parketnummer: 03/702672-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 augustus 2010
[naam verdachte],
geboren te Roermond [geboortegegevens verdachte],
wonend te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouw is mr. S. Selbach, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 augustus 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 3], [naam slachtoffer 4], [naam slachtoffer 5], [naam slachtoffer 6], [naam slachtoffer 7] en [naam slachtoffer 8] heeft aangerand;
Feit 2: [naam slachtoffer 9] en [naam slachtoffer 10] heeft mishandeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzondering van de aanrandingen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 7]. De officier baseert zich daarbij op de voorhanden zijnde aangiftes (bij [naam slachtoffer 5]: haar verklaring bij de politie) en op de verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie en ter terechtzitting.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft een partiële vrijspraak bepleit voor beide feiten. De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat alleen voor de aanranding van [naam slachtoffer 8] voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. In de zaak van [naam slachtoffer 4] heeft verdachte een gedeeltelijk bekennende verklaring afgelegd. In de overige zaken is steeds sprake van ofwel de afwezigheid van een verklaring van verdachte, ofwel het niet aansluiten van de verklaring van verdachte op het relaas in de desbetreffende aangifte.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw bepleit dat de tenlastegelegde mishandeling van [naam slachtoffer 9] slechts gedeeltelijk kan worden bewezen. Voor de mishandeling van [naam slachtoffer 10] heeft zij vrijspraak bepleit, nu de verklaringen van verdachte en [naam slachtoffer 10] elkaar tegenspreken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
In de dagen en weken vanaf 8 februari 2010 vonden in en rond de Maastrichtse wijken Randwijck en Heugem diverse aanrandingen en geweldplegingen plaats. Daarbij werden in de avonduren op verschillende plaatsen vrouwen betast en mishandeld.
De politie ondernam in het kader van het onderzoek naar die feiten diverse activiteiten. Zo vond herhaaldelijk surveillance plaats en werden er observatiecamera’s geplaatst. Ook werden controles uitgevoerd en werd een zogeheten lokdame ingezet.
Bij een van de controles is verdachte, omdat hij voldeed aan een dan naar aanleiding van diverse aangiftes totstandgekomen dadersignalement, op 13 maart 2010 door de politie gecontroleerd. Verdachte verklaarde bij die controle in de zorginstelling Maasveld te wonen. Ruim een week later zijn bij Maasveld de dagrapportages omtrent het doen en laten van verdachte opgevraagd. Uit die rapportages bleek dat hij op bijna alle tijdstippen van de gepleegde delicten niet in Maasveld was. Voorts bleek dat verdachte in Maasveld te kennen had gegeven dat hij bij de politiecontrole werd ondervraagd over aanrandingen. Desgevraagd verklaarde de betrokken verbalisant evenwel dat hij bij de controle van verdachte het woord aanrandingen niet had gebruikt. Op grond van deze bevindingen is verdachte vervolgens aangehouden.
De rechtbank zal hierna de zaken individueel bespreken. Zij zal daarbij de op de tenlastelegging aangegeven volgorde aanhouden. De zaken betrekking hebbende op de slachtoffers [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] zal de rechtbank om bewijstechnische redenen gezamenlijk bespreken.
- [naam slachtoffer 1]
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat deze zaak niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het bewijs voor het door verdachte begaan zijn van dit feit vloeit alleen voort uit de aangifte van [naam slachtoffer 1]. Dat is te weinig voor een bewezenverklaring. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook reeds daarom vrijspreken.
- [naam slachtoffer 4], [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3]
[naam slachtoffer 4] deed op dinsdag 9 februari 2010 aangifte terzake van aanranding. Uit de aangifte blijkt dat [naam slachtoffer 4] op dinsdag 9 februari 2010 rond 19.30 uur bij de bushalte op de P. Debyelaan te Maastricht stond. Er kwam een man aangelopen die haar plotseling omver duwde, waardoor ze tegen de zijkant van het bushokje terecht kwam. De man hield haar tegen bij het opstaan en wreef daarbij over de bovenkant van haar schaambeen, net voor de schaamlippen. Toen ze schreeuwde en schopte, liep de man snel weg. [naam slachtoffer 4] verklaarde dat de man ongeveer 1.80 meter lang was en een witte, gebreide muts droeg.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op vorengenoemde dag en tijdstip een meisje bij de bushalte op de P. Debyelaan in het kruis heeft gepakt. Het meisje viel vervolgens achterover. Toen ze begon te schreeuwen, is hij weggerend.
[naam slachtoffer 2] deed op 9 februari 2010 aangifte van aanranding die die dag werd gepleegd rond 19.05 uur op de Joseph Bechlaan te Maastricht. Aangeefster verklaarde dat ze op een perron van het NS-station Randwijck stond toen er een jongen tegen haar aan kwam staan. Plotseling voelde ze een hand die in haar kruis greep en daar stevig voelde. De jongen had volgens aangeefster een wit, gebreid mutsje op. Nadat de jongen had losgelaten en weg liep, stapte ze de trein in die klaar stond aan het perron. Aangeefster huilde en klopte op de deur van de conducteur, maar daar werd niet open gedaan. Op dat moment kwam een ander meisje de treincoupé binnengelopen. Aangeefster verklaarde dat ze aan het gezicht van het meisje zag dat er iets gebeurd was met haar. Aangeefster vroeg het meisje of er ook met haar iets was gebeurd met “die jongen”. Het meisje antwoordde bevestigend, waarop aangeefster vervolgens met de gsm van het meisje de politie belde.
Ook [naam slachtoffer 3] deed aangifte van een aanranding die op 9 februari 2010 werd gepleegd op het station NS-Randwijck te Maastricht. Uit die aangifte komt naar voren dat zij rond 19.08 uur op een perron van dit station liep. Een haar onbekende jongen kwam recht op haar afgelopen en ging met zijn hand richting haar kruis. Hij pakte haar daar stevig vast en bewoog een paar keer met zijn hand heen en weer. Hij droeg een crèmekleurig of wit mutsje. Nadat de jongen was weggelopen liep aangeefster naar de trein die bij het perron wachtte. Ze ging vervolgens een treincoupé binnen en zag daar een meisje zitten dat huilde. Aangeefster vroeg haar of zij net als aangeefster was aangevallen door een jongen. Het meisje zei dat dat klopte en heeft vervolgens met de telefoon van aangeefster de politie gebeld. Aangeefster is daarna met de trein naar Heerlen naar huis gegaan.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op het station Randwijck te Maastricht twee meisjes op de kont heeft geslagen. Hij verklaarde voorts dat dat plaatsvond op het perron en dat de trein er toen al stond. Beide meisjes stapten volgens verdachte de trein naar Heerlen in.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich de voorvallen slechts een beetje herinnert. Hij herinnert zich niet dat hij iemand toen in het kruis heeft gegrepen. Ook ontkent verdachte dat hij een wit mutsje heeft gedragen. Verdachte heeft wel verklaard dat hij langs liep en op de kont sloeg van twee meisjes.
Ten aanzien van het bewijs overweegt de rechtbank het volgende.
De aangifte van [naam slachtoffer 4] sluit op essentiële punten nauw aan op de verklaringen van verdachte terzake. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de zaak van [naam slachtoffer 4] voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank heeft voorts geen reden te twijfelen aan het door [naam slachtoffer 4] opgegeven dadersignalement. Dit signalement komt op een belangrijk punt overeen met het dadersignalement dat de aangeefsters [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] geven: de dader droeg een wit (gebreid) mutsje.
Verdachte weet zich voorts bij de politie allerlei details te herinneren met betrekking tot de incidenten op het station. Hij verklaarde immers over twee meisjes op een perron van station Randwijck, die hij kort na elkaar op de kont sloeg en die allebei in dezelfde trein zijn gestapt. Dit komt overeen met de verklaringen van aangeefsters zelf.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om op het punt van de ontuchtige handelingen van verdachte te twijfelen aan de juistheid van de aangiftes van [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3]. Dit geldt te meer nu de aangiftes niet alleen in grote lijnen, maar ook in detail eensluidend zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat naast de aangiftes voldoende steunbewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring van deze aanrandingen.
Het feit dat verdachte heeft ontkend dat hij de meisjes in hun kruis heeft betast, kan daar niet aan af doen, mede nu verdachte zelf reeds aangeeft dat hij zich de voorvallen niet goed kan herinneren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook het gedeelte van hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd dat ziet op de slachtoffers [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3], wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
- [naam slachtoffer 5] (nader te noemen: [naam slachtoffer 5])
De rechtbank acht deze zaak niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte dan ook vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Uit de verklaring van [naam slachtoffer 5] bij de politie blijkt immers dat er sprake is geweest van een poging tot aanranding. Hier is echter het voltooide delict en niet de poging daartoe tenlastegelegd. Een bewezenverklaring van hetgeen ten laste is gelegd kan reeds daarom niet volgen.
- [naam slachtoffer 6]
[naam slachtoffer 6] deed op 22 februari 2010 aangifte terzake van aanranding en poging tot verkrachting. Uit die aangifte blijkt dat zij op vrijdag 12 februari 2010 rond 21.15 uur op het Bellomontedomein in Maastricht van achteren werd vastgegrepen door een onbekende man. Ze viel vervolgens en de man kwam op haar te liggen. Hij probeerde haar riem los te maken, maar dat lukte niet. Verbalisant [naam verbalisant 1] merkt in de aangifte op dat aangeefster na afloop van het verhoor verklaarde dat de man daarbij ook met zijn hand over de bovenzijde van haar vagina was geschoven, over haar kleding heen. Dat was twee keer gebeurd.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het slachtoffer van achteren in haar kruis betastte en dat ze vervolgens allebei ten val kwamen. Verdachte viel op haar. Ter terechtzitting heeft verdachte zijn bij de politie afgelegde verklaring bevestigd.
Op grond van de aangifte en de verklaringen van verdachte acht de rechtbank het hierop betrekking hebbende deel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. Weliswaar lopen de aangifte en verdachtes verklaring op ondergeschikte punten uiteen, maar op het punt van de tenlastegelegde gedragingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van meer dan voldoende overeenstemming.
- [naam slachtoffer 7]
Voor het bewijs van dit gedeelte van de tenlastelegging bevat het dossier alleen de aangifte van [naam slachtoffer 7] zelf. Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij op de betrokken plaats iemand heeft benaderd. Het bewijs voor de tenlastegelegde aanranding kan dan ook alleen aangetroffen worden in de aangifte daarvan. Dat is te weinig om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte reeds hierom van dit onderdeel vrijspreken.
- [naam slachtoffer 8]
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
-de aangifte van [naam slachtoffer 8];
-de bekennende verklaring van verdachte.
- [naam slachtoffer 9]
[naam slachtoffer 9] deed aangifte van mishandeling gepleegd op 8 februari 2010 omstreeks 21.10 uur te Maastricht. Aangeefster verklaarde dat zij toen op de Maastrichterweg te Maastricht fietste en plotseling een man uit de struiken tevoorschijn zag komen. De man ging op het fietspad staan en duwde haar met kracht van de fiets af. Aangeefster viel daardoor bijna van haar fiets af en voelde pijn. De man pakte haar vervolgens bij de schouders vast en schudde haar heen en weer. Toen ze de man weg had geduwd zag ze dat hij via het fietspad een trapje op vluchtte dat naar de woonerven leidt.
Ter terechtzitting zijn aan verdachte foto’s getoond van de plaats delict. Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij bij het op de foto’s getoonde trapje stond en daar een Chinees of Indisch meisje van de fiets heeft getrokken.
Naar het oordeel van de rechtbank stemmen deze aangifte en deze verklaring van verdachte op essentiële punten - namelijk plaats en handeling – overeen, zodat de tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
- [naam slachtoffer 10]
[naam slachtoffer 10] deed aangifte van mishandeling gepleegd op 12 februari 2010 omstreeks 20.20 uur te Maastricht. Aangeefster verklaarde dat ze toen op de Sorbonnelaan te Maastricht liep en op enig moment een man kruiste. Toen ze zich even later omdraaide stond de man op korte afstand van haar. De lichaamshouding van de man boezemde aangeefster angst in. Ze begon tegen de man te schreeuwen, maar hij reageerde onaangedaan. Daarop sloeg ze hem meermalen met haar paraplu, die op een gegeven moment brak en op de grond viel. Aangeefster verklaarde dat de man haar vervolgens stevig bij beide bovenarmen vastpakte en tegen haar linkerbovenbeen schopte. Ze voelde toen pijn. De man liep daarna weg.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zich een vrouw herinnert die hem met een paraplu wilde slaan. Hij pakte toen de paraplu vast en het onderste deel brak af. Nadat de vrouw was weggelopen liep verdachte eveneens weg, maar kwam even later weer terug naar de plaats van het incident. Hij heeft daar de paraplu meegenomen en vervolgens het stoffen gedeelte van de paraplu op het dak van een nabijgelegen school/kinderdagverblijf gegooid. De steel heeft hij op een bouwterrein weggegooid.
Naar aanleiding van deze verklaring, heeft de politie een onderzoek ingesteld bij de openbare basisschool “de Spiegel”, gevestigd op de Sorbonnelaan. Op het dak van de school is een zwartkleurige paraplu waarvan het handvat was afgebroken aangetroffen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich niet meer herinnert wat er precies is gebeurd. Hij ontkent echter te hebben geschopt.
De rechtbank is op grond van het voorgaande niettemin van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte schuldig is aan mishandeling van [naam slachtoffer 10]. De aangifte en de verklaring van verdachte stemmen grotendeels overeen, behalve waar het het schoppen aangaat. De rechtbank is echter niet gebleken van feiten of omstandigheden die haar reden geven om juist op dit punt te twijfelen aan de verklaring van aangeefster, terwijl verdachte heeft aangegeven zich slechts flarden van het incident te kunnen herinneren.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:
- op 9 februari 2010 in de gemeente Maastricht door een andere feitelijkheid [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het vastgrijpen en betasten van de schaamstreek van die [naam slachtoffer 2], en bestaande die andere feitelijkheid uit het onverhoeds naderen van die [naam slachtoffer 2];
- op 9 februari 2010 in de gemeente Maastricht door een andere feitelijkheid [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het vastpakken van en wrijven over de schaamstreek van die [naam slachtoffer 3], en bestaande die andere feitelijkheid uit het onverhoeds naderen van die [naam slachtoffer 3];
- op 9 februari 2010 in de gemeente Maastricht door geweld [naam slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het over het schaambeen wrijven van die [naam slachtoffer 4], en bestaande dat geweld uit het duwen van die [naam slachtoffer 4];
- op 12 februari 2010 in de gemeente Maastricht door geweld [naam slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het op die [naam slachtoffer 6] gaan liggen en vervolgens met zijn hand (over) de schaamstreek van die [naam slachtoffer 6] glijden/betasten, en bestaande dat geweld uit het duwen en vastpakken van die [naam slachtoffer 6];
- op 27 februari 2010 in de gemeente Maastricht door geweld [naam slachtoffer 8] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het vastgrijpen en betasten van de schaamstreek van [naam slachtoffer 8], en bestaande dat geweld uit het duwen en vastpakken van die [naam slachtoffer 8];
Feit 2:
- op 8 februari 2010 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer 9] heeft vastgehouden en geduwd, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
- op 12 februari 2010 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer 10] met kracht heeft vastgehouden en geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1 De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Feit 2:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
4.2 De strafbaarheid van de dader
Over verdachte is gerapporteerd door de deskundige [naam deskundige 1], psychiater, d.d. 17 juni 2010. [naam deskundige 1] concludeert, -zakelijk weergegeven- dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een autisme spectrum stoornis. Deze stoornis is gedurende het gehele leven van verdachte aanwezig geweest en dus ook ten tijde van het tenlastegelegde, zodanig dat dit mede daaruit verklaard kan worden. [naam deskundige 1] concludeert verder dat verdachte door deze stoornis beperkt is in zijn copingstrategieën om negatieve emoties te kanaliseren. Door zijn gebrek aan empathie kan verdachte geen betekenisvolle relaties aangaan met vrouwen (van zijn leeftijd), terwijl eerdere afwijzingen door vrouwen en de negatieve beeldvorming die hiermee gepaard zijn gegaan mede een rol hebben gespeeld in de aanloop naar de delicten. De delicten hebben waarschijnlijk een spanningsreducerend effect gehad op verdachte. [naam deskundige 1] concludeert dat de stoornis in redelijke mate het plegen van de tenlastegelegde feiten heeft beïnvloed. Hij adviseert verdachte ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank verenigt zich met de raadsvrouw en de officier van justitie, gelet op de daarvoor gegeven gronden, met de in de rapporten gegeven conclusie omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt deze mitsdien tot de hare.
De verdachte is strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van het voorarrest. Bij het voorwaardelijke gedeelte van de straf heeft de officier gevorderd als bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen het ondergaan van een klinische behandeling in een zorginstelling als De Catamaran te Eindhoven of een vergelijkbare instelling, in combinatie met reclasseringstoezicht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit om in het geval van een (gedeeltelijke) bewezenverklaring strafoplegging achterwege te laten. Ten eerste omdat de raadsvrouw een straf die de duur van de reeds door verdachte ondergane hechtenis overschrijdt, niet op zijn plaats acht. Ten tweede omdat verdachte volgens de raadsvrouw gelet op zijn gedragsproblematiek niet in de gevangenis thuishoort, maar in een kliniek.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een serie aanrandingen en aan twee mishandelingen. In het bijzonder voor de aanrandingen geldt dat dit ernstige feiten zijn die niet alleen aanzienlijke persoonlijke consequenties voor de slachtoffers kunnen hebben, maar ook het maatschappelijke vertrouwen in de veiligheid van de samenleving schaden. Dit laatste is voor mishandeling niet anders.
In de onderhavige zaak hebben de delicten onmiskenbaar maatschappelijke beroering veroorzaakt. Met name het korte tijdsbestek en het beperkte geografische gebied waarin de feiten zijn gepleegd, speelden daarbij een rol. Schokkend is dat verdachte zijn persoonlijke impulsen heeft laten prevaleren boven de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers.
Gelet op het voorgaande en op de strafoplegging in soortgelijke zaken acht de rechtbank een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur passend en geboden. De rechtbank dient bij de strafoplegging echter niet de menselijke maat uit het oog te verliezen, want juist in het strafdoel van speciale preventie komen de belangen van de samenleving en de belangen van verdachte samen. De persoonlijke omstandigheden van verdachte en het risico op recidive spelen in dat kader een belangrijke rol.
Verdachte komt uit de psychiatrische rapportage en naar aanleiding van de terechtzitting naar voren als een zeer kwetsbaar persoon met een complexe en meervoudige gedragsproblematiek. Psychiater [naam deskundige 1] relateert het volgende:
Betrokkene heeft een geringe mate van probleeminzicht. Er is een zeer geringe mate van empathie aanwezig bij betrokkene. De sociale en relationele vaardigheden zijn inadequaat. De zelfredzaamheid is zeer gering. De copingvaardigheden zijn matig ontwikkeld.
Indien verdachte nu uit detentie zou komen, zonder toekomstperspectief of een voor hem geschikte woonomgeving met voldoende toezicht en behandeling, zal de stress fors toenemen en het risico op een recidive zeker op iets langere termijn (enkele weken tot maanden) groot zijn.
(…) Betrokkene heeft een klinische behandeling nodig en zijn invulling van de dagen zal zeer gestructureerd moeten verlopen Een autisme spectrum stoornis valt niet te genezen. De behandeling moet gericht zijn op het onderkennen en leren omgaan met de handicap. Positief is dat betrokkene de problematiek niet ontkent en heeft laten zien dat hij sturing en begeleiding accepteert. Betrokkene is gemotiveerd voor behandeling en in het verleden heeft hij zich ook nooit onttrokken aan zorg.
Gezien deze bevindingen van de psychiater, is naar het oordeel van de rechtbank naast een onvoorwaardelijke straf ook een voorwaardelijk gedeelte van wezenlijk belang. Op die manier kunnen de geïndiceerde behandeling en het toezicht worden gerealiseerd, terwijl verdachte daardoor tevens een stok achter deur heeft om hem er van te weerhouden in de toekomst verdere strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet zich daarin gesteund door het reclasseringsadvies d.d. 21 juni 2010. In dit rapport wordt geadviseerd om een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een klinische opname in een op autisme gespecialiseerde zorginstelling (mogelijk gevolgd door woonbegeleiding) en een meldingsgebod.
De rechtbank heeft er bij de strafoplegging rekening mee gehouden dat verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht dient te worden voor de bewezenverklaarde feiten. Voorts is rekening gehouden met het nagenoeg blanco strafblad van verdachte.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, een passende straf. Bij de bepaling van het onvoorwaardelijke deel van de straf heeft de rechtbank mede gelet op de mededeling van de officier van justitie dat voor verdachte in de maand september 2010 een plaats zal vrijkomen in de voor hem geschikte zorginstelling De Catamaran te Eindhoven, eventueel op basis van onderaannemerschap van een andere psychiatrische kliniek.
Het lange voorwaardelijke gedeelte van de straf in combinatie met de proeftijd van drie jaren acht de rechtbank passend ter bescherming van de samenleving. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen dat hij zich moet houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering ook als dat inhoudt dat hij zich, voor een duur die maximaal gelijk is aan de proeftijd, moet laten opnemen in een op het gebied van autisme gespecialiseerde zorginstelling als De Catamaran te Eindhoven. Daarnaast acht de rechtbank de maatregel van hulp en steun geboden.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 397,52 waarvan
€ 350,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, terzake van feit 1.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 8] vordert een schadevergoeding van € 500,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, terzake van feit 1.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 9] vordert een schadevergoeding van € 378,-- waarvan
€ 275,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente, terzake van feit 2.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijk verschuldigde rente, alsook de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 9] af te wijzen. Zij heeft de rechtbank voorts verzocht om bij de bepaling van de hoogte van het aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 8] toe te kennen bedrag rekening te houden met de financiële situatie van verdachte.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] toewijzen voor een bedrag van € 375,92, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ten aanzien van het overige gedeelte, de aanschafkosten van een zogeheten sleutelalarm, kan zij niet in haar vordering worden ontvangen, nu daarbij geen sprake is van een direct verband tussen de schade en het bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 8] inzake immateriële schade toewijzen voor een bedrag van € 350,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het overige gedeelte wijst de rechtbank de vordering af.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 9] toewijzen voor een bedrag van € 275,-- te vermeerderen met de wettelijke rente. Ten aanzien van het overige gedeelte, betrekking hebbend op de reparatiekosten van de fiets, kan zij niet in haar vordering worden ontvangen, nu daarbij geen sprake is van een direct verband tussen de schade en het bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank zal daarbij tevens steeds de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank passeert het door de raadsvrouw gedane beroep op matiging van de schadevergoeding gebaseerd op de geringe draagkracht van verdachte.
Bij het toewijzen van een vordering van een benadeelde partij is geen plaats voor matiging op grond van (te) geringe draagkracht aan de zijde van de verdachte. Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel kan het gebrek aan draagkracht in uitzonderlijke gevallen reden zijn deze maatregel niet op te leggen. Van een dergelijk uitzonderlijk geval is hier naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 246 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 ten laste gelegde zaken betrekking hebbend op [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 7].
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde onder 1 en 2 bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt de opname in de zorginstelling De Catamaran te Eindhoven of een vergelijkbare instelling gespecialiseerd op het gebied van autisme voor een duur die ten hoogste gelijk is aan de proeftijd;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3], te betalen een bedrag van € 375,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 8], te betalen een bedrag van € 350,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 8] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 8] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 8] vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 9], te betalen een bedrag van € 275,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 9] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 9], voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 9] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Janssen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 augustus 2010.
Buiten staat
Mr. M.C.A.E. van Binnebeke is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks de periode van 08 februari 2010 tot en met 27 februari
2010 in de gemeente Maastricht, meermalen, (telkens) door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3]
en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] en/of T.
[naam slachtoffer 7] en/of [naam slachtoffer 8], heeft gedwongen tot het dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit:
- het slaan op en/of aanraken van de bil(len) van die [naam slachtoffer 1] (zaak 1) en/of
- het vastgrijpen en/of betasten van de schaamstreek van die [naam slachtoffer 2] (zaak
3) en/of
- het vastpakken van en/of wrijven over de schaamstreek van die [naam slachtoffer 3] (zaak
4) en/of
- het tegen de buik duwen en/of (vervolgens) over het schaambeen wrijven van
die [naam slachtoffer 4] (zaak 5) en/of
- het bij de schaamstreek vastpakken van die [naam slachtoffer 5] (zaak 6) en/of
- het op die [naam slachtoffer 6] gaan liggen en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes
hand (over) de schaamstreek van die [naam slachtoffer 6] glijden/betasten (zaak 8)
en/of
- het vastgrijpen en/of betasten van de schaamstreek van [naam slachtoffer 7] (zaak 9)
en/of
- het vastgrijpen en /of betasten van de schaamstreek van [naam slachtoffer 8]
(zaak 10)
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit het onverhoeds (van
achteren) naderen en/of duwen en/of slaan en/of (bij de nek en/of schouders
en/of bovenarmen, althans het lichaam) vastpakken en/of betasten van die
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4]
en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 7] en/of C.C.M.
[naam slachtoffer 8];
hij in of omstreeks de periode van 08 februari 2010 tot en met 12 februari
2010 in de gemeente Maastricht, meermalen, (telkens) opzettelijk mishandelend
twee, althans een of meer perso(o)nen (te weten [naam slachtoffer 9] en/ of
[naam slachtoffer 10]), (met kracht) heeft vastgehouden en/of geduwd en/of geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden (zaak 2 en 7);
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/702672-10
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 23 augustus 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te Roermond [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 9 augustus 2010 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw: mr. S. Selbach, advocaat te Maastricht.