ECLI:NL:RBMAA:2010:BN9708
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.E. Kramer
- J.M.E. Kessels
- R.H.J.G. Borger
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf na nieuw strafbaar feit
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 6 oktober 2010 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, opgelegd aan de veroordeelde. De vordering werd behandeld tijdens de terechtzitting van 22 september 2010, waarbij de rechtbank kennisnam van het advies tenuitvoerlegging van 20 juli 2010 en het uittreksel Justitiële Documentatie van 25 augustus 2010. De veroordeelde had zich schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, waarvoor hij op 15 juni 2010 door de politierechter was veroordeeld. De rechtbank overwoog dat de veroordeelde zich verder aan de voorwaarden had gehouden, met uitzondering van het nieuwe feit, en dat hij een afspraak had afgezegd wegens autopech.
De rechtbank behandelde de vordering van de officier van justitie, die stelde dat het plegen van het nieuwe strafbare feit een schending van de bijzondere voorwaarden inhield. De rechtbank oordeelde echter dat er feitelijk alleen sprake was van een overtreding van de algemene voorwaarde. Volgens artikel 14g, derde lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht kan een vordering tot tenuitvoerlegging alleen worden toegewezen bij een veroordeling voor het nieuwe feit. Aangezien het openbaar ministerie deze vordering niet tijdig had ingediend, achtte de rechtbank het niet toelaatbaar dat de officier van justitie alsnog tenuitvoerlegging vorderde via de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank besloot daarom de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, waarbij de rechters de argumenten van de verdediging en de officier van justitie zorgvuldig afwogen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, met de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken.