parketnummer: 03/700777-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 augustus 2010
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats/datum],
wonende te [adres].
Raadsman is mr. J.L.E. Marchal, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 17 april 2009, 4 mei 2010, 12 juli 2010 en 22 juli 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 16 december 2008 als verpleegkundige [slachtoffer] heeft verkracht, dan wel ontucht met [slachtoffer] heeft gepleegd, door een of meer vingers of een hard voorwerp in de vagina van die [slachtoffer] te duwen.
3 De voorvragen
De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is wegens vormverzuimen. De verdachte zou volgens de raadsman ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe tijdens de politieverhoren geen bijstand van een advocaat hebben gehad. Daarnaast is volgens de raadsman tijdens de politieverhoren ongeoorloofde druk op de verdachte uitgeoefend. Dit samen zou volgens de raadsman tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie moeten leiden.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Beide politieverhoren van de verdachte zijn, conform de richtlijnen die gelden voor het verhoren van een verdachte in een zedenzaak, op geluidsband opgenomen. Deze opnames maken deel uit van het dossier. De rechtbank heeft deze opnames van de verhoren van verdachte bij de beraadslaging integraal afgeluisterd. Een groot deel van het tweede verhoor van de verdachte is tevens op de terechtzitting van 22 juli 2010 afgeluisterd. De verklaring van verdachte tijdens dat tweede verhoor komt er op neer dat hij per ongeluk met zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] terecht is gekomen.
Bij het uitluisteren van de verhoren van de politie is de rechtbank niet gebleken dat er enige druk op verdachte wordt uitgeoefend tijdens deze verhoren. Evenmin is de rechtbank gebleken dat aan de verdachte toezeggingen of beloftes zijn gedaan, in de zin van dat hij naar huis zou mogen als hij zou bekennen, zoals door de verdediging is gesteld. Verdachte verklaart naar het oordeel van de rechtbank in beide verhoren vrij en ongedwongen. Van een “onintegere wijze van verhoren”, zoals door de raadsman bij herhaling is gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
De rechtbank acht evenmin aannemelijk dat de verdachte in de tijdspanne tussen de twee verhoren, die niet op geluidsband is opgenomen, onder druk is gezet, dan wel dat hem toen een bekennende verklaring is “voorgekauwd”, die de verdachte in het tweede verhoor heeft herhaald. Hiertoe wordt het volgende in aanmerking genomen. Tussen het eerste verhoor en het tweede verhoor van de verdachte zit slechts een periode van 24 minuten. Eén van de verhorende verbalisanten, [verbalisant], heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte na het eerste verhoor ‘spontaan’ begon te vertellen hoe het wel gegaan was en dat zij daarop een tweede verhoor is gestart. Op de geluidsband van het eerste verhoor is te horen dat de verdachte aan het einde van dit verhoor zelf nog doorpraat. Aan het begin van het tweede verhoor maakt de verdachte naar het oordeel van de rechtbank een ontspannen indruk, terwijl hij zijn verhaal dan, in tegenstelling tot het eerste verhoor waarin hij met name antwoordt op vragen, redelijk ‘spontaan’ vertelt. Gelet hierop acht de rechtbank geenszins aannemelijk dat de verdachte in de periode tussen de twee verhoren op enigerlei wijze onder de druk is gezet. Overigens wijst de rechtbank er nog op dat de tweede verklaring van de verdachte, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen ten aanzien van het ontbreken van rechtsbijstand, hoe dan ook van het bewijs zal worden uitgesloten.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte op 20 december 2008 om 10:45 uur buiten heterdaad is aangehouden. Vervolgens is verdachte om 11:34 uur voorgeleid aan de hulpofficier van justitie. Om 13:29 uur is verdachte voor de eerste keer gehoord. Dit verhoor is om 15:40 uur onderbroken. Verdachte is toen voorgeleid aan de hulpofficier van justitie die hem in verzekering heeft gesteld. Het verhoor is daarna hervat en afgesloten om
16.51 uur. Daarna is verdachte om 17:15 uur nogmaals gehoord, welk verhoor heeft geduurd tot 17.47 uur. Pas om 18:51 uur is een fax gestuurd naar de piketadvocaat, waarna verdachte, ondanks het feit dat hij vanaf het begin van de verhoren, meerdere keren om een raadsman heeft verzocht, pas op 21 december 2008 door een piketadvocaat is bezocht. Verdachte is na het bezoek van de piketadvocaat niet meer gehoord.
Gelet op het Salduz-arrest heeft verdachte recht om vóór aanvang van het eerste politieverhoor een advocaat te raadplegen. De verdachte dient uitdrukkelijk op dit recht te worden gewezen. De rechtbank stelt vast dat dit niet is geschied, terwijl verdachte meerdere keren uitdrukkelijk heeft gevraagd een raadsman te mogen consulteren. De vraag is welke consequenties hieraan dienen te worden verbonden.
De Hoge Raad heeft beslist dat een verzuim van de Salduz-criteria in beginsel leidt tot bewijsuitsluiting. De rechtbank ziet in het onderhavige geval geen reden om van dit beginsel af te wijken. Dat betekent dat de rechtbank de verhoren die door verdachte bij de politie zijn afgelegd, zal uitsluiten voor het bewijs.
Voor een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is naar het oordeel van de rechtbank geen plaats, nu niet is gebleken dat de verdachte doelbewust en met grove veronachtzaming van zijn belangen de bijstand van een raadsman is ontzegd. De rechtbank merkt daarbij op dat de onderhavige verhoren plaatsvonden in december 2008, op welk moment het zogenaamde Salduz-arrest nog niet bekend was en in ieder geval in de politiepraktijk nog niet was geïncorporeerd. Daarbij komt, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft geoordeeld, dat van ongeoorloofde druk op of oninteger verhoor van de verdachte geen sprake is geweest.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook geen andere omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde verkrachting, aangezien geen sprake is geweest van dwang. De subsidiair ten laste gelegde ontucht kan volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend worden bewezen. Er is sprake van handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische normen. Verdachte heeft immers zonder medische noodzaak en onverhoeds iets in de vagina van het slachtoffer gestopt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde.
Volgens de raadsman dienen de verklaringen van verdachte van het bewijs te worden uitgesloten waardoor het wettig en overtuigende bewijs ontbreekt. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat de bij aangeefster geconstateerde verwonding aan haar vagina een andere oorzaak heeft. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat aangeefster nog door andere verpleegkundigen is verzorgd, door artsen is behandeld en bovendien een blaaskatheter heeft gehad, waardoor een dergelijke verwonding ook kan zijn veroorzaakt. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat van zowel verkrachting als ontucht geen sprake kan zijn, omdat er geen sprake is van seksuele handelingen, maar van verpleegkundige handelingen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
In het Atriumziekenhuis op 16 december 2008
De rechtbank stelt vast dat de 85-jarige [slachtoffer] zich op 16 december 2008 in het Atriumziekenhuis te Heerlen bevond, waar zij vanwege hartklachten eerder was opgenomen. Op 16 december 2008 werkte verdachte op deze afdeling, maar [slachtoffer] was niet de hem toegewezen patiënt die dag. Zowel [slachtoffer] als de verdachte hebben verklaard dat [slachtoffer] die dag, tussen 11.30 uur en 12.00 uur, gebruik wilde maken van de po-stoel en dat zij toen verdachte, die net voorbij liep op de gang, heeft geroepen om haar te helpen. Verdachte heeft daarop de po-stoel voor [slachtoffer] klaargezet. Nadat ze gebruik had gemaakt van de po-stoel en zichzelf had afgeveegd, heeft verdachte [slachtoffer] willen onderzoeken op aambeien. Verdachte heeft [slachtoffer] gevraagd zich om te draaien en een beetje voorover te bukken.
Het ‘onderzoek’
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens dit ‘onderzoek’ met één hand de billen van [slachtoffer] enigszins uit elkaar hield en met de andere hand met een wc-papier of vochtig doekje [slachtoffer] heeft afgeveegd, beginnend bij de vagina, richting anus, in een doorlopende beweging. Op een gegeven moment zei [slachtoffer] “auw” toen hij haar afveegde, waarop verdachte zijn handeling meteen is gestopt. Verdachte ontkent ter zitting ten stelligste dat hij met zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] is geweest.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte bij het onderzoek iets in haar vagina heeft gestopt. Zij verklaart dat zij weliswaar niet kon zien wat er gebeurde, omdat zij met haar rug naar verdachte toestond, maar verklaart dat het net vingers waren die in haar vagina werden gestopt. Ook verklaart ze dat zij heel goed heeft gevoeld dát er iets in haar vagina werd gestopt. Zij verklaart dat verdachte haar daarbij flink pijn heeft gedaan. [slachtoffer] zegt verdachte daarop te hebben gesommeerd te stoppen, waarop verdachte ook stopte.
Letsel bij [slachtoffer]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij, nadat verdachte was gestopt, zag dat verdachte een doekje in zijn handen had waarop 2 bloedstrepen zaten. Toen [slachtoffer] daarna haar vagina zelf met een vochtig doekje schoon depte, zag zij dat ook daar bloed op zat. Ze verklaart dat ze in de namiddag het voorgevallene aan verpleegkundige [mevrouw A] verteld heeft, toen deze haar vroeg hoe het kon dat haar inlegkruisje volledig met bloed doordrenkt was. Zij verklaart dat [mevrouw A] haar toen heeft onderzocht en haar verteld heeft dat ze “wond was van binnen” en een scheurtje in de schaamlip had.
De verpleegkundige [mevrouw A] heeft verklaard dat zij op de middag van 16 december 2008 bij [slachtoffer] iets ouder bloed in het maandverband zag. Zij verklaart verder dat zij [slachtoffer], nadat zij gebruik had gemaakt van de po-stoel die middag, heeft afgeveegd met een zachte tissue. Zij zag daar toen vers bloed op. [mevrouw A] verklaart verder dat ze toen een onderzoek instelde naar het bloedverlies bij [slachtoffer] en een klein scheurtje in het onderste puntje van de vagina constateerde en dat [slachtoffer] haar daarop vertelde dat ze eerder die ochtend was onderzocht van onderen door de verpleger, die haar de po-stoel had gebracht. Van vorengenoemde bevindingen maakt [mevrouw A] aantekening in de medische status van [slachtoffer] van 16 december 2008 .
Uit de verklaringen van forensisch geneeskundige [T.W.] en forensisch arts [P.], die [slachtoffer] op 18 december 2008 hebben onderzocht, blijkt ter plaatse van de ingang van de vagina (op 18.00 uur) een bloedende splijtwond met een lengte van 1 cm en ter hoogte van dit wondje een bloeduitstorting met een stolsel. Daarnaast wordt aan de bovenzijde van de vagina-ingang (op 12.00 uur) een schaafwondje gezien met de doorsnede van een halve cm. Tenslotte wordt aan de binnenzijde van de linker schaamlip een rode kleuring gezien met een doorsnede van een kwart centimeter.
Deze bevindingen, verklaren genoemde geneeskundigen, passen goed bij letsel dat door mechanisch geweld is veroorzaakt en past vrijwel niet/ zeer waarschijnlijk niet, bij spontaan ontstaan letsel.
De door hen geraadpleegde arts-seksuoloog [C.] heeft aangegeven dat de kans op spontaan ontstaan van dergelijk letsel nihil is. Van het letsel zijn foto’s toegevoegd aan het dossier.
Zijn er mogelijk andere oorzaken voor het letsel?
De raadsman heeft aangevoerd dat niet valt uit te sluiten dat het letsel bij [slachtoffer] is veroorzaakt door een andere oorzaak dan door het afvegen door verdachte, dan wel dat dit letsel door anderen die [slachtoffer] hebben verzorgd, is veroorzaakt. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer] tijdens haar ziekenhuisopname een blaaskatheter heeft gehad en dat diverse verpleegkundigen en/of artsen haar vagina hebben onderzocht.
Ten aanzien van de blaaskatheter overweegt de rechtbank dat deze ná 16 december 2008 bij [slachtoffer] is aangebracht, terwijl op basis van de verklaring van [slachtoffer] en [mevrouw A] vast staat dat [slachtoffer] in ieder geval op 16 december 2008 ’s middags al bloedde aan haar vagina. Voor het feit dat het letsel niet meteen in zijn volle omvang vóór 18 december 2008 is geconstateerd, is naar het oordeel van de rechtbank een afdoende verklaring gegeven door forensisch arts [P.] bij de rechter-commissaris. Deze verklaart immers dat kort na geweld niet elk letsel zichtbaar hoeft te zijn. Sommige letsels verschijnen pas na 24 of zelfs na 48 uur. [P.] sluit verder niet uit dat dit mogelijk ook met de kwaliteit van het onderzoek dat is verricht te maken heeft. Enkel ten aanzien van het door de geneeskundigen aangetroffen schaafwondje, zegt hij dat niet kan worden uitgesloten, dat dit ontstaan is ná 17 december 2008.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel door het inbrengen van een blaaskatheter of enige ander medisch onderzoek ná 16 december 2008 is veroorzaakt, dan wel dat anderen op 16 december 2008 (een) vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] hebben geduwd en/ of het letsel bij haar hebben veroorzaakt.
Welke feiten acht de rechtbank bewezen?
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, gezien de tenlastelegging, van oordeel dat op grond van de verklaring van [slachtoffer], de verklaring van verpleegkundige [mevrouw A], de geconstateerde letsels bij [slachtoffer], de verklaringen van voornoemde forensisch geneeskundigen daaromtrent en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 16 december 2008 in Heerlen, als verpleegkundige werkzaam in het Atrium Ziekenhuis te Heelen, [slachtoffer] heeft gevraagd haar benen te spreiden teneinde een onderzoek te kunnen verrichten en daarbij op grove wijze een of twee vingers in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht.
Is het bewezen verklaarde verkrachting?
Ondanks het onverwachte karakter van de bewezen verklaarde gedraging is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat dit in dit geval onvoldoende is om van dwang te spreken, gezien de verdere context van het gebeuren. Immers niet is gebleken dat verdachte zich tijdens het ‘onderzoek’ van [slachtoffer] zo heeft gedragen dat er voor [slachtoffer] een bedreigende sfeer of situatie is ontstaan. [slachtoffer] heeft niet verklaard over dwang of een bedreigende sfeer. Integendeel, ze heeft verklaard dat ze verdachte nog bedankt heeft toen hij wegging.
De rechtbank zal, nu er geen sprake is van een bedreigende sfeer of situatie, verdachte reeds daarom vrijspreken van de onder primair tenlastegelegde verkrachting.
Is het bewezen verklaarde ontucht?
De vraag die de rechtbank vervolgens heeft te beantwoorden is of verdachte door één of meer vingers in de vagina van [slachtoffer] te brengen de opzet heeft gehad op het plegen van seksueel getinte handelingen. Immers voor een bewezenverklaring van ontucht - en overigens ook van verkrachting - is het noodzakelijk dat het brengen van de vinger(s) in de vagina is gebeurd met een seksuele strekking.
De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Het steken van een of meer vingers in de vagina van een ander is naar zijn aard en uiterlijke verschijningsvorm in beginsel een handeling met seksuele strekking. In het onderhavige geval, waarbij het gaat om een verpleegkundige die zijn vinger(s) in de vagina van een aan hem toevertrouwde patiënt steekt, is dat naar het oordeel van de rechtbank slechts anders wanneer er sprake is van een verpleegkundige of medische noodzaak om vingers in de vagina te brengen, danwel wanneer het brengen van de vingers in de vagina tijdens het uitvoeren van een medisch of verpleegkundig onderzoek per ongeluk gebeurt.
Geen medische of verpleegkundige noodzaak
De rechtbank is noch uit de verklaringen van de verdachte, noch anderszins uit het dossier of het verhandelde ter terechtzitting, gebleken van een verpleegkundige of medische noodzaak voor het steken van (een) vinger(s) in de vagina van [slachtoffer]. Dit is overigens ook niet gesteld door de verdediging.
Andere oorzaak voor het bewezen verklaarde?
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] heeft afgeveegd, omdat hij een veegje bloed zag op het toiletpapier waarmee [slachtoffer] haar eigen billen had afgeveegd nadat zij de po-stoel had gebruikt. Hij heeft bovendien consequent verklaard dat [slachtoffer] ontlasting had. De rechtbank stelt vast dat behalve verdachte niemand anders, en met name [slachtoffer] zelf niet, spreekt over ontlasting bij [slachtoffer] op 16 december 2008 rond het middaguur. Verdachte heeft ter zitting van 22 juli 2010 verklaard dat hij op 16 december 2008 door de drukte is vergeten om van het onderzoek melding te maken in de medische status dan wel het door te geven aan collega’s, maar dat hij nog wel aan [B[B.R.] heeft doorgegeven dat [slachtoffer] ontlasting had.
De rechtbank stelt vast dat op de medische status van [slachtoffer] van 16 december 2008, die kennelijk door [B.R.] is ingevuld, rond het middaguur “def” is genoteerd. Deze afkorting die in de verpleging wordt gebruikt, betekent defaecatie (ontlasting), zoals verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd. Het vorenstaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de verklaring van verdachte dat er op 16 december 2008 rond het middaguur sprake was van ontlasting bij [slachtoffer], geloofwaardig is. Om die reden heeft de rechtbank ook geen reden te twijfelen aan de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] heeft onderzocht omdat hij een veegje bloed zag op het toiletpapier en omdat hij, gezien dat bloed en de leeftijd van [slachtoffer], wilde onderzoeken of [slachtoffer] wellicht aambeien had. Dit ‘onderzoek’ was naar het oordeel van de rechtbank in dit geval een geoorloofde - en vanuit de optiek van de verdachte kennelijk ook noodzakelijke - verpleegkundige handeling.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het heel druk was op de bewuste dag. Ook [slachtoffer] heeft verklaard dat ze al een paar keer had gebeld en dat er niemand kwam omdat het druk was op dat moment. Uit de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte blijkt naar het oordeel van de rechtbank verder dat het hele gebeuren zich in een kort tijdsbestek van hooguit enkele minuten heeft afgespeeld.
Een ongeluk valt niet uit te sluiten
De rechtbank is gezien vorengaande overwegingen van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat verdachte, toen hij [slachtoffer] van voren naar achteren afveegde, vanwege de drukte op dat moment, te gehaast en te ruw te werk is gegaan, waardoor hij met zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] terecht is gekomen en waarbij hij letsel bij haar heeft veroorzaakt.
Nu uit de verklaringen van [slachtoffer] evenals uit het verhandelde ter terechtzitting geen enkele aanwijzing volgt voor een seksuele strekking van het handelen van verdachte, kan de rechtbank niet uitsluiten dat er sprake is geweest van een onbedoeld en ongewild gevolg van een op zichzelf geoorloofde verpleegkundige handeling.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat nu niet valt uit te sluiten dat de verdachte zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] heeft gestoken als gevolg van een ongeluk, het ontuchtig karakter van dit handelen niet kan worden bewezen.
Dat betekent dat de rechtbank, hoe vervelend het handelen van de verdachte ook geweest moet zijn voor [slachtoffer], niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het (primair en) subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
5 De benadeelde partij
De benadeelde par[slachtoffer]c[slachtoffer] (gemachtigde [gema[slachtoffer], [adres]) vordert een schadevergoeding van € 7.000,-, omdat zij fysiek letsel heeft opgelopen en met name psychische gevolgen heeft ondervonden door het handelen van de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat het handelen van verdachte onmiskenbaar grote impact op [slachtoffer] heeft gehad, wat ook blijkt uit haar slachtofferverklaring. Door haar hoge leeftijd, haar gezondheidssituatie en het feit dat zij zich in de voor haar vreemde omgeving van het ziekenhuis bevond, was zij extra kwetsbaar. Daarbij komt dat zij zich na het voorval heeft moeten onderwerpen aan de nodige onderzoeken en haar verhaal keer op keer heeft moeten vertellen.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte zowel van het primair als subsidiair ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij echter niet in haar vordering worden ontvangen.
6 Het beslag
Ten aanzien van de in beslag genomen zak met kledingstukken zal de rechtbank de teruggave aan [slachtoffer], [adres], gelasten.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde;
Beslag
- gelast de teruggave van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven plastic zak met meerdere kledingstukken (voorwerpnummer D3RECREC-2008169215 aan [slachtoffer], [adres];
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer] (gemachtigde [gemachtigde], [adres]), niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en mr.
J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Koonen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 augustus 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 december 2008 in de gemeente Heerlen door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) A.C [slachtoffer] (geboren op 2-12-1923) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte een of meer vingers en/of een (hard) voorwerp in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte uit hoofde van zijn, verdachtes, beroep als verpleegkundige die [slachtoffer] heeft gevraagd zich te bukken en/of de benen te spreiden (teneinde een onderzoek te kunnen verrichten van medische aard), zonder medische noodzaak, en/of (vervolgens), onverhoeds, op grove wijze een of meer van zijn, verdachtes, vingers en/of een (hard) voorwerp in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 16 december 2008 in de gemeente Heerlen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn, als verpleegkundige werkzaam in de gezondheidszorg in het Atrium Ziekenhuis te Heerlen, hulp en/of zorg toevertrouwde A.C. [slachtoffer] (geboren op 2-12-1923), immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] gevraagd zich te bukken en/of de benen te spreiden (teneinde een onderzoek te kunnen verrichten van medische aard), zonder medische noodzaak, en/of (vervolgens), onverhoeds, op grove wijze een of meer van zijn, verdachtes, vingers en/of (hard) een voorwerp in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht, in elk geval die vagina van die [slachtoffer] heeft betast.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700777-08
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 5 augustus 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats/datum],
wonende te [adres].
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. J.L.E. Marchal, advocaat te Maastricht.