ECLI:NL:RBMAA:2010:BO0086

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-640386-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van aanrijding door verdachte die alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden

Op 7 september 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een aanrijding op 14 juli 2009 in de Burgemeester Beckersstraat te Landgraaf. De verdachte, die in een bedrijfsauto reed met een geblindeerde achterruit, had de auto tot stilstand gebracht om achteruit in te parkeren. Voordat hij deze manoeuvre uitvoerde, had hij in beide buitenspiegels gekeken en zijn linker knipperlicht uitgezet. Op het moment dat hij achteruit wilde rijden, hoorde hij een motor optrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van de verdachte zich deels schuin op de weg bevond en dat hij vanuit die positie de motor niet kon zien. De rechtbank concludeerde dat de verdachte alles had gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van het geval, waaronder de stand van de auto en het zicht van de verdachte, meebrachten dat er geen schuld aan de zijde van de verdachte was. De benadeelde partij, de bestuurder van de motorfiets, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/640386-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 september 2010
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 augustus 2010, waarbij de officier van justitie en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
een aanrijding heeft veroorzaakt door met een auto achteruit een oprit in te willen rijden op het moment dat een motor aan komt rijden waarbij de bestuurder van de motor, [naam benadeelde partij 1], letsel heeft opgelopen;
danwel dat verdachte door met een auto achteruit een oprit op te rijden op het moment dat een motor aan komt rijden gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 afhangt van de aard en de ernst van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden van het geval. De officier van justitie heeft verwezen naar het arrest van de Hoge Raad NJ 2005, 252, waarin staat dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met een (of meer) wettelijke gedragsregel(s) in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Volgens de officier van justitie zijn de omstandigheden van het geval in de onderhavige zaak van groot belang. Verdachte reed in een aan de achterkant geblindeerde auto van een vriend van hem en voerde een bijzondere verrichting uit. Bij het uitvoeren van een bijzondere verrichting is men verplicht om al het andere verkeer voor te laten gaan. Verdachte heeft eerder de motor zien staan, terwijl er twee personen op zaten. Hij moest er dan ook rekening mee houden dat die motor ging wegrijden. Verdachte had geen zicht op de weg achter hem en wist dat ter plekke - waar hij bekend was- hard werd gereden. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de motorrijder zag optrekken. Ondanks dat alles heeft verdachte zijn manoeuvre toch uitgevoerd. Verdachte kan daarom worden verweten dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest. De snelheid die de motor reed is niet meer te achterhalen, maar gelet op de verwondingen bij het slachtoffer kan de motor niet vreselijk hard hebben gereden. Indien verdachte stil was blijven staan met de auto waarin hij reed, had de aanrijding niet plaatsgevonden. Het slachtoffer is ten gevolge van het letsel dat door het ongeluk is ontstaan gedurende een langere tijd verhinderd geweest zijn dagelijkse werkzaamheden uit te voeren. De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft aangevoerd dat hij, voordat hij de bijzondere manoeuvre verrichtte, in beide buitenspiegels heeft gekeken en zag dat de weg achter hem vrij was van overige verkeersdeelnemers. Toen heeft hij zijn knipperlicht uitgezet en is hij met zijn manoeuvre begonnen. Hij hoorde een motor optrekken en toen was het ongeluk al gebeurd. De verdachte heeft aangevoerd dat hij door de stand van de auto tijdens het achteruitrijden, de Burgemeester Beckersstraat in beide buitenspiegels niet meer kon overzien. Verder heeft verdachte aangevoerd dat toen hij de motorrijders eerder had zien staan op de kruising Burgemeester Beckersstraat en Pastoor Welterstraat , ze beiden geen helm droegen. Verdachte is daarom van mening dat hij niet hoefde te verwachten dat de motor zou optrekken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De vraag of verdachte een verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 hangt, zoals door de officier van justitie hierboven aangegeven, onder andere af van de omstandigheden van het geval. Daarom zal de rechtbank eerst weergeven wat naar haar oordeel feitelijk is gebeurd.
Verdachte reed in een bedrijfsauto die van achteren geblindeerd was, over de Burgemeester Beckersstraat te Landgraaf. Verdachte stopte de auto voor de woning waar hij moest zijn. Hij heeft toen in de beide buitenspiegels gekeken om te zien of de weg vrij was. Vervolgens heeft hij het linker knipperlicht uitgezet, omdat hij achteruit op de oprit wilde inparkeren. Verdachte hoorde toen een motor optrekken. De auto bevond zich op dat moment deels schuin op de weg.
Dat zich de auto van verdachte deels schuin op de weg bevond toen het ongeval plaats vond, blijkt uit de verklaringen van verdachte, de verklaring van aangever en de situatieschets. Hieruit en uit de verklaring van verdachte dat hij begonnen was achteruit te rijden, toen hij de motor hoorde, leidt de rechtbank af dat verdachte was begonnen achteruit te rijden, nadat hij in de buitenspiegels had gekeken en zijn knipperlicht had aangezet en voordat hij de motor hoorde optrekken.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat volgens zijn schatting de motor met een snelheid van 80 tot 90 kilometer per uur reed. Op zitting heeft verdachte verklaard dat de politie hem gevraagd had de snelheid te schatten en dat hij zijn schatting enkel gebaseerd heeft op het geluid dat hij hoorde. Aangever verklaarde dat hij ongeveer 30 tot 35 kilometer per uur reed. De getuige [naam getuige 1], die achterop de motor zat als bijrijder, heeft verklaard dat hij de snelheid op 50 tot 60 kilometer per uur schatte.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen in het dossier over de snelheid waarmee de motorrijder heeft gereden erg wisselend zijn en dat niet meer valt te achterhalen wat de daadwerkelijke snelheid van de motor is geweest.
Verdachte heeft verklaard dat toen hij schuin op de weg stond om achteruit te gaan rijden, de stand van de auto op de weg zodanig was, dat hij in zijn buitenspiegels de weg in de richting van waaruit de motorrijder kwam niet meer kon overzien. Het is een feit van algemene bekendheid dat men in de buitenspiegels alleen kan zien wat zich achter de auto bevindt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte de motorrijder inderdaad niet kon zien toen hij achteruit reed, omdat hij vanuit de positie waarin de auto zich op dat moment bevond, via de buitenspiegels niet meer de Burgemeester Beckersstraat kon overzien. Vanuit die positie had hij immers alleen zicht op de oprit en niet op de weg in de richting van waaruit de motorrijder kwam. Verdachte heeft voorts ter zitting verklaard dat de plek waar hij de motor tijdens het voorbij rijden had zien staan, door de geparkeerde auto’s in de Burgemeester Beckersstraat niet was te zien vanaf de plek waar verdachte de auto tot stilstand had gebracht om achteruit de oprit in te rijden.
De vraag die zich voordoet is vervolgens of verdachte door de bijzondere verrichting die hij uitvoerde zo aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld dat dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander letsel heeft opgelopen.
Verdachte heeft de auto, voordat hij achteruit wilde inparkeren, tot stilstand gebracht en heeft in beide buitenspiegels gekeken of de weg achter hem vrij was. Vervolgens heeft verdachte door middel van het knipperlicht andere weggebruikers gewaarschuwd dat hij ging inparkeren.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank voordat hij inparkeerde alles gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden. Daarom zal de rechtbank hem van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Vervolgens rest de vraag of het subsidiair tenlastegelegde gevaarzettend rijden bewezen kan worden.
Ten laste gelegd is dat verdachte achteruit een oprit van het pand Burgemeester Beckersstraat 59 opreed op het moment dat een bestuurder van een motorfiets reeds zo dicht was genaderd dat een aanrijding of botsing is ontstaan.
Hierboven is reeds aangegeven dat uit de verklaringen van verdachte, de verklaring van aangever en de situatieschets die de politie heeft gemaakt blijkt dat verdachte nog op de Burgemeester Beckersstraat stond en nog niet de oprit was gereden toen het ongeval plaats vond. Het subsidiair tenlastegelegde kan reeds hierom niet worden bewezen.
De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.
Gelet op bovenstaande zal de rechtbank verdachte van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
4 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 2.890,- terzake van het tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de benadeelde aangegeven dat een deel van de schade reeds door de verzekering is vergoed. [naam benadeelde partij 1] heeft mondeling gemeld de schadevergoeding te verlagen tot een bedrag van € 550,-.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat de verdachte van zowel het onder primair als het onder subsidiair tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] niet in haar vordering kan worden ontvangen.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1], [adres benadeelde partij 1], niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] voornoemd in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. E.B.A. Ferwerda en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Koonen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 september 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. primair
hij op of omstreeks 14 juli 2009, in de gemeente Landgraaf, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Burgemeester Beckersstraat komende uit de richting van de Hovenstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig over voornoemde weg te rijden en (vervolgens) ter hoogte van pand nummer 59 zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand te brengen en (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde, motorrijtuig achteruit een oprit van voornoemd pand op te rijden, op het moment dat een bestuurder van een motorfiets, rijdende over die Burgemeester Beckersstraat en komende uit de richting van de Hovenstraat, reeds zo dicht was genaderd dat een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die (bestuurder van die) motorfiets,
door welk verkeersongeval, [naam benadeelde partij 1], zijnde de bestuurder van die motorfiets, zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2009, in de gemeente Landgraaf, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Burgemeester Beckersstraat komende uit de richting van de Hovenstraat,
met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig over voornoemde weg heeft gereden en (vervolgens) ter hoogte van pand nummer 59 zijn, verdachtes, motorrijtuig tot stilstand heeft gebracht en (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde, motorrijtuig achteruit een oprit van voornoemd pand is opgereden, op het moment dat een bestuurder van een motorfiets, rijdende over die Burgemeester Beckersstraat en komende uit de richting van de Hovenstraat, reeds zo dicht was genaderd dat een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die (bestuurder van die) motorfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/640386-09
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 7 september 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.