Volgens gedaagde heeft UWV-Werkbedrijf geen tweede ronde van verweer voor beide partijen ingevoerd, waartoe UWV-Werkbedrijf wel verplicht is ingevolge haar richtlijnen waarmee tevens in strijd is gehandeld met artikel 4:7 lid 1 Awb. UWV-Werkbedrijf heeft tevens nagelaten partijen om aanvullende informatie te vragen. Gedaagde heeft daarop een apart voorwaardelijk ontbindingsverzoek ingediend.
2.4.2 Gedaagde is een grote zelfbedieningsgroothandel met 17 vestigingen in Nederland met circa 5000 werk-nemers en een grote diversiteit van circa 50.000 goederen. Dagelijks bezoeken vele tienduizenden klanten de winkels, waaronder de vestiging in [vestiging].
2.4.3 Gedaagde voert en is genoodzaakt te voeren, een zeer strikt beleid bij diefstal. In geval van diefstal, onge-acht de hoogte van de waarde van het voorwerp, volgt te allen tijde ontslag op staande voet. Door de zoge-noemde Huisregels is dat de werknemers ook nog eens uitdrukkelijk medegedeeld. In de arbeidsovereenkomst heeft eiseres verklaard akkoord te gaan met de inhoud van de huisregels.
2.4.4. In alle vestigingen van gedaagde, ook in [vestiging], is een beveiligingsdienst werkzaam en zijn onder andere beveiligingscamera’s geïnstalleerd. Dit alles in het belang van de klanten, van de werknemers en gedaagde zelf.
2.4.5 Op [datum sub. 1] is eiseres om [tijdstip sub. 1] begonnen met haar werkzaamheden. ‘[vestiging]’ ging die dag om [tijdstip sub. 2] open voor de klanten (vanaf [tijdstip sub. 3] exclusief voor horecaklanten). Op camerabeelden is gebleken dat eiseres zich omstreeks [tijdstip sub. 4] bevond in de winkel van gedaagde, in een ruimte onder de zogenoemde rollenbaan, een beweegbare baan waarop personeel en klanten mee naar de eerste etage gaan. Onder deze rol-lenbaan is een, voor publiek niet-toegankelijke, ruimte. Vanwege het feit dat hier regelmatig door gedaagde verbroken en lege verpakkingen van verkoopproducten werden aangetroffen, heeft gedaagde daarop overeen-komstig de daarvoor geldende procedure een camera geïnstalleerd.
2.4.6 Op [datum sub. 1] heeft de heer [beveiliger sub. 2] (verder: [beveiliger sub. 2]) (vestigingscoördinator Bevei-liging [vestiging]) op de beelden gezien dat eiseres aldaar een verpakking verbreekt, de inhoud van deze verpakking in haar rechterbroekzak stopt en de verpakking voor een deel achter een stelling gooit. De achterzijde (karton) van de verpakking legde eiseres op de tafel onder de rollenbaan. Nadat ook de Regiomanager Beveiliging van gedaagde, de heer [beveiliger sub. 1] (verder: [beveiliger sub. 1]) deze beelden had gezien en deze beelden getoond waren aan de vestigingsmanager, de heer [vestigingsmanager] en aan mevrouw [personeelsmanager] (Hoofd P&O Makro [vestiging]) is besloten eise-res uit te nodigen voor een gesprek op kantoor.
2.4.7 Omstreeks [tijdstip sub. 5] dezelfde dag hebben [beveiliger sub. 2] en [beveiliger sub. 1] eiseres verzocht mee te komen voor een gesprek op het kantoor van de afdeling Beveiliging. Aan eiseres is als eerste gevraagd: “Heb je enig idee waarom je hier bent?”, waarop eiseres antwoordde: “Nee, geen idee”. Vervolgens werd gevraagd: “Zegt [tijdstip sub. 4] deze ochtend je iets?, waarop eiseres reageerde met: “Ja, ik weet waar het over gaat. Stom had ik niet moeten doen, ik weet dat ik fout ben geweest”. Vervolgens stond eiseres op en haalde uit haar broekzak een potje [merknaam] lippenbalsem. Vervolgens verklaarde zij nogmaals: “Stom, ik had dit niet mogen doen”.
2.4.8 Omdat eiseres meteen de diefstal bekende, werd [personeelsmanager] gevraagd bij het gesprek aanwezig te zijn. Ook tegenover [personeelsmanager] bekende eiseres die ochtend de diefstal omstreeks [tijdstip sub. 4] te hebben gepleegd. [personeelsmanager] heeft eiseres daarop conform de regels zowel mondeling als schriftelijk geschorst, hangende het onder-zoek. Eiseres zei toen dat zij gewoon weer aan het werk wilde. Zijdens gedaagde is aangegeven dat dit niet mo-gelijk was en medegedeeld dat zij tot [datum sub. 5] geschorst was met behoud van loon en dat zij vóór die datum zou worden uitgenodigd voor een gesprek. Desgevraagd heeft eiseres vervolgens haar toegangsbadge ingeleverd en is zij naar buiten begeleid.
2.4.9 In het gesprek van [datum sub. 1] is op geen enkele wijze druk uitgeoefend op eiseres. Eiseres bekende zeer snel en uit vrije wil de diefstal. De medewerkers van de beveiliging hebben ter plaatse onder de rollenbaan het kartonnen gedeelte van de verpakking van de [merknaam] aangetroffen en deze kwam overeen met de verpakking die hoort bij de [merknaam] lippenbalsem die eiseres uit haar zak haalde.
2.4.10 Op [datum sub. 2] heeft [personeelsmanager] tezamen met de heer [bedrijfsleider] (bedrijfsleider [afdeling]) een ge-sprek gehad met eiseres en een vriendin van haar. Daarbij is aan eiseres medegedeeld dat zij op staande voet is ontslagen op grond van diefstal van [merknaam] lippenbalsem. Aan eiseres is de ontslagbrief overhandigd en vervol-gens heeft zij de Makrovestiging verlaten.
2.4.11 Gedaagde heeft verklaringen overgelegd van de getuigen [beveiliger sub. 2], [beveiliger sub. 1] en [personeelsmanager].
2.4.12 Gedaagde hoeft niet de kennelijke opzet ten aanzien van de wederrechtelijke toeëigening te bewijzen. Gedaagde heeft zich gebaseerd op de feiten en voorts vastgesteld dat deze feiten door eiseres zonder voorbe-houd meerdere keren zijn erkend.
2.4.13 Eiseres werkte op de afdeling [afdeling sub. 1] en de gestolen [merknaam] lippenbalsem had zij dan ook niet in de uitoefening van haar werkzaamheden onder zich maar heeft zij kennelijk elders, op een andere afde-ling uit het schap genomen.
2.4.14 Binnen de organisatie van gedaagde, zo ook in [vestiging], zijn inmiddels een groot aantal medewerkers her-plaatst in een andere functie met een gelijke loonschaal; een en ander om bedrijfseconomische redenen. Het gaat voorts niet alleen om ‘oudere’ werknemers. Over dit besluit en de gevolgen daarvan is door de GOR een posi-tief advies afgegeven en is overeenstemming bereikt met de vakbonden.
2.4.15 Gedaagde betwist dat sprake is geweest van “onder dwingende begeleiding” of van een “intimiderende behandeling”. Gedaagde verwijst daartoe naar de overgelegde getuigenverklaringen. Het is onjuist dat eiseres van meervoudige diefstal is beschuldigd. Aan haar is gevraagd of er sprake is van nog meer gestolen goederen; zij ontkende dit. Het gesprek is zeer rustig verlopen. Eiseres heeft de gelegenheid gekregen om op het ontslag te reageren. Zij verklaarde het er niet mee eens te zijn. Gedaagde heeft het ontslag gehandhaafd.
2.4.16 Dat gedaagde in de gesprekken met eiseres de videobeelden niet heeft getoond, doch deze wel heeft ge-noemd, vindt zijn grond in het feit dat eiseres bij herhaling een volwaardige bekentenis heeft afgelegd en zij evenmin heeft gevraagd om de beelden te tonen.