consultants bv haar recht van retentie uit. Toegang voor onbevoegden verboden. Met vriendelijke groet [[xx]]”, alsmede iemand bij elke toegang gezet die de deurwaarder meedeelde dat hij niemand mocht toelaten tot de panden. Fenix heeft ter zitting gezegd voornemens te zijn geweest om te starten met de renovatie van een van de overige panden aan de [adres1] in opdracht van de betreffende Hotel BV (Hotel Bigarré & Housing BV).
2.5.In voornoemde feiten ligt besloten dat het destijds – vóórdat de Hotel BV’s in de hotelpanden zijn gekomen en de exploitatie van de hotels in die panden zijn gaan uitoefenen - eventueel door Fenix uit te oefenen retentierecht ten aanzien van die panden waarin zij de verbouwing en renovatie had uitgevoerd, is geëindigd doordat die hotelpanden weer in de macht zijn gekomen van de schuldenaars, zijnde de Hotel BV’s ofwel de huurders van die panden. Dat Fenix daarin gedurende die exploitatie door de Hotel BV’s nog afrondende bouwwerkzaamheden moest verrichten en daadwerkelijk heeft verricht tot het moment dat zij op zondag 26 september de feitelijke heerschappij over de panden is gaan uitoefenen, kan aan dit oordeel niet afdoen. De feitelijke heerschappij over die hotelpanden werd immers uitgeoefend door de exploiterende Hotel BV’s.
2.6.Daarmee is ook verworpen hetgeen ter zitting door Fenix nog naar voren is gebracht te weten dat haar retentierecht weer zou zijn ontstaan omdat zij die hotelpanden weer uit hoofde van dezelfde rechtsverhouding met de Hotel BV’s (de overeenkomst van aanneming van werk) onder zich heeft gekregen. Er kon met andere woorden – gezien de feiten – voor Fenix geen retentierecht meer ontstaan omdat zij die hotelpanden niet meer onder zich kon krijgen “iedere keer als zij een reparatie/renovatie uitvoerde” omdat de feitelijke heerschappij 24 uur per dag en 7 dagen per week in handen was gekomen en is gebleven van de Hotel BV’s.
2.7.Bij gebreke van een retentierecht aan de zijde van Fenix dient Fenix met onmiddellijke ingang de door haar aangebrachte feitelijke belemmeringen en dergelijke van de hotelpanden te beëindigen en de executerende deurwaarder direct toe te laten zodat de deurwaarder zijn opgeschorte executie van het betreffende kort geding-vonnis onmiddellijk kan hervatten.
2.8.De deurwaarder is uit hoofde van het kort geding-vonnis d.d. 8 juli 2010 bevoegd en gemachtigd om de executie voort te zetten en ter hand te nemen zonodig met behulp van de sterke arm.
3.De beslissing
De voorzieningenrechter:
Gebiedt Fenix om direct over te gaan tot het verwijderen en verwijderd houden van de in haar opdracht bij de hotelpanden postende personen, alsmede van de door haar aangebrachte (bouw)hekken, tekstbriefjes, eigen sloten, blokkades van toegang(en) en terrein(en) van de hotelpanden gelegen aan de St. [adres] te Maastricht en aan de [adres1] 5, 6, 7 en 8 te Maastricht, alsmede om de in opdracht van RDH executerende deurwaarder mr. Plitscher of een andere executerende deurwaarder direct toegang te geven tot bedoelde panden;
Verklaart dit vonnis – voorzover nodig - uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2010.?