ECLI:NL:RBMAA:2010:BN3658

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
140187 / HA ZA 09-554
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de juistheid van energieverbruik en betaling door gedaagde aan Essent Retail Energie B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht werd behandeld, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Essent Retail Energie B.V. en een gedaagde over de hoogte van de door gedaagde verschuldigde bedragen voor geleverde elektriciteit. De rechtbank stelde vast dat het door de meter geregistreerde verbruik normaal gesproken bepalend is voor de betalingsverplichtingen van de afnemer. Gedaagde betwistte echter de juistheid van de registratie van zijn energieverbruik, vooral na ontvangst van een jaarafrekening die hij als te hoog beschouwde. Essent had geen overtuigende argumenten of bewijs geleverd om de twijfels van gedaagde weg te nemen, en had zelfs gesuggereerd dat er sprake was van fraude, maar kwam hier later op terug.

De rechtbank oordeelde dat Essent, als professionele partij, had moeten onderzoeken of de meter correct functioneerde en de resultaten daarvan met gedaagde had moeten delen. Essent had in november 2007 de elektriciteitsmeter vervangen en had daarna een storing geconstateerd. De rechtbank hield het verweer van gedaagde voor juist en wees de vordering van Essent voor het grootste deel af, met uitzondering van een bedrag van € 157,00 dat gedaagde moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank veroordeelde Essent tot betaling van de proceskosten aan gedaagde, die in totaal op € 1.273,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 10 juli 2010 door rechter P.H.J. Frénay.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 21 juli 2010
Zaaknummer : 140187 / HA ZA 09-554
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ESSENT RETAIL ENERGIE B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. H. Post (Helmond);
tegen:
[Naam gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.M.F. Starmans (Heerlen).
Partijen zullen hierna respectievelijk Essent en [Gedaagde] genoemd worden.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure tot 8 juli 2009 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de navolgende processtukken:
- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord d.d. 8 januari 2010;
- de akte uitlating na comparitie zijdens Essent;
- de akte uitlating na comparitie zijdens [Gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3 In verband met een herverdeling van zaken wordt dit vonnis gewezen door een andere rechter dan de comparitierechter.
2. Het geschil
2.1 Essent vordert op grond van de door haar aan [Gedaagde] geleverde electriciteit, samengevat, dat de rechtbank, [Gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van de hoofdsom ten bedrage van
€ 5.439,18, alsmede de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 april 2009, de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van dit geding. Voormelde hoofdsom is (blijkens productie 1, gehecht aan de dagvaarding) opgebouwd uit de navolgende posten:
1. de eindafrekening d.d. 11 november 2008 ad € 741,40;
2. het voorschot over oktober 2008 ad € 458,00;
3. de jaarafrekening d.d. 8 oktober 2008 ad € 4.082,78;
4. het voorschot over mei 2008 ad € 157,00.
2.2 [Gedaagde] is, ondanks herhaalde schriftelijke en telefonische aanmaningen en na in gebreke te zijn gesteld, nalatig gebleven in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen en derhalve in verzuim. Essent heeft de leveringsovereenkomst voor electriciteit met ingang van 13 oktober 2008 ontbonden.
2.3 De vordering wordt door [Gedaagde] gemotiveerd weersproken.
3. De beoordeling
3.1. Partijen verschillen van mening over de hoogte van het door [Gedaagde] ter zake van de levering van nutsvoorzieningen aan Essent over de periode van 16 mei 2007 tot en met 11 november 2008 verschuldigde bedrag.
3.2. Essent stelt dat [Gedaagde], gelet op het verbruik over voormelde periode,
het onder 2.1 vermelde totaalbedrag van € 5.439,18 aan haar is verschuldigd.
3.3. Voormeld (electriciteits)verbruik is blijkens de door Essent in geding gebrachte specificaties als volgt samengesteld:
- verbruik gedurende de periode van 16 mei 2007 tot en met 12 november 2007 (hierna : periode (a) : 16.904 kWh (teller 2);
- verbruik gedurende de periode van 13 november 2007 tot en met 13 mei 2008 (hierna : periode (b) : 3.118 kWh (teller 1) en 1.336 kWh (teller 2);
- verbruik gedurende de periode van 14 mei 2008 tot en met 11 november 2008 (hierna : periode (c) : 3.101 kWh (teller 1) en 1.329 kWh (teller 2).
Het voorgaande levert gedurende de periodes (a) en (b), ofwel gedurende het verbruiksjaar 2007/2008, een totaalverbruik van 21.358 kWh op en gedurende periode (c) - een half jaar - een verbruik van in totaal 4.430 kWh.
3.4 [Gedaagde] betwist het door Essent gestelde verbruik gedurende voormelde periode en voert daartoe aan dat dit hoge verbruik, gelet op de gebruikshistorie in de voorgaande drie jaren van ongeveer 2.500 à 3.000 kWh per jaar, niet kan kloppen.
3.5 De rechtbank stelt als onweersproken het navolgende (door [Gedaagde] aangevoerde) vast.
In november 2007 is de electriciteitsmeter op het adres van [Gedaagde] vervangen door een digitale meter. In mei 2008 heeft een medewerker van Essent de meterstanden opgenomen. Tot dan toe betaalde [Gedaagde] € 157,00. Omdat [Gedaagde] vervolgens geen berichten meer van Essent ontving over de betaling van de voorschotten en ook aan [Gedaagde] geen voorschotten meer in rekening werden gebracht, heeft [Gedaagde] naar de reden daarvan telefonisch bij Essent geïnformeerd. Vervolgens zijn de facturen vanaf mei 2008 door [Gedaagde], op aanraden van Essent in afwachting van de jaarafrekening en het daaruit voortvloeiende nieuwe maandelijkse voorschotbedrag, niet door hem betaald. [Gedaagde] ontvangt vervolgens in september 2008 een brief van Essent, waarin zij aangeeft dat de electriciteitsmeter niet juist heeft gefunctioneerd, hetgeen tot een herberekening zal leiden. In oktober 2008 ontvangt [Gedaagde] een brief van Essent waarin deze haar excuses maakt voor het lange uitblijven van de jaarafrekening en daarbij aankondigt dat het nog te betalen bedrag € 3.477,53 bedraagt. Blijkens de op de daaropvolgende dag opgestelde jaarrekening blijkt dit bedrag echter niet te kloppen en dient - rekening houdend met het voorschot over oktober 2008 ad € 458,00 - een bedrag van € 4.540,78 te worden betaald. [Gedaagde] heeft na ontvangst van de jaarafrekening bij Essent over het in zijn ogen onjuist vastgestelde verbruik geklaagd, waarop Essent aangaf hierop terug te zullen komen, hetgeen vervolgens niet is gebeurd. De leveringsovereenkomst werd hierop plotseling met ingang van 13 oktober 2008 door Essent ontbonden en [Gedaagde] werd daardoor genoodzaakt een nieuwe energieleverancier te vinden. Het bij de nieuwe energieleverancier van [Gedaagde] geheven voorschotbedrag bedraagt blijkens het ter comparitie verhandelde
€ 169,00 en komt derhalve nagenoeg overeen met het tot juni 2008 door Essent in rekening gebrachte voorschotbedrag van € 157,00 en past eveneens bij het aan [Gedaagde] in rekening gebrachte verbruik over de jaren 2004 tot en met 2007. De rechtbank stelt ten slotte op grond van de specificaties van Essent over de verbruiksjaren 2004/2005, 2005/2006 en 2006/2007, alsmede de onder 3.3 beschreven specificaties, vast dat vanaf mei 2007 een enorme stijging in het (electriciteits)verbruik van [Gedaagde] heeft plaatsgevonden.
3.6 De rechtbank stelt voorop dat, in het kader van de tussen partijen bestaande overeenkomst, normaliter het door de meter geregistreerde verbruik bepalend is voor hetgeen de afnemer [Gedaagde] aan de leverancier Essent verschuldigd is, alsmede dat van de juistheid van de registratie door de meter moet worden uitgegaan. In deze zaak heeft [Gedaagde] – tegen de achtergrond van de vastgestelde feiten (3.5) - (direct) nadat hij via de jaarafrekening kennis droeg van het in zijn ogen hoge en de dus in zijn ogen onjuiste registratie van zijn energieverbruik - gemotiveerd betwist dat de registratie in het aan de orde zijnde tijdvak juist zou zijn. In essentie heeft Essent niets naar voren gebracht of ondernomen om de gerede twijfel bij [Gedaagde] weg te nemen. Kennelijk heeft Essent die twijfel zelf ook gehad, omdat zij tijdens de comparitie heeft geopperd dat er sprake was van fraude, waar zij vervolgens bij akte na comparitie op is teruggekomen. In het bijzonder had het op de weg van Essent als professionele partij (in relatie tot [Gedaagde]) gelegen om een onderzoek te laten instellen naar het functioneren van de meter en de resultaten daarvan met [Gedaagde] te delen in deze procedure. Daarvoor was temeer reden omdat in november 2007 door Essent de electriciteitsmeter was vervangen en er vervolgens door Essent geconstateerd werd dat er sprake was van een (tarief)storing (teller 1/teller 2) op het adres van [Gedaagde]. Bij gebreke aan een gemotiveerde reactie zijdens Essent zal de rechtbank het gemotiveerde verweer van [Gedaagde] voor juist houden en als vaststaand aannemen dat het door Essent gespecificeerde verbruik over de periodes (a), (b) en (c), en de daarvan afgeleide jaar- en eindafrekening (respectievelijk posten 3 en 1) alsmede het daarop gebaseerde hoge voorschot over oktober 2008 (post 2) onjuist zijn. De vordering wordt dan ook, voor zover deze de posten 1, 2 en 3 betreft, afgewezen.
3.7 De vordering komt, voor zover deze ziet op het voorschotbedrag ad € 157,00 over de maand mei 2008 - passend bij het historische verbruik van [Gedaagde] -, voor toewijzing in aanmerking, nu daartegen niet is opgekomen. De gevorderde wettelijke rente over dat bedrag zal vanaf 14 dagen na de dag der dagvaarding worden toegewezen.
3.8 De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, nu deze kosten in essentie zien op de gevorderde hoofdsom, die zoals uit het bovenstaande blijkt grotendeels zal worden afgewezen.
3.9 Essent dient als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit geding te dragen.
De kosten aan de zijde van [Gedaagde] worden begroot op :
- vast recht € 313,00;
- salaris advocaat € 960,00( 2,5 punten met een liquidatietarief van € 384,00);
Totaal : € 1.273,00.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1 veroordeelt [Gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Essent te betalen een bedrag van € 157,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4.2 veroordeelt Essent in de kosten van de procedure aan de zijde van [Gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op € 1.273,00, op de voet van het bepaalde in artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te voldoen aan de griffier van deze rechtbank;
4.3 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
cb