ECLI:NL:RBMAA:2010:BO2486

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
394716 CV EXPL 10-9343
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming door afsluiting gasdoorvoer door verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 25 oktober 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een particuliere verhuurder en de huurder. De huurder, aangeduid als [eiseres], had een spoedeisend belang bij het herstel van de gasdoorvoer naar haar woning, die door de verhuurder, aangeduid als [gedaagde], tweemaal was afgesloten. De kantonrechter oordeelde dat het afsluiten van de gasdoorvoer door de verhuurder kwalificeert als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De toezegging van de verhuurder om in de toekomst de gasdoorvoer niet meer af te sluiten, bood onvoldoende zekerheid, vooral gezien de naderende koude periode. De kantonrechter baseerde zijn oordeel ook op de Regeling van de Minister van Economische Zaken, die het afsluiten van gaslevering aan kleinverbruikers in de wintermaanden verbiedt, tenzij er uitzonderingen zijn, wat hier niet het geval was.

De kantonrechter heeft de verhuurder veroordeeld om de gasdoorvoer tot 1 april 2011 niet meer af te sluiten, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per keer en per dag dat hij zich hier niet aan houdt, met een maximum van € 10.000,00. Daarnaast werd de verhuurder veroordeeld in de proceskosten van de huurder, die op dat moment waren begroot op € 598,93. De uitspraak werd gedaan in het kader van een kort geding, waarbij de kantonrechter benadrukte dat het slechts om een voorlopig oordeel ging, en dat de huurder voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij spoedeisend belang had bij haar vordering. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
zaakno: 394716 CV EXPL 10-9343
typ: YT
coll:
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 Rv d.d. 25 oktober 2010.
Inzake:
[eiseres],
wonende te [adres],
eiseres, verder te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. A.S. van Gans (toevoeging);
tegen:
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde, nader te noemen: [gedaagde],
verschenen in persoon.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[eiseres] heeft een dagvaarding en producties ingediend.
Ter mondelinge behandeling van 25 oktober 2010 hebben beide partijen hebben hun standpunten verder nog toegelicht. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.
De inhoud van opgemelde stukken geldt als hier ingelast.
Daarna is vonnis bepaald waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
HET GESCHIL EN DE GEVRAAGDE VOORZIENING
Tussen [eiseres] en [gedaagde] is een huurovereenkomst voor de woonruimte, staande en gelegen aan de [adres], gesloten. De maandelijkse huur is inclusief servicekosten. De doorvoer van gas vindt plaats via het onder de woonruimte gelegen winkelpand waardoor [gedaagde], eigenaar van het hele pand, bij machte is de gasdoorvoer af/ en aan te sluiten.
[gedaagde] heeft in de perioden [periode 1] en [periode 2] de gasdoorvoer naar [eiseres] afgesloten waardoor [eiseres] en haar [aantal] kinderen verstoken waren van verwarming en warmwa-tervoorziening. [gedaagde] heeft de afsluiting van de gasleiding als drukmiddel om [eiseres] tot betaling van de huurpenningen te dwingen gebruikt en heeft [eiseres] te kennen gegeven in een voorkomend geval wederom de gasdoorvoer af te sluiten. Nu [gedaagde] hiertoe niet gemachtigd is en [eiseres] en haar kinderen in hun huurgenot belemmert, heeft [eiseres] een spoedeisend belang bij herstel van de gasdoorvoer in welk kader zij een voorlo-pige voorziening heeft gevorderd.
[gedaagde] heeft erkend dat hij tweemaal de gasdoorvoer heeft afgesloten. Beide partijen hebben vervolgens hun standpunten nog nader toegelicht waarop de kantonrechter nader zal ingaan.
BEOORDELING
De kantonrechter merkt op dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Voorts vloeit dit spoedeisend belang voort uit de aard van de vordering en de daaraan ten grondslag gelegde feiten, terwijl [gedaagde] bovendien de gestelde spoedeisendheid niet heeft betwist.
De kantonrechter stelt voorop dat bij de beoordeling van een geschil in kort geding slechts een voorlopig oor-deel kan worden gegeven. Anders dan een bodemprocedure leent de procedure in kort geding zich -in beginsel- niet voor uitgebreid onderzoek naar de feiten door middel van bijvoorbeeld getuigenverhoren. De kantonrechter zal op basis van het voorliggende dossier en de behandeling ter zitting een inschatting moeten maken van de kansen van partijen in een bodemprocedure. De vordering in kort geding zou moeten worden afgewezen als naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk zou zijn dat [eiseres] in een bodemprocedure in het ongelijk zou worden gesteld.
[gedaagde] heeft verklaard dat er op dit moment geen huurachterstand bestaat. Hij heeft veelal pas aan het einde van de maand de huurpenningen over die betreffende maand ontvangen en de huurpenningen van [maand sub 1] heeft hij -zeven weken te laat- in [maand sub 2] ontvangen. Om druk op [eiseres] uit te oefenen heeft [gedaagde] de gas-doorvoer tot tweemaal toe afgesloten. Hij heeft erkend dat hij bovenmatig heeft gereageerd en dat zulks een foute reactie van hem was. Hij heeft toegezegd dat niet meer te doen, temeer niet nu hem eerst vorige week, na een ontvangen schrijven van zijn rechtsbijstandverzekeraar, duidelijk is dat hij een boete van [eiseres] kan vorderen indien de huurpenningen te laat worden betaald.
[eiseres] heeft desgevraagd verklaard dat zij in onderling overleg en met instemming van [gedaagde] heeft afge-sproken dat zij de huur rond de 15e van iedere maand zou voldoen. De huurpenningen heeft zij gedurende het eerste jaar steeds rond of na de 15e van de maand voldaan. De huurpenning van [maand sub 1] heeft zij in [maand sub 2] betaald en zij heeft toegezegd dat zij vanaf nu correct en op tijd de huurpenningen zal voldoen.
Met inachtneming van het vorenoverwogene merkt de kantonrechter op dat vast staat dat [gedaagde] tot tweemaal toe de gasdoorvoer naar de woning van [eiseres] heeft afgesloten. Dit handelen is te kwalificeren als een toere-kenbare tekortkoming. De toezegging van [gedaagde] dat hij in de toekomst de gasdoorvoer niet meer zal afsluiten en het feit dat er geen huurachterstand is, biedt mede gelet op de “koude” periode die voor de deur staat onvol-doende zekerheid.
In aansluiting hierop, daarbij gelet op de inhoud van de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 29 november 2006 nr. WJZ 6101739, waaruit onder meer volgt dat het transport of de levering van elektriciteit of gas aan een kleinverbruiker in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar, behoudens uitzondering, waarvan in casu geen sprake is, verboden is, ligt de gevorderde voorziening voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de kantonrechter de duur van de gevorderde voorziening overeenkomstig voormelde verbodperio-de zal limiteren tot 1 april 2011 en de gevorderde dwangsom zal limiteren tot een maximum verbeurte van € 10.000,00.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
UITSPRAAK
De kantonrechter in kort geding:
bepaalt dat [gedaagde] vanaf heden tot 1 april 2011 de gastoevoer voor de woonruimte van [eiseres] niet zal afsluiten op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per keer en per dag dat [gedaagde] zich daar niet aan houdt, met een maximum verbeurte van
€ 10.000,00, met machtiging van [eiseres] om dit vonnis zo nodig ten uitvoer te (doen) leggen met behulp van de sterke arm van justitie en politie voor rekening van [gedaagde].
Veroordeelt [gedaagde] in de aan de zijde van [eiseres] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op in totaal € 598,93, te betalen aan de griffier van de gerechten in het arrondissement Maastricht ex art. 243 Rv., door overboeking op bankrekeningnummer 56.99.89.868 t.n.v. rechtbank Maastricht, onder vermelding van zaaknummer 382419, Rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen, welk bedrag de griffier in overeenstemming met de wettelijke bepalingen als volgt zal verrekenen:
€ 111,00 voor vastrecht waarvan € 83,25 in debet is gesteld,
€ 400,00 voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde van [eiseres] en de door haar betaalde eigen bijdrage,
€ 87,93 voor de kosten van de dagvaarding.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in te-genwoordigheid van de griffier.