4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het aan verdachte tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, in die zin dat verdachte ontucht met de minderjarige [naam slachtoffer 1] heeft gepleegd terwijl deze aan verdachtes waakzaamheid was toevertrouwd. Volgens de officier van justitie heeft verdachte zijn hand in de broek van [naam slachtoffer 1] gebracht en de penis van [naam slachtoffer 1] betast, vastgepakt, vastgehouden en aan de penis getrokken. De officier van justitie verwijst hiervoor in de eerste plaats naar de redelijk consistente verklaring die [naam slachtoffer 1] eerst tegenover zijn moeder en daarna tegenover zijn vader heeft afgelegd. De verklaringen die [naam slachtoffer 1] en zijn broertje [getuige 1] vervolgens tijdens het studioverhoor hebben afgelegd komen volgens de officier van justitie overeen met deze eerdere verklaringen. Naast de aangifte van moeder en de verklaring van vader zijn er volgens de officier van justitie in het procesdossier ondersteunende bewijsmiddelen te vinden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Er bestaat te veel twijfel over de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam slachtoffer 1] om deze verklaring als bewijsmiddel te gebruiken. De verklaring van [naam slachtoffer 1] over (onder meer) de periode en de beschrijving van het seksueel misbruik is namelijk aantoonbaar onjuist en deels ongeloofwaardig. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat [naam slachtoffer 1] is beïnvloed. De verklaring van [getuige 1] over de beschrijving van het vermeende seksueel misbruik is evenmin juist en geloofwaardig. De raadsman wijst erop dat er geen ander zelfstandig bewijs bestaat voor de aan verdachte tenlastegelegde ontucht. De verklaringen van moeder en vader zijn immers gestoeld op de verklaring van [naam slachtoffer 1]. Evenmin zijn er volgens de raadsman ingrijpende gedragsveranderingen bij [naam slachtoffer 1] zichtbaar die seksueel misbruik doen vermoeden. Ook zijn er verder geen getuigen van het vermeende misbruik.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 15 mei 2010 heeft [moeder slachtoffer 1] aangifte gedaan van ontucht door verdachte met haar zoontje [naam slachtoffer 1], geboren op 24 mei 2001. Volgens [moeder slachtoffer 1] heeft [naam slachtoffer 1] aan haar verteld dat de beste vriend van de vader van [naam slachtoffer 1], te weten verdachte, meermalen met zijn hand in [naam slachtoffer 1] broek ging, zijn piemeltje vastpakte, vasthield en daaraan trok. De vader van [naam slachtoffer 1], [vader slachtoffer 1], heeft verklaard dat [naam slachtoffer 1] ook aan hem heeft verteld dat verdachte aan zijn piemeltje trok. [vader slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat [naam slachtoffer 1] voordeed wat verdachte precies met zijn piemeltje had gedaan. [naam slachtoffer 1] maakte een knijpende beweging met zijn duim en wijsvinger en trok toen zijn hand naar achteren. [naam slachtoffer 1] hield die knijpende beweging even vast.
Na de aangifte van [moeder slachtoffer 1] zijn [naam slachtoffer 1] en zijn broertje [getuige 1], die volgens [moeder slachtoffer 1] en [vader slachtoffer 1] eerder had verklaard dat verdachte aan het piemeltje van [naam slachtoffer 1] had gezeten, in een kindvriendelijke studio verhoord. Daar hebben zij ieder afzonderlijk een verklaring afgelegd die ten aanzien van de ontuchtige handelingen in grote lijnen gelijk is aan hetgeen hun ouders over hun verklaringen ter zake hebben verklaard. De politie heeft vervolgens diverse getuigen in deze strafzaak gehoord. Geen van hen heeft echter verklaard dat zij iets hebben gezien, gehoord of vermoed over ontucht door verdachte met [naam slachtoffer 1].