ECLI:NL:RBMAA:2010:BO1747

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700476-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een hamer in Heerlen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 8 september 2010, is de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag. De feiten dateren van 16 augustus 2009, toen de verdachte in Heerlen, na een conflict met het slachtoffer, meermalen met een hamer op diens hoofd sloeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een dreigende situatie met het slachtoffer, zijn woning verliet met de hamer in de hand. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van noodweer of putatief noodweer, omdat de dreiging van het slachtoffer niet onmiddellijk was en de verdachte zelf de confrontatie had opgezocht. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de verdachte opzettelijk handelde, wat resulteerde in letsel bij het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte niet eerder voor geweldsdelicten was veroordeeld en de rol van het slachtoffer in de escalatie van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700476-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 september 2010
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsvrouwe is mr. F.W. Oehlen, advocaat te Beek.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 augustus 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 16 augustus 2009 geprobeerd heeft [naam slachtoffer] te doden, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een hamer tegen zijn hoofd te slaan.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft door meermalen met een hamer op het hoofd van [naam slachtoffer] te slaan het risico op de koop toegenomen dat hij zou komen te overlijden. Zij verwijst hierbij naar de verklaring van verdachte, de aangifte, het proces-verbaal van aanhouding en de foto’s van de verwondingen van het slachtoffer [naam slachtoffer].
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe van verdachte stelt zich op het standpunt dat er bij verdachte geen opzet bestond om [naam slachtoffer] te doden. Evenmin heeft verdachte door zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam slachtoffer] zou komen te overlijden. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsvrouwe zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Een vriendin van verdachte genaamd [naam vriendin verdachte] had een relatie met [naam slachtoffer]. Volgens [naam vriendin verdachte] was [naam slachtoffer] gewelddadig en mishandelde hij haar regelmatig. Zij probeerde van hem af te komen, maar dat wilde niet erg lukken. Op 15 augustus 2009 is [naam vriendin verdachte] blijven logeren bij verdachte. Zij is op 16 augustus 2009 in de ochtend terug naar huis gegaan in de veronderstelling dat [naam slachtoffer] er dan niet meer zou zijn. [naam slachtoffer] was toch in haar huis aanwezig. Hij mishandelde haar en nadat hij vernomen had dat ze de nacht bij verdachte had doorgebracht is hij vertrokken naar de sportschool waar verdachte boven woont.
[naam vriendin verdachte] heeft verdachte toen gebeld en hem verteld dat [naam slachtoffer] weer stampij gemaakt had en dat [naam slachtoffer] op weg naar verdachte was. Verdachte hoorde opeens getoeter, is naar het raam gelopen en zag dat een BMW met volle vaart het terrein van de sportschool kwam oprijden. Verdachte wist gelijk dat dit [naam slachtoffer] was. Verdachte is toen naar beneden gelopen en hij heeft toen onderaan de trap een hamer gepakt. Toen hij naar beneden liep hoorde hij dat [naam slachtoffer] riep dat hij naar beneden moest komen en dat hij hem kapot ging maken, of woorden van gelijke strekking. Verdachte heeft de deur geopend en zag dat [naam slachtoffer] op hem kwam toegelopen. Verdachte is toen naar [naam slachtoffer] toegelopen en heeft hem gelijk met de hamer geslagen.
[naam slachtoffer] heeft verklaard dat hij twee klappen heeft gekregen en dat hij op zijn achterhoofd geraakt werd. Het deed erg pijn. Van de verwondingen op zijn achterhoofd zijn foto’s gemaakt. Verbalisanten [V.] en [K.] die ter plaatse zijn gekomen, hebben bevestigd dat [naam slachtoffer] twee flinke bloedende wonden aan zijn achterhoofd had. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij eenmaal richting het hoofd van [naam slachtoffer] heeft geslagen en dat hij raak sloeg, maar dat hij niet kan vertellen waar hij [naam slachtoffer] heeft geraakt.
Gelet op de verklaring van [naam slachtoffer], de foto’s en de verklaring van verbalisanten [V.] en [K.] vindt de rechtbank bewezen dat verdachte twee maal met de hamer tegen het hoofd van [naam slachtoffer] heeft geslagen.
Het meermalen slaan met een hamer tegen iemands hoofd levert naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer op.
Verdachte heeft, door dit meermalen te doen, willens en wetens deze aanmerkelijke kans aanvaard. De rechtbank acht daarom het aan de verdachte verweten opzet om het slachtoffer [naam slachtoffer] van het leven te beroven wettig en overtuigend bewezen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat hij
op 16 augustus 2009 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] meermalen met een hamer tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4 De strafbaarheid
De raadsvrouwe van verdachte heeft aangevoerd dat er in het onderhavige geval sprake is van (putatief) noodweer(exces) en dat het feit dan wel verdachte daarom niet strafbaar is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van noodweer(exces). Zij is van mening dat verdachte niet naar buiten had moeten komen, maar dat hij de politie had moeten bellen en de komst van de politie binnenshuis had moeten afwachten.
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer in het onderhavige geval in de eerste plaats vast moet komen te staan dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, dan wel van een onmiddellijke dreiging daartoe. Vervolgens dient beoordeeld te worden of het noodzakelijk was dat verdachte zich verdedigde, of de wijze van verdediging geboden was en of en in hoeverre er sprake was van eigen schuld aan de kant van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat op het moment dat [naam slachtoffer] het terrein van de sportschool opreed, zijn auto uitstapte en verdachte toeschreeuwde “kom naar beneden, ik maak je kapot”, sprake was van een dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, maar dat dat gevaar niet onmiddellijk dreigde. [naam slachtoffer] stond immers buiten en verdachte bevond zich nog binnen. Van een noodweersituatie was op dat moment naar het oordeel van de rechtbank nog geen sprake.
Verdachte heeft zijn woning vervolgens verlaten en is met een hamer in zijn hand naar buiten gegaan. Eenmaal buiten zijn verdachte en [naam slachtoffer] op elkaar afgelopen en heeft verdachte [naam slachtoffer], naar eigen zeggen, meteen een klap met de hamer verkocht. Ook [naam slachtoffer] zegt dat verdachte meteen met de hamer heeft geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij op het moment dat hij [naam slachtoffer] met zwaaiende armen op zich af zag komen geen wapen of iets dergelijks in de handen van [naam slachtoffer] heeft gezien.
De rechtbank is van oordeel dat het dreigende gevaar voor een wederrechtelijke aanranding onmiddellijk werd, op het moment dat verdachte buiten was aangekomen.
Gelet op het feit dat [naam slachtoffer] op dat moment echter geen wapen of iets dergelijks in zijn handen had en “slechts” met zwaaiende armen op hem af kwam, acht de rechtbank het meteen met een hamer tegen het hoofd van [naam slachtoffer] slaan niet noodzakelijk.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat verdachte zijn woning niet had moeten verlaten. Verdachte heeft hierdoor zelf bijgedragen aan het onmiddellijk worden van de dreigende aanranding en hiervoor is naar het oordeel van de rechtbank geen enkele noodzaak of rechtvaardiging aannemelijk geworden.
Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Datzelfde geldt voor het beroep op putatief noodweer. Dan zou sprake moeten zijn van een situatie waarin verdachte in de veronderstelling mocht verkeren dat hij zich op deze wijze moest verdedigen tegen [naam slachtoffer]. Het bestaan hebben van zo’n situatie is echter niet aannemelijk geworden. Zo [naam vriendin verdachte] inderdaad al verdachte telefonisch heeft gewaarschuwd dat [naam slachtoffer] naar hem onderweg was met het doel om hem kapot te schieten, dan blijft staan dat verdachte zonder enige verschoonbare aanleiding de confrontatie heeft opgezocht en dat verdachte bij [naam slachtoffer] geen wapen heeft gezien. Had verdachte dus al, na het beweerdelijke telefoontje van [naam vriendin verdachte], in de veronderstelling mogen verkeren dat [naam slachtoffer] hem neer zou gaan schieten, dan had hij niet naar [naam slachtoffer] toe moeten gaan en had hij voornoemde veronderstelling moeten laten varen toen hij bij [naam slachtoffer] geen wapen zag.
Het beroep op noodweerexces slaagt evenmin, nu naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat de enkele onmiddellijke dreiging van een wederrechtelijke aanranding door [naam slachtoffer] zo’n heftige gemoedsbeweging bij verdachte heeft veroorzaakt dat hij als gevolg daarvan de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van twee jaren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe van verdachte heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft een ernstig feit gepleegd door meermalen met een hamer tegen het hoofd te slaan van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft daardoor letsel opgelopen en mag van geluk spreken dat hij niet dodelijk is verwond. De verdachte heeft met zijn daad een ernstig gebrek aan respect voor het menselijk leven getoond en een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank komt gezien de aard en ernst van het feit tot een strafoplegging die afwijkt van de straf die door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een taakstraf niet gepast en zal een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij niet eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. De rechtbank heeft voorts in ogenschouw genomen de rol van het slachtoffer die van invloed is geweest op het escaleren van de situatie op 16 augustus 2009.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6 Het beslag
De hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen klauwhamer met zwart rubberen handvat wordt verbeurd verklaard.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen klauwhamer met zwart rubberen handvat.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. A.J. Hazen en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 september 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] (meermalen) met een hamer, op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] (meermalen) met een hamer op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700476-09
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 8 september 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouwe mr. F.W. Oehlen, advocaat te Beek.