ECLI:NL:RBMAA:2010:BN4837

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
18 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700628-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes tijdens een stoeipartij onder invloed van alcohol

Op 6 november 2009 vond in Maastricht een steekincident plaats waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, een groot mes hanteerde tijdens een stoeipartij met het slachtoffer. De verdachte verklaarde dat het allemaal voor de 'fun' begon, maar de rechtbank concludeerde dat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij het slachtoffer dodelijk zou kunnen verwonden. De verdachte stak het slachtoffer in de linkerpols, wat leidde tot een slagaderlijke bloeding. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte en het slachtoffer beiden onder invloed van alcohol waren, de verdachte nog enig inzicht had in haar handelen. Een succesvol beroep op een strafuitsluitingsgrond werd afgewezen, omdat de verdachte zichzelf in een positie had gebracht waarin zij haar handelen niet in de hand had.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit, de alcoholproblematiek van de verdachte en haar eerdere behandelingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 330 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een alcoholverbod. De rechtbank benadrukte dat de verdachte geen blijk gaf van respect voor andermans leven en lichamelijke integriteit, en dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming gerechtvaardigd was gezien de ernst van het delict. Het in beslag genomen mes werd verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700628-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juni 2010
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsvrouw is mr. S. Selbach, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 juni 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [naam slachtoffer] te doden danwel heeft geprobeerd om [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in zijn pols te steken.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte heeft de hulpdiensten gebeld waarbij zij heeft verklaard dat zij [naam slachtoffer] had “kapot gestoken”. Ook heeft zij verklaard dat [naam slachtoffer] kwaad op haar was. De hulpdiensten treffen ter plaatse [naam slachtoffer] aan met een slagaderlijke bloeding in zijn linkerarm. Verder is er niemand thuis. Ook treffen zij een groot vleesmes aan. Zowel verdachte als [naam slachtoffer] geven aan dat ze niet weten wat er gebeurd is. De officier van justitie is gelet op bovenstaande evenwel van oordeel dat verdachte [naam slachtoffer] met een mes in zijn arm heeft gestoken.
Verdachte had volgens de officier van justitie echter niet het opzet om [naam slachtoffer] te doden. Ook had verdachte niet het opzet in voorwaardelijke zin om [naam slachtoffer] te doden. Verdachte heeft immers niet bewust het risico aanvaard dat [naam slachtoffer] door een messteek in zijn pols zou kunnen overlijden. Volgens de officier van justitie is het bovendien geen feit van algemene bekendheid dat de dood kan intreden door iemand met een mes in de pols of arm te steken. De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde dan ook niet bewezen. Wel is de officier van justitie van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat het steken in iemands pols of arm kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte van het primair en van het subsidiair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw acht de verklaringen van zowel verdachte als [naam slachtoffer] te summier waardoor geen bewezenverklaring kan volgen. Ook de overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde gepleegd zou hebben ontbreekt volgens de raadsvrouw. Verdachte en [naam slachtoffer] hadden een prille verhouding en waren beiden verliefd. Voor verdachte was er dan ook geen aanleiding om [naam slachtoffer] iets aan te doen. Ook voorwaardelijk opzet ontbreekt, beiden weten immers niet wat er gebeurd is en waarom. Tevens blijkt uit de opname van de beide telefoongesprekken met de hulpdiensten dat er grote paniek heerste. Er is derhalve geen sprake van opzet op de dood van [naam slachtoffer] danwel zware mishandeling van [naam slachtoffer].
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 november 2009 te Maastricht heeft geprobeerd om [naam slachtoffer] te doden. De rechtbank baseert haar oordeel op de verklaring van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie, inhoudend dat zij [naam slachtoffer] heeft gestoken en hem daarbij heeft gezegd: "Ik steek je neer", en op de 112-melding waarin verdachte aangeeft dat ze [naam slachtoffer] “kapot” heeft gestoken, in combinatie met de verklaring van [naam slachtoffer] dat verdachte hem met een mes heeft gestoken en hij daarna heeft gezien dat uit zijn linkerpols veel bloed spoot.
Verdachte geeft aan dat zij niet precies weet hoe het steekincident heeft plaatsgevonden. Zij geeft aan dat het allemaal voor de “fun” begon en dat ze aan het rollebollen waren. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij door met verdachte te stoeien of te rollebollen, waarbij zij een groot mes in haar handen had, zij hem dodelijk zou kunnen verwonden.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 6 november 2009 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes heeft gestoken (in de slagader) in de linkerpols/linkerarm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Uit de 112-melding leidt de rechtbank af dat, hoewel zowel verdachte als het slachtoffer aangeven dat zij beiden fors onder invloed van alcohol waren, verdachte nog enig inzicht had in haar handelen. Tevens geldt dat verdachte, door grote hoeveelheden alcohol te drinken, zichzelf in een positie heeft gebracht waarbij zij (mogelijk) haar eigen handelen als gevolg van haar roes niet in de hand had. Een succesvol beroep op een strafuitsluitingsgrond komt verdachte op basis van culpa in causa dan niet toe.
Gelet op het voorgaande en omdat niet is gebleken van overige omstandigheden die haar strafbaarheid uitsluit is verdachte strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 365 dagen waarvan 330 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het ondergaan van ambulante behandeling en/of een meldingsplicht, en de bijzondere voorwaarde dat verdachte tijdens de proeftijd geen alcohol mag nuttigen, hieruit bestaande dat zij bij een controle (op grond van de Wegenverkeerswet 1994 of anderszins, bijvoorbeeld wanneer de reclassering dat wenselijk acht) niet meer dan 220 ug. alcohol per uitgeademde liter lucht mag blazen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een werkstraf van 240 uur op te leggen.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde ernstige alcohol verslaafd. Verdachte heeft zelf hulp gezocht waarna zich geen alcohol gerelateerde problemen meer hebben voorgedaan. Verdachte heeft een tijd in voorarrest verbleven, daardoor is nu een voorwaardelijke straf aangewezen. Indien er toch nog aan een onvoorwaardelijke straf wordt gedacht, acht de verdediging een taakstaf geïndiceerd.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Verdachte was daarbij zwaar onder invloed van alcohol. Voor deze problematiek is verdachte vaak behandeld. Echter, steeds weer vervalt zij in haar verslaving. Verdachte wekt de indruk volstrekt haar eigen gang te gaan en voortdurend grote hoeveelheden alcohol te nuttigen. Door een delict als het onderhavige te plegen geeft verdachte geen enkel blijk van respect voor andermans leven en lichamelijke integriteit. Deze houding van verdachte heeft ertoe geleid dat zij het risico heeft genomen een ander van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf recht doet aan de ernst van het feit.
Ten voordele van verdachte weegt de rechtbank mee dat zij spijt heeft betuigd, zij zelf hulp heeft gezocht en zij niet eerder met politie en justitie voor soortgelijke delicten in aanraking is gekomen.
Door drs. M.M. van der Veer is omtrent de persoon van verdachte een psychologisch onderzoek verricht. Zij rapporteert -zakelijk weergegeven-:
(…)
Onderzochte is leidende (lees: lijdende) aan een gebrekkige ontwikkeling. Zij is cognitief ernstig beperkt en er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en afhankelijke persoonlijkheidskenmerken. Onderzochte is afhankelijk van alcohol en rustgevende middelen. (…) Onderzochte is een cognitief beperkte vrouw met persoonlijkheidsproblematiek en afhankelijkheid van middelen en alcohol. Mevrouw heeft de alcohol en de rustgevende middelen nodig om haar leegtegevoelens, haar eenzaamheidsgevoelens en haar frustratie op het gebied van relaties te verdragen. (…) De persoonlijkheidstructuur van mevrouw is dusdanig dat ze niet op zelfstandige wijze haar leven op bevredigende wijze vorm kan geven. Haar relaties gaan moeizaam mede tengevolge van haar persoonlijkheidsstructuur, waarin niemand op voldoende wijze aan haar affectiebehoefte kan voldoen wat weer woede en boosheid bij mevrouw opwekt. Als er dan alcohol in het spel is, vindt er geen begrenzing en remming plaats waardoor het mis kan gaan. Er van uitgaande dat boven beschreven dynamiek een rol speelde bij het ten laste gelegde, indien bewezen, wordt geadviseerd mevrouw in elk geval enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Hierbij is het alcoholgebruik buiten beschouwing gelaten. Indien wordt aangenomen dat betrokkene, mede door haar persoonlijkheidspathologie, geen weerstand heeft kunnen bieden aan de alcohol, leidt dit tot het advies betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten.Vanwege het eenmalige karakter van het tenlastegelegde lijkt de kans op recidive gering. (…) Wel zal de kans op terugval in alcoholgebruik en daaruit voort komend ontremd handelen groot zijn indien er geen goede individuele hulpverlening plaats zal vinden die afgestemd is op haar beperkte verstandelijke vaardigheden en haar persoonlijkheidsproblematiek.(…) Mevrouw heeft intensieve individuele hulp nodig waarbij in haar therapie gewerkt wordt aan haar persoonlijkheidsproblematiek en haar problemen met relaties en met alcohol. Het hulpverleningstraject dat de Mondriaan verslavingszorg heeft uitgezet dient verder gecontinueerd te worden, waarbij toezicht van de reclassering de motivatie van mevrouw kan ondersteunen. Daarnaast zou gekeken kunnen worden naar een zinvolle dagbesteding waarbij mevrouw zich de moeite waard voelt en ze wat voor een ander kan betekenen. De leegte die mevrouw voelt en die haar huidige leven tekent zou zo kunnen verminderen.
Ook de reclassering heeft een adviesrapport opgesteld. Daarin geeft reclasseringswerker
H. Damen aan -zakelijk weergegeven-:
Betrokkene heeft geen diploma's en geen werk c.q. daginvulling. Zij heeft schulden en er is sprake van een forse alcoholverslaving en persoonlijkheidsproblematiek. Zij voelt zich regelmatig eenzaam en ongelukkig.(…) Er is sprake van borderline problematiek. Opvallend hierin is afhankelijk -, ontwijkend- en theatraal gedrag. Angst is leidend in het gedrag van betrokkene. De problematiek heeft zich reeds op jonge leeftijd ontwikkeld. Intensieve behandeling is wenselijk en nodig. Zowel wat betreft haar verslavingsproblematiek als haar persoonlijke problematiek.(…) Het is van belang dat betrokkene de hulpverlening bij de ambulante verslavingszorg voortzet en dat zij op korte termijn een gestructureerde daginvulling krijgt. Zowel het voortzetten van hulpverlening als het realiseren van een gestructureerde daginvulling zijn voorwaarden om de kans te beperken dat betrokkene in haar oude drinkpatroon vervalt. Een reclasseringstoezicht in (lees: is) geïndiceerd teneinde zicht te houden op het hulpverleningstraject.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met voorgaande overwegingen van de deskundige omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Gelet echter op het hiervoor vermelde is de rechtbank van oordeel dat ter voorkoming van recidive behandeling van verdachte meer geïndiceerd is dan een alsnog te ondergane onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank zal daarom – ook al acht zij in tegenstelling tot de officier van justitie het primair tenlastegelegde bewezen, de eis van de officier van justitie volgen.
Alles overwegende zal de rechtbank overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 330 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt het ondergaan van een ambulante behandeling en/of een meldingsplicht.
Het opleggen van een extra bijzondere voorwaarde, te weten een alcoholverbod als door de officier van justitie gevorderd, acht de rechtbank in ander verband dan het op te leggen reclasseringstoezicht niet uitvoerbaar en dus niet geïndiceerd.
6 Het beslag
Het in beslag genomen mes wordt verbeurd verklaard omdat met behulp van dat mes het bewezenverklaarde is begaan.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 330 dagen voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt het ondergaan van een ambulante behandeling en/of een meldingsplicht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen mes.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. M.E. Kramer en mr. R.P.J. Quaedackers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 juni 2010.
Buiten staat
Mr. R.P.J. Quaedackers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 6 november 2009 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken (in de slagader) in de linkerpols/linkerarm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 6 november 2009 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken (in de slagader) in de linkerpols/linkerarm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700628-09
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 18 juni 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 4 juni 2010 heeft zij afstand gedaan van haar recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat zij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. S. Selbach, advocaat te Maastricht.