ECLI:NL:RBMAA:2010:BN9706
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.E. Kramer
- J.M.E. Kessels
- R.H.J.G. Borger
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de machtiging tot binnentreden in een strafzaak met betrekking tot hennepteelt
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 6 oktober 2010, stond de rechtmatigheid van een machtiging tot binnentreden centraal. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De officier van justitie stelde dat de machtiging tot binnentreden correct was afgegeven, terwijl de verdediging aanvoerde dat deze onrechtmatig was, omdat de hulpofficier van justitie niet bevoegd zou zijn geweest om de machtiging af te geven. De rechtbank oordeelde dat de machtiging terecht was verleend op basis van artikel 565 van het Wetboek van Strafvordering, aangezien er een aangifte van vermissing van een minderjarige was gedaan, wat de politie de bevoegdheid gaf om binnen te treden.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, in de periode van 15 mei 2007 tot en met 14 mei 2009, in de gemeente Heerlen, opzettelijk hennepplanten had geteeld en in zijn bezit had. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de beschuldiging van diefstal van elektriciteit, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, naast een werkstraf van 240 uren, en bepaalde dat de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht in mindering zou worden gebracht op de werkstraf.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een deugdelijke machtiging tot binnentreden en de voorwaarden waaronder deze kan worden afgegeven. De rechtbank bevestigde dat de hulpofficier van justitie in dit geval bevoegd was, ondanks de aanvankelijke bezwaren van de verdediging. De zaak illustreert ook de straffen die kunnen worden opgelegd voor het telen van hennep, afhankelijk van de hoeveelheid en de omstandigheden van de zaak.