ECLI:NL:RBMAA:2010:BN6903

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
371999 CV EXPL 10-2679
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van concurrentiebeding op feitelijke werkgever en gebod tot verbreking dienstverband

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 22 april 2010, hebben de eiseressen, OTB NETHERLANDS B.V. en OLED TECHNOLOGIES B.V., een kort geding aangespannen tegen [gedaagde sub. 1] en POLYMER VISION B.V. De eiseressen vorderen dat [gedaagde sub. 1] zich houdt aan het non-concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding uit zijn arbeidsovereenkomst, en dat Polymer hem niet in dienst neemt. De eiseressen stellen dat [gedaagde sub. 1] als werknemer van OLED specifieke kennis heeft opgedaan die concurrenten, zoals Polymer, kunnen schaden. Tijdens de zitting op 1 april 2010 hebben de eiseressen hun standpunt toegelicht en aanvullende producties overgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van de eiseressen, aangezien [gedaagde sub. 1] voornemens was om bij Polymer in dienst te treden.

De kantonrechter oordeelt dat het non-concurrentiebeding rechtsgeldig is en dat het ook van toepassing is op de activiteiten van OLED, ondanks dat de arbeidsovereenkomst formeel met OTB was. De rechter wijst de vorderingen van OTB toe, maar wijst de vorderingen van OLED af, omdat er geen arbeidsovereenkomst tussen OLED en [gedaagde sub. 1] was. De rechter concludeert dat Polymer als concurrent van OLED kan worden beschouwd, en dat de eiseressen recht hebben op bescherming van hun bedrijfsbelangen. De vordering tot nakoming van het geheimhoudingsbeding wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat [gedaagde sub. 1] dit beding heeft overtreden. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/rolno: 371999 CV EXPL 10-2679
typ: pb
coll:
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 Rv d.d. 22 april 2010
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid OTB NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te [gemeente] en kantoorhoudende te [gemeente], hierna te noemen: OTB,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid OLED TECHNOLOGIES B.V., hierna te noemen: OLED,
gevestigd te [gemeente] en kantoorhoudende te [gemeente],
eiseressen,
gemachtigde: mr. D.G. Veldhuizen, advocaat te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde sub. 1],
wonende te [gemeente], hierna te noemen: [gedaagde sub. 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid POLYMER VISION B.V.,
gevestigd [gemeente], hierna te noemen: Polymer,
gedaagden,
gemachtigde: mr. H.W.F.M. Schmitz, advocaat te Maastricht.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Eiseressen hebben een dagvaarding met producties ingediend.
Bij brief van 29 maart 2010 hebben eiseressen nog aanvullende producties overgelegd.
Ter zitting van 1 april 2010 hebben eiseressen hun standpunt aan de hand van een pleitnota mondeling toege-licht en daarbij nog producties overgelegd.
Gedaagden hebben ter zitting verweer gevoerd conform de aldaar ingediende pleitnota, daarbij verwijzend naar de door hen op voorhand bij brief van 30 maart 2010 toegezonden producties.
De inhoud van bovenstaande stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
2. HET GESCHIL
2.1 Eiseressen vorderen bij uitvoer bij voorraad te verklaren vonnis:
i) [gedaagde sub. 1] te gebieden zich onverkort te houden aan het tussen partijen (bedoeld zal zijn: tussen OTB en OLED enerzijds en [gedaagde sub. 1] anderzijds) geldende geheimhoudingsbeding ex artikel 8 en het non-concurrentiebeding ex artikel 10 van zijn arbeidsovereenkomst, totdat in een eventuele bodemprocedure onherroepelijk uitspraak is gedaan over de rechtsgeldigheid daarvan, op verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 25.000,-- per overtreding alsmede € 1.000,-- voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde sub. 1] in gebreke blijft (gedeeltelijk) aan voornoemd gebod te voldoen;
ii) [gedaagde sub. 1] te verbieden om gedurende de duur van het non-concurrentiebeding in dienst te treden van Polymer en/of een aan Polymer gelieerde onderneming, althans op enigerlei wijze werkzaam te zijn ten behoeve van Polymer en/of een aan Polymer gelieerde onderneming, althans - naar de kantonrechter begrijpt: [gedaagde sub. 1] te gebie-den - een reeds aangegane samenwerking met Polymer binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te beëindi-gen en beëindigd te houden, op verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 25.000,-- per over-treding alsmede € 1.000,-- voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde sub. 1] in gebreke blijft (gedeeltelijk) aan, naar de kantonrechter begrijpt, voornoemd verbod althans gebod te voldoen;
iii) Polymer te verbieden [gedaagde sub. 1] in dienst te nemen althans op enigerlei wijze werkzaam te laten zijn ten behoeve van haar of ten behoeve van een aan haar gelieerde onderneming voor de duur van het non-concurrentiebeding ex artikel 8 van de arbeidsovereenkomst van [gedaagde sub. 1], althans - naar de kantonrechter begrijpt: Polymer te gebie-den - een reeds aangegane samenwerking met [gedaagde sub. 1] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te beëindigen en beëindigd te houden, totdat in een eventuele bodemprocedure onherroepelijk uitspraak is gedaan over de rechtsgeldigheid daarvan, zulks op verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 25.000,-- per overtreding alsmede € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Polymer in gebreke blijft (gedeeltelijk) aan, naar de kantonrechter begrijpt, voornoemd verbod althans gebod te voldoen;
iv) [gedaagde sub. 1] en Polymer hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de proces-kosten.
2.2 Daartoe stellen eiseressen het navolgende.
OTB (een dochteronderneming van OLED) houdt zich bezig met het ontwerpen van, de productie van en handel in machines ten behoeve van de dunne filmtechnologie. Deze machines produceren beeldschermen (displays). OLED houdt zich onder meer bezig met het ontwikkelen, produceren en vermarkten van hi-tech kunststofver-werkingsmachines voor de vervaardiging van platte displays. Daarnaast houdt OLED zich bezig met het ont-werp, de productie en de verkoop van displaysubstraten. Tevens ontwerpt, test en verkoopt OLED displayver-lichtende materialen, zoals polymere LED's (Polymere Light Emmiting Diodes), ontwerpt en ontwikkelt zij displays en ontwikkelt zij software voor de beheersing van displaykleuren. In de arbeidsovereenkomst van [gedaagde sub. 1] zijn een geheimhoudingsbeding en een non-concurrentie-beding opgenomen, die ertoe strekken te voor-komen dat "[gedaagde sub. 1] de door hem tijdens het dienstverband met OTB/OLED opgedane kennis ten nadele van der-de - concurrerende - partijen aanwendt en hiermee het bedrijfsdebiet van OTB/OLED aantast" (zie dagvaarding onder 8). [gedaagde sub. 1] was als [functie] bij OLED - kort gezegd - verantwoordelijk voor het ont-wikkelen, testen en verbeteren van de displayproducten en tevens gaf hij leiding aan het onderzoek ter zake het zogenaamde printproces, waarin displays worden vervaardigd door het bezinken van licht emmiterende displays (bijvoorbeeld polymere LED's op substraten). In het kader van zijn werkzaamheden en positie nam [gedaagde sub. 1] weke-lijks deel aan (deels telefonische) management- en strategievergaderingen binnen OLED, zodat [gedaagde sub. 1] bekend is met de toekomstrategie van OLED en alle in dat verband gedeelde geheime informatie. [gedaagde sub. 1] heeft aldus speci-fieke en aan geheimhouding onderworpen kennis van technieken, materialen en de ontwikkeling van displays opgedaan en is bovendien op managementniveau betrokken in productontwikkelingsstrategieën. Deze specifieke kennis is uitermate geschikt voor concurrenten en andere partijen die deze kennis ten nadele van eiseressen kun-nen aanwenden voor de eigen ontwikkeling en productie van (concurrerende) displays. Polymer houdt zich be-zig met de ontwikkeling, het productierijp maken, laten produceren en het verhandelen van producten en syste-men op basis van gladrollende en/of samenvouwbare displaytechnologieën. Gelet hierop kan Polymer worden beschouwd als een rechtstreekse concurrent van OTB en OLED. Nu [gedaagde sub. 1] heeft aangegeven voor Polymer werkzaam te willen zijn, wensen eiseressen handhaving van de onderhavige postcontractuele bedingen zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub. 1]. Polymer handelt onrechtmatig jegens OTB en OLED door indienstneming van [gedaagde sub. 1] en dient derhalve een halt te worden toegeroepen.
2.3 Gedaagden hebben de vordering gemotiveerd weersproken. Dit verweer houdt - kort samengevat en zakelijk weergegeven - het navolgende in. De vorderingen van eiseressen dienen te worden afgewezen, primair omdat de activiteiten van Polymer niet concurrerend zijn met de activiteiten van de werkgever van [gedaagde sub. 1], zijnde OTB. Subsidiair voeren gedaagden aan dat de vraag of er tussen Polymer en OLED sprake is van concurrerende acti-viteiten niet van belang is, omdat het non-concurrentiebeding, anders dan het geheimhoudingsbeding, alleen ziet op de activiteiten van OTB en niet op activiteiten van aan OTB gelieerde vennootschappen. Bovendien moet die vraag negatief worden beantwoord nu de activiteiten van Polymer - het ontwikkelen en (laten) maken van op-rolbare displays en het daarna, als displaymodule of geïntegreerd in een apparaat, verkopen hiervan aan bedrij-ven en gebruikers - geen enkele concurrentie opleveren met de activiteiten van OLED, die hi-tech kunststofver-werkingsmachines voor het vervaardigen van platte (op glasplaat) displays ontwikkelt, produceert en vermarkt. Bovendien heeft er na ondertekening van de arbeidsovereenkomst een aanmerkelijke verzwaring in de taak/werkzaamheden van [gedaagde sub. 1] plaatsgevonden en is [gedaagde sub. 1] gepromoveerd naar [functie], zodat sprake is van een verzwaring van het non-concurrentiebeding. Nu OTB heeft nagelaten een nieuw non-concurrentiebeding op te stellen is het bestaande beding niet langer van toepassing en kan OTB daarop geen aanspraak meer maken. Ook de vordering met betrekking tot het geheimhoudingsbeding moet worden afgewe-zen. Eiseressen hebben geen (goede) reden om een dergelijke vordering in te stellen, terwijl het voorts zo is dat eiseressen zelf vertrouwelijke informatie naar buiten hebben gebracht en daarop kan [gedaagde sub. 1] nimmer worden aangesproken. Ten aanzien van Polymer geldt dat, nu [gedaagde sub. 1] niet gehouden kan worden aan het non-concurrentiebeding, eiseressen niet jegens Polymer kunnen vorderen dat zij [gedaagde sub. 1] niet in dienst neemt. Ook kan aan Polymer ter zake geen verwijt worden gemaakt, nu Polymer op grond van ervaringen uit het verleden nooit het idee heeft gehad dat over en weer concurrerende activiteiten werden ontplooid. Gedaagden concluderen tot afwijzing van de vorderingen van eiseressen met veroordeling van eiseressen in de proceskosten van gedaagden.
2.4 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of niet deugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van de in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen onder meer het navolgende vast:
a) [gedaagde sub. 1] is op [datum] voor bepaalde tijd in dienst getreden bij OTB. Artikel 1 van de betreffende arbeidsovereenkomst bepaalt:
"Werknemer treedt, bij werkgever in dienst met ingang van [datum] in de functie van [functie] bij OTB Display BV".
b) [gedaagde sub. 1] is op [datum] voor onbepaalde tijd in dienst getreden van OTB in de functie van [functie]. Artikel 1 van deze arbeidsovereenkomst bepaalt:
"Werknemer treedt, bij werkgever in dienst met ingang van [datum] in de functie van [functie], bij OTB Display B.V. met als standplaats [gemeente]."
c) OTB Display is thans genaamd: OLED.
d) In artikel 8 van de arbeidsovereenkomst is bepaald:
"Werknemer is verplicht zowel gedurende als na afloop van het dienstverband strikte geheimhouding te betrachten omtrent alles wat bij de uitoefening van zijn functie ter kennis komt in verband met zaken en belangen van de onderneming en met aan haar gelieerde vennootschappen en/of ondernemingen. Door overtreding van dit verbod verbeurt werknemer een (...) boete van € 25.000 per overtreding (...)."
e) Artikel 10 van de arbeidsovereenkomst bepaalt:
"Het is werknemer verboden gedurende een periode van 1 jaar na afloop van zijn dienstbetrekking op enigerlei wijze direct of indirect werkzaam te zijn ten behoeve van, dan wel op enigerlei wijze belangen te hebben bij een onderneming die in enigerlei opzicht als concurrerend voor de activiteiten van werkgever zou kunnen worden beschouwd, hetzij zelfstandig / alleen, hetzij in samenwerking met derden direct of indirect zelf een soortgelijke concurrerende onderneming te drijven. In geval van overtreding van dit verbod verbeurt werknemer aan werkgever een (...) boete van € 25.000 per overtreding, te vermeerderen met € 1.000 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt (...)."
f) [gedaagde sub. 1] werd verloond vanuit OTB, maar was feitelijk werkzaam voor OLED, dat zelf geen werknemers in rechtstreekse dienst heeft.
g) [gedaagde sub. 1] was als [functie] bij OLED verantwoordelijk voor het ontwikkelen, testen en verbeteren van displayproducten. Tevens gaf hij leiding aan het onderzoek met betrekking tot het printproces, waarin displays worden vervaardigd door het bezinken van licht emmiterende displays. Meer in het bijzonder heeft [gedaagde sub. 1] zich ten behoeve van OLED beziggehouden met het onderzoek naar het bezinken van elektronische materialen, het assembleren van verschillende lagen van elektronisch materiaal voor het verlichten van displays en het "inkapselen" van displays (om deze vocht- en zuurstofvrij te houden). Tevens heeft hij kennis opgedaan met betrekking tot de door OTB gebruikte materialen, de structuren van substraten en de gehanteerde productietijden. Ook heeft [gedaagde sub. 1] deelgenomen aan de hierboven onder 2.2. aangehaalde management- en strategievergade-ringen.
h) Polymer houdt zich bezig met het verrichten van diensten op het gebied van ontwikkeling, het productierijp maken, laten produceren en verhandelen van producten en systemen op basis van gladrollende en/of samenvouwbare displaytechnologie.
i) Eind [datum] heeft [gedaagde sub. 1] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en OTB te kennen gegeven dat hij voornemens is om op of omstreeks [datum] in dienst te treden van Polymer.
j) Bij e-mail van [datum] heeft de heer [naam], [functie] van OLED, aangegeven dat OLED [gedaagde sub. 1] wenst te houden aan het geheimhoudingsbeding en non-concurrentiebeding en een procedure aangekondigd tegen [gedaagde sub. 1] en Polymer in het geval [gedaagde sub. 1] toch bij Polymer in dienst zou treden.
k) Bij e-mail van [datum] heeft [gedaagde sub. 1] gereageerd op de e-mail van [naam] en aangevoerd dat OLED en Polymer geen concurrenten van elkaar zijn: OLED maakt machines en Polymer maakt dipslay-eindproducten. Hij verzoekt om een bevestiging dat hij niet zal worden gehouden aan het non-concurrentiebeding zolang als hij voor Polymer zal werken.
l) Bij brief van [datum] van haar gemachtigde heeft OTB [gedaagde sub. 1] verzocht althans gesommeerd om onder andere te bevestigen dat hij zich zal houden aan de overeengekomen (postcontractuele) bedingen, waaronder het geheimhoudingsbeding en het non-concurrentiebeding.
m) Voorts heeft OTB, eveneens bij brief van haar gemachtigde van [datum], Polymer verzocht althans gesommeerd te bevestigen dat [gedaagde sub. 1] niet bij Polymer of een daaraan gelieerde onderneming in dienst zal treden.
n) [gedaagde sub. 1] noch Polymer hebben hierop gereageerd.
o) Per [datum] is [gedaagde sub. 1] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan met Wistron Service B.V., divisie Polymer, hierna: Wistron, in de functie van [functie].
3. DE BEOORDELING
het spoedeisend belang
3.1 Eiseressen hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Voorts vloeit dit spoedeisend belang voort uit de aard van de vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde feiten, terwijl gedaagden bovendien de gestelde spoedeisendheid niet hebben betwist.
Polymer en Wistron
3.2 In dit kort geding is Polymer gedagvaard, aangezien [gedaagde sub. 1] tevoren aan eiseressen had aangegeven voorne-mens te zijn bij Polymer in dienst te treden. [gedaagde sub. 1] is per [datum] echter bij Wistron in dienst getreden. Wis-tron is niet gedagvaard en daarmee geen partij in de onderhavige procedure.
In dit verband hebben gedaagden ter zitting aangegeven er belang aan te hechten op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen over de onderhavige kwestie en dat zij derhalve op voorhand ermee instemmen dat Polymer in deze procedure wordt aangemerkt als de werkgever waarmee [gedaagde sub. 1] een arbeidsovereenkomst is aangegaan, te meer nu Polymer op korte termijn de formele werkgever van [gedaagde sub. 1] zal worden en [gedaagde sub. 1] uitsluitend werkzaam-heden zal gaan verrichten die tot de kernactiviteiten van Polymer behoren. Eiseressen hebben hiermee ter zitting ingestemd. Ter zitting heeft Polymer nog bevestigd een eventueel veroordelend vonnis tegen zich te laten gel-den.
Gelet hierop zal er hierna van uit worden gegaan dat [gedaagde sub. 1] een arbeidsovereenkomst is aangegaan met Polymer en dat Polymer in de onderhavige procedure als formele en materiële procespartij geldt.
het non-concurrentiebeding
3.3 Tussen partijen is niet in geschil dat het non-concurrentiebeding tussen OTB en [gedaagde sub. 1] rechtsgeldig is over-eengekomen, zodat hiervan zal worden uitgegaan.
3.3.1 Met hun primaire verweer betogen gedaagden dat het non-concurrentiebeding alleen in de verhouding van [gedaagde sub. 1] tot OTB en dus niet in de verhouding van [gedaagde sub. 1] tot OLED geldt, omdat OTB (en niet OLED) de werkge-ver van [gedaagde sub. 1] was en voorts dat OTB aan dit beding geen rechten kan ontlenen nu Polymer niet als een concur-rent van OTB is aan te merken. Ter zake oordeelt de kantonrechter als volgt.
3.3.2 In het algemeen geldt dat voor de uitleg van een non-concurrentiebeding het zogenaamde Haviltex-criterium van toepassing is. Op grond van dat criterium komt het bij de uitleg van een non-concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van het beding mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de uitleg van het beding zijn derhalve alle omstandigheden van het geval van belang, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid met zich brengen.
Met inachtneming van dit uitgangspunt verwerpt de kantonrechter de stelling van gedaagden dat bij de uitleg van het onderhavige non-concurrentiebeding geen rekening dient te worden gehouden met de activiteiten van OLED. Het is weliswaar juist dat het non-concurrentie-beding is gesloten tussen OTB als werkgever en [gedaagde sub. 1] als werknemer, maar dit brengt niet met zich dat alleen dient te worden gekeken naar de activiteiten van OTB. In de laatste arbeidsovereenkomst tussen OTB en [gedaagde sub. 1] is in artikel 1 immers een (aan de tekst van de eerste arbeidsovereenkomst bijna identieke) bepaling opgenomen, inhoudende dat [gedaagde sub. 1] bij OTB in dienst treedt in de functie van [functie] bij (thans) OLED. [gedaagde sub. 1] heeft verder ook niet weersproken dat hij vanaf [datum] steeds voor (thans) OLED werkzaamheden heeft verricht en dat hij nooit voor OTB heeft gewerkt, maar door OTB enkel werd verloond. In zijn e-mail van [datum] gaat [gedaagde sub. 1] in op de verhoudin-gen tussen Polymer en OLED en geeft hij aan dat hij een arbeidsovereenkomst heeft met "OTB Display/Oled Technologies." Voldoende aannemelijk is derhalve dat ook [gedaagde sub. 1] er zich van bewust is en ook er van uit gaat dat hij in ieder geval feitelijk werkzaam was voor OLED.
Indien de tekst van de arbeidsovereenkomst en voornoemde feiten en omstandigheden worden bezien in het licht van het Haviltex-criterium moet dan ook als voldoende duidelijk worden aangenomen dat het de bedoeling was dat het non-concurrentiebeding niet alleen zou zien op de door OTB als juridisch werkgever ontplooide activiteiten maar dat het zich verder uitstrekt tot en dus ook van toepassing is op de door [gedaagde sub. 1] ten behoeve van OLED als feitelijk werkgever verrichte werkzaamheden en de door OLED verrichte activiteiten. Alleen al nu [gedaagde sub. 1] nooit voor OTB werkzaamheden heeft verricht, maakt de door [gedaagde sub. 1] voorgestane, beperkte uitleg van het beding dit tot een lege huls en tegen de achtergrond van genoemde feiten en omstandigheden acht de kanton-rechter een zodanige uitleg met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard-baar.
Anders dan [gedaagde sub. 1] stelt, is er geen sprake van een uitbreiding achteraf van de werking van het beding. Er is voorts onvoldoende aanleiding of grond om het beding anders (contra proferentem) uit te leggen. Die aanleiding of grond kan ook niet worden gevonden in de tekst van het geheimhoudingsbeding, nu die niet afdoet aan de vaststelling dat [gedaagde sub. 1] feitelijk voor OLED werkzaam was, de arbeidsovereenkomst daarover geen misverstand laat bestaan en [gedaagde sub. 1] daarvan zelf ook uit is gegaan.
3.3.3 Ten aanzien van de tweede component van het primaire verweer van [gedaagde sub. 1] geldt het navolgende. OTB heeft onweersproken gesteld dat haar activiteit is het ontwerpen, produceren en handelen in machines die dis-plays produceren, niet meer en niet minder. Voor zover het de activiteit van OTB betreft is voorshands, zonder nadere toelichting die OTB niet heeft gegeven, niet gebleken op welke wijze [gedaagde sub. 1] ten opzichte van OTB het non-concurrentie-beding schendt door een arbeidsovereenkomst aan te gaan met Polymer, die gelet op haar activiteit niet als een concurrent van OTB is aan te merken. Daar komt nog bij dat OTB zelf heeft gesteld dat [gedaagde sub. 1] nooit voor haar werkzaamheden heeft verricht. In zoverre kan de vordering van OTB dan ook niet worden toegewezen.
3.3.3.1 Voor zover het de door eiseressen gestelde activiteit van OLED betreft stelt de kantonrechter voorop dat OTB, gelet op hetgeen hiervoor onder 3.3.2 is overwogen en gelet op de concernverhoudingen tussen OTB en OLED, belang heeft bij het instellen van de vordering ter zake het non-concurrentiebeding.
3.3.3.2 De vordering tot nakoming van het non-concurrentiebeding, voor zover die is ingesteld door OLED, zal worden afgewezen, nu OLED zelf niet de (juridisch) werkgever van [gedaagde sub. 1] is geweest (er is tussen OLED en [gedaagde sub. 1] geen arbeidsovereenkomst gesloten) en er daarmee ook geen non-concurrentiebeding tussen beiden is overeengekomen, waarvan OLED nakoming kan vorderen. Eiseressen hebben hun stelling dat zij met elkaar dienen te worden vereenzelvigd onvoldoende onderbouwd. Aan OLED komt derhalve geen op de onderhavige arbeidsovereenkomst tussen OTB en [gedaagde sub. 1] gebaseerd zelfstandig vorderingsrecht jegens [gedaagde sub. 1] toe.
3.3.4 Gelet op het voorgaande zal hierna derhalve de vraag aan de orde dienen komen of [gedaagde sub. 1] jegens OTB het non-concurrentiebeding heeft geschonden voor zover het de activiteiten van OLED betreft.
3.4 Het onderhavige beding verbiedt onder andere aan [gedaagde sub. 1] werkzaam te zijn voor een onderneming die "in enigerlei opzicht als concurrerend voor de activiteiten van werkgever zou kunnen worden beschouwd". [gedaagde sub. 1] heeft dit niet betwist of daartegen anderszins stelling genomen, zodat in het navolgende deze inhoud van het beding tot uitgangspunt zal worden genomen.
3.4.1 Gedaagden voeren als subsidiair verweer dat de activiteiten van Polymer - het ontwikkelen en (laten) ma-ken van oprolbare displays en het daarna als displaymodule of geïntegreerd in een apparaat verkopen hiervan aan bedrijven en gebruikers - geen enkele concurrentie opleveren met de activiteiten van OLED (het ontwikke-len, produceren, vermarkten van hi-tech kunststofverwerkingsmachines voor het vervaardigen van platte (op glasplaat) displays. Volgens [gedaagde sub. 1] zou Polymer een klant van OLED kunnen zijn.
3.4.2 Dit verweer wordt verworpen. De kantonrechter is van oordeel dat OLED en Polymer als concurrenten in de zin van het non-concurrentiebeding zijn aan te merken. Dat beide bedrijven (op punten) van elkaar verschil-len en verschillend van aard zijn acht de kantonrechter niet doorslaggevend. Het gaat immers - en dat is dus doorslaggevend - om het wel te herkennen raakvlak tussen beide bedrijven, dat OTB een rechtens te respecteren belang geeft bij de handhaving van het non-concurrentiebeding. Dit raakvlak is dat beide bedrijven zich bezig-houden met het ontwerpen/ontwikkelen van displays. De bedrijfsomschrijving zoals opgenomen in het handels-register is in zoverre niet bepalend. OTB heeft voldoende onderbouwd gesteld dat OLED zich naast de activiteit met betrekking tot de kunststofverwerkingsmachines onder meer ook bezighoudt met de ontwikkeling van dis-plays. Ter zake heeft zij onder meer verwezen naar de website van OLED, waar op de pagina "OLED Displays" expliciet en voorzien van een foto wordt aangegeven dat OLED vele displays heeft ontwikkeld die kunnen wor-den toegepast in mobiele telefoons, draagbare spelcomputers, mp3-spelers, videospelers, multimediaspelers en televisies. Voorts heeft OTB sheets van een door [gedaagde sub. 1] in [datum] gehouden presentatie overgelegd waarin onder meer wordt aangehaald dat OLED nauw samenwerkt met het Canadees bedrijf Ignis Innovation teneinde "next generation OLED Displays, 3.5" QVGA" te ontwikkelen ("Close collaboration with Ignis Innovation in Canada to develop next generation OLED displays, 3.5" QVGA"). Ter zake heeft OTB onder meer nog aangevoerd dat [gedaagde sub. 1] intensief betrokken is geweest bij de ontwikkelingsactiviteiten van de next generation OLED display en volledige kennis heeft van de betreffende unieke technologie, die moet resulteren in de productie en verkoop van deze display door Universal Display Technologie (UDT, behorend tot het concern waartoe ook OLED be-hoort) op een termijn van 12 tot 16 maanden.
[gedaagde sub. 1] heeft in zijn functie bij OLED specifieke en bijzondere kennis opgedaan van de complexe materie van de ontwikkeling van displays. Hij heeft erkend dat hij binnen OLED - met uitzondering van de werking van sub-straten en transistoren - de werkzaamheden verrichtte als door OTB in de dagvaarding onder 11. en 12. gesteld (zie hiervoor onder 2.4g) en als zodanig verantwoordelijk was voor het - kort gezegd - ontwikkelen, testen en verbeteren van displayproducten. Ter zitting heeft [gedaagde sub. 1] nog aangegeven dat hij bij OLED onder meer project-leider was voor het testen van materialen en dat hij zich als zodanig heeft beziggehouden met de vraag hoe een zo goed mogelijk werkende display kan worden gemaakt. Daarnaast hield hij zich bijvoorbeeld ook bezig met het onderzoeken van nieuwe manieren voor het aanbrengen van lichtgevende materialen in displays en van ma-nieren voor het inkapselen (vocht- en zuurstofvrij houden) van displays. [gedaagde sub. 1] heeft niet gesteld en ook anders-zins is niet aannemelijk geworden dat [gedaagde sub. 1] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst wezenlijk andere werkzaamheden verrichtte, zij het dat hij toen ter zake minder verantwoordelijkheden droeg.
Nu zowel OLED als Polymer displaytechnologieën en displays ontwikkelen en daarmee als raakvlak de ontwik-kelingsactiviteit hebben is Polymer aan te merken - in de zin van het non-concurrentiebeding - als een onderne-ming die in enigerlei mate als een concurrent van OLED zou kunnen worden beschouwd. Of [gedaagde sub. 1], zoals hij stelt, bij OLED alleen demo displays heeft gemaakt omdat voor het maken van de machine door OLED kennis van een OLED display nodig is, is dan niet doorslaggevend. Dit geldt ook voor de stelling van gedaagden dat Polymer ontwikkelt ten behoeve van de eindgebruiker (de consument). Nog daargelaten dat Polymer volgens haar eigen stellingen ook ontwikkelt voor bedrijven is doorslaggevend de kennis van de ontwikkeling van dis-plays, die in beide bedrijven aanwezig is en de display-ontwikkelingsactiviteiten die aan de hand van die kennis plaatsvinden. Daar raken beide bedrijven elkaar, zodat zij in dit opzicht in ieder geval "in enigerlei mate" con-currerend zijn.
Voor de kantonrechter is niet duidelijk of de kennis voor het ontwikkelen van platte displays (geheel) bruikbaar is voor het ontwikkelen van oprolbare displays. Nu [gedaagde sub. 1] voor Polymer wil gaan werken aan de ontwikkeling van oprolbare schermen (mede) in combinatie met Oledtechnologieën en daarbij volgens [gedaagde sub. 1] displays een rol spelen, is voorshands in ieder geval niet uit te sluiten dat de kennis bruikbaar is. Hoe zulks evenwel ook zij, de bij OLED opgedane specifieke displaytechnologische kennis en kunde zal voor Polymer niet waardeloos of irrelevant zijn. Integendeel, de directeur van Polymer heeft ter zitting aangegeven dat de door [gedaagde sub. 1] bij OLED opgedane kennis hem mede aantrekkelijk maakt voor de functie van [functie] bij Polymer.
Gezien het voorgaande luidt de slotsom dat OTB gezien de aard van een deel van de bedrijfsactiviteiten van OLED, het hoge kennisgehalte van [gedaagde sub. 1] alsmede het ter zitting nog nader aan de hand van de overgelegde producties toegelichte innovatieve karakter van de werkzaamheden en de hoge ontwikkelingskosten (de next generation OLED display) ten opzichte van Polymer een gerechtvaardigd belang heeft bij de bescherming van de know how van OLED via het concurrentiebeding, te meer nu het de bedoeling is dat [gedaagde sub. 1] bij Polymer gaat werken aan de ontwikkeling van displays.
3.5 Aan de orde is verder nog het eveneens subsidiair aangevoerde verweer dat OTB geen beroep meer kan doen op het beding omdat er na de ondertekening van de arbeidsovereenkomst in [datum] een aanmerke-lijke verzwaring van de taak/werkzaamheden van [gedaagde sub. 1] heeft plaatsgevonden ([gedaagde sub. 1] is gepromoveerd naar [functie]). Hierdoor is er sprake van een verzwaring van het beding, zodat dit niet langer van toepassing is.
3.5.1 Ook dit verweer wordt verworpen. Uit de stukken is gebleken dat [gedaagde sub. 1] vanaf [datum] werkzaam was in de functie van [functie] en dat nadien zijn functie is aangeduid als [functie]. Nu [gedaagde sub. 1] onvoldoende heeft gesteld ter onderbouwing van zijn verweer is zonder nadere toelichting die [gedaagde sub. 1] niet heeft gegeven niet aannemelijk dat sprake is van een zodanig ingrijpende, niet voor-zienbare wijziging in de arbeidsverhouding dat het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Een dergelij-ke wijziging volgt nog niet uit de toevoeging van "[functie]" aan een functiebenaming. Zodanige toevoeging duidt er veeleer op dat [gedaagde sub. 1] een in de normale lijn der verwachting liggende loopbaanontwikkeling heeft doorge-maakt binnen OLED. Dit brengt echter niet automatisch mee dat het beding zwaarder is gaan drukken. Voorts heeft OTB in dit verband nog onweersproken gesteld dat [gedaagde sub. 1] met zijn kennis en kunde ook bij andere werk-gevers dan Polymer aan de slag kan.
3.6 Gelet op al het voorgaande zal de vordering van OTB onder i) van het petitum derhalve worden toegewezen, doch enkel voor zover het de activiteiten van OLED betreft. De vordering van OTB onder ii) van het petitum zal eveneens worden toegewezen.
De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen op de wijze als hierna bepaald.
het geheimhoudingsbeding
3.7 Eiseressen vorderen dat [gedaagde sub. 1] zich aan het geheimhoudingsbeding dient te houden. Alhoewel uit nummer 20 van de pleitnota mogelijk kan worden afgeleid dat [gedaagde sub. 1] (in beginsel) geen verweer voert tegen toewijzing van deze vordering is [gedaagde sub. 1] duidelijker onder nummer 31: op grond van het daar gestelde gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde sub. 1] concludeert tot afwijzing van de onderhavige vordering.
3.8 Ten aanzien van OLED geldt mutatis mutandis hetgeen hiervoor onder 3.3.3.2 is overwogen: de door OLED ingestelde vordering zal derhalve hierna worden afgewezen.
3.8.1 Voor OTB geldt dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde sub. 1] het geheimhoudingsbeding reeds heeft overtreden of dat een dreiging aanwezig is dat [gedaagde sub. 1] dit beding zal overtreden. Uit het enkele gegeven dat [gedaagde sub. 1] met Polymer een arbeidsovereenkomst is aangegaan leidt de kantonrechter in de gegeven omstandighe-den en gezien de over en weer ter zake ingenomen stellingen een dergelijke dreiging niet voorshands af. In de stelling dat [gedaagde sub. 1] specifieke en aan geheimhouding onderworpen kennis heeft opgedaan van technieken, mate-rialen en de ontwikkeling van displays is zonder bijkomende omstandigheden evenmin een grond gelegen tot een veroordeling tot nakoming van het geheimhoudingsbeding. De vordering van OTB zal derhalve eveneens worden afgewezen.
de vordering jegens Polymer
3.9 Kort gezegd vorderen eiseressen Polymer te verbieden [gedaagde sub. 1] in dienst te nemen voor de duur van het non-concurrentiebeding. Aan die vordering ligt ten grondslag dat Polymer een arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub. 1] heeft gesloten - wetende van de onderhavige bedingen - waardoor zij voordeel geniet van de wanprestatie van [gedaagde sub. 1] en daarmee jegens eiseressen onrechtmatig handelt.
3.9.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van deze vordering is dat het handelen met iemand terwijl men weet dat deze door dat handelen een door hem met een derde gesloten overeenkomst schendt, op zichzelf jegens die der-de niet onrechtmatig is. Van onrechtmatigheid is pas sprake indien die aangesproken partij weet of behoort te weten dat zijn wederpartij door het sluiten van de desbetreffende overeenkomst, kort gezegd, wanprestatie pleegt jegens een derde, en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden. De enkele wetenschap van de toerekenbare tekortkoming van de werknemer is dus nog niet voldoende voor het aannemen van onrechtmatig handelen. Er dienen dus bijkomende omstandigheden te zijn. Dergelijke bijkomende omstandigheden hebben eiseressen echter niet gesteld en zijn ook anderszins in dit kort geding niet aannemelijk geworden. De vordering wordt derhalve afgewezen.
de proceskosten
3.10 Nu OTB jegens [gedaagde sub. 1] slechts deels in het gelijk is gesteld en OLED jegens [gedaagde sub. 1] in het geheel in het on-gelijk is gesteld, zullen de proceskosten tussen OTB en OLED enerzijds en [gedaagde sub. 1] anderzijds worden gecompen-seerd.
Aangezien OTB en OLED jegens Polymer in het ongelijk zijn gesteld, zullen zij jegens haar in de proceskosten worden veroordeeld.
4. DE BESLISSING
De kantonrechter:
op de vorderingen van OTB jegens [gedaagde sub. 1]:
gebiedt [gedaagde sub. 1] zich onverkort te houden aan het tussen hem en OTB geldende non-concurrentiebeding ex artikel 10 van de arbeidsovereenkomst voor zover het de activiteiten van OLED betreft, totdat in een eventuele bodem-procedure onherroepelijk uitspraak is gedaan over de rechtsgeldigheid daarvan;
verbiedt [gedaagde sub. 1] om gedurende de duur van het non-concurrentiebeding in dienst te treden van Polymer en/of een aan Polymer gelieerde onderneming, althans op enigerlei wijze werkzaam te zijn ten behoeve van Polymer en/of een aan Polymer gelieerde onderneming, althans gebiedt [gedaagde sub. 1] een reeds aangegane samenwerking met Poly-mer binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te beëindigen en beëindigd te houden;
bepaalt dat [gedaagde sub. 1], na betekening van dit vonnis, een dwangsom verbeurt van € 1.000,-- (zegge duizend euro) voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [gedaagde sub. 1] in gebreke blijft (gedeeltelijk) aan het bovenstaande te vol-doen met een maximum van € 100.000,-- (zegge honderdduizend euro);
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen;
wijst af het meer of anders gevorderde;
op de vorderingen van OLED jegens [gedaagde sub. 1]:
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen;
op de vorderingen van OTB en OLED jegens Polymer:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt OTB en OLED in de proceskosten van Polymer, zijnde salaris gemachtigde van € 200,--, in die zin dat OTB € 100,-- en OLED € 100,-- dient te voldoen.
Aldus gewezen door mr. P.H. Brandts, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in te-genwoordigheid van de griffier.